Uitspraak
tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 april 2020 in de zaak tussen
[eiseres] N.V., te [vestigingsplaats] , eiseres
[naam derde-partij], te [woonplaats] , werkneemster.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 16 april 2020, wordt de zaak behandeld van een werkneemster die een WIA-uitkering heeft aangevraagd na een periode van ziekte. De werkneemster had een arbeidsovereenkomst voor 38 uur per week, maar had in bepaalde maanden verlofuren aangekocht, waardoor zij minder uren werkte. De arbeidsdeskundige van het Uwv heeft bij de beoordeling van haar arbeidsongeschiktheid de maanden waarin zij minder uren werkte, betrokken bij de vaststelling van de maatgevende urenomvang. De rechtbank oordeelt dat de arbeidsdeskundige ten onrechte deze maanden heeft meegenomen, omdat de gewerkte urenomvang in die maanden niet maatgevend was. De rechtbank stelt vast dat de werkneemster in de maanden november 2016 en mei 2017 minder uren heeft gewerkt en dat deze maanden buiten beschouwing moeten worden gelaten bij de vaststelling van de maatgevende urenomvang. Hierdoor moet de maatgevende urenomvang worden vastgesteld op 38,07 uur per week, wat invloed heeft op de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid. De rechtbank geeft het Uwv de gelegenheid om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen en stelt een termijn van tien weken in.