Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 maart 2020 in de zaak tussen
[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres
Inleiding
Waar gaat het in deze zaak over
Beoordeling van het geschil
(bedoeld zal zijn 29 augustus 2019)inzichtelijk en overtuigend toegelicht waarom hij eiseres niet meer beperkt heeft geacht dan uit de FML volgt. Uit de informatie van 21 maart 2019 van GZ-psycholoog [D] van [organisatie 2] blijkt dat de duizeligheidsklachten als gevolg van de ophoging van de medicatie na een paar weken echt waren verminderd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep refereert aan het rapport van de verzekeringsarts van 22 oktober 2018, waarin is toegelicht dat bij deze medicatie autorijden in de eerste week wordt ontraden en dat ook bij het aannemen van een beperking op verhoogd persoonlijk risico in verband met duizeligheidsklachten er voldoende geschikte functies resteren. De verzekeringsarts heeft over dit aspect overleg gehad met de arbeidsdeskundige.
per exclusionemis en feitelijk niet gesteld kan worden als er al andere diagnosen zijn gesteld, zoals hier, die mede de vermoeidheidsklachten kunnen verklaren. De informatie van [B] ziet niet op de datum in geding, maar ook als dat wel het geval was zou dit voor de conclusie geen verschil maken, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank kan deze toelichting volgen. Eiseres wordt niet gevolgd in haar stelling dat de bevindingen van de specialisten [B] en [C] leidend moeten zijn bij de beoordeling van de belastbaarheid. Het is juist de specifieke deskundigheid van een verzekeringsarts om op basis van medisch objectiveerbare klachten beperkingen vast te stellen.