ECLI:NL:RBMNE:2020:1597
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vergoeding van proceskosten na gewijzigde beslissing in bezwaar
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 10 april 2020, gaat het om een verzoek van de eiser om vergoeding van proceskosten na een gewijzigde beslissing in bezwaar. De eiser, vertegenwoordigd door mr. A.L.J. Blok, had eerder beroep aangetekend tegen een besluit van verweerder, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, die werd vertegenwoordigd door M. van Mourik. Op 20 september 2018 had verweerder een besluit genomen waartegen de eiser in beroep ging. Vervolgens heeft verweerder op 13 januari 2020 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij het bezwaar tegen de beslissing van 20 februari 2018 alsnog gegrond werd verklaard. Na deze wijziging trok de eiser het beroep in en vroeg om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank oordeelde op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting. De rechtbank kan op grond van artikel 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen. Verweerder had geen bezwaar tegen de vergoeding van de proceskosten. De rechtbank stelde de proceskosten vast op € 1.050,-, bestaande uit 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een wegingsfactor van 1. Aangezien aan de eiser een toevoeging was verleend, diende verweerder de proceskostenvergoeding aan de rechtsbijstandverlener te betalen. Daarnaast was verweerder verplicht het door de eiser betaalde griffierecht van € 46,- te vergoeden, zoals bepaald in artikel 8:41, zevende lid van de Awb.
De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van € 1.050,-. Deze uitspraak is gedaan door rechter E.M. van der Linde, in aanwezigheid van griffier mr. T. van Ekris. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is. De griffier was verhinderd de uitspraak te ondertekenen. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak, binnen 6 weken na verzending.