ECLI:NL:RBMNE:2020:1564

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 maart 2020
Publicatiedatum
21 april 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 4292
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van Ziektewet-uitkering na Eerstejaars Ziektewet-beoordeling

In deze zaak heeft eiseres, die zich per 11 september 2016 ziek meldde na een ongeval, beroep ingesteld tegen de weigering van haar Ziektewet (ZW)-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De uitkering werd per 16 februari 2018 beëindigd omdat eiseres meer dan 65% van haar maatmanloon kon verdienen. Na een nieuwe ziekmelding op 2 augustus 2018, heeft de verzekeringsarts van het Uwv haar arbeidsbeperkingen beoordeeld en vastgesteld dat zij ondanks deze beperkingen in staat was om een van de geselecteerde functies te vervullen. Bij besluit van 1 mei 2019 weigerde het Uwv de ZW-uitkering met ingang van 2 augustus 2018. Eiseres maakte bezwaar, maar dit werd ongegrond verklaard. Eiseres stelde beroep in, waarbij zij aanvoerde dat de verzekeringsarts te weinig beperkingen had aangenomen. De rechtbank oordeelde dat de medische beoordeling door de verzekeringsarts zorgvuldig was en voldeed aan de eisen. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om een deskundige te benoemen en dat de weigering van de uitkering terecht was. Het beroep werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/4292

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 maart 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: J.E. Eshuis),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: S.N. Westmaas).

Inleiding

1.1
Eiseres heeft zich per 11 september 2016 na een ongeval ziek gemeld voor haar werk als beveiliger. In het kader van een zogeheten Eerstejaars Ziektewet-beoordeling (EZWb) heeft verweerder de uitkering van eiseres op grond van de Ziektewet (ZW) met ingang van 16 februari 2018 beëindigd omdat zij meer dan 65 % van haar maatmanloon kon verdienen. Aan eiseres is vervolgens een Werkloosheidsuitkering toegekend met ingang van de laatstgenoemde datum. Per 2 augustus 2018 heeft eiseres zich weer ziek gemeld.
1.2
Naar aanleiding van deze ziekmelding heeft de verzekeringsarts van het Uwv beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiseres op 2 augustus 2018 zijn. Deze arbeidsbeperkingen zijn opgenomen in een Functionele mogelijkhedenlijst (FML).
Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het Uwv vastgesteld dat eiseres, ondanks haar beperkingen, tenminste een van de functies kan verrichten die in het kader van de EWZb zijn geselecteerd. Bij besluit van 1 mei 2019 heeft verweerder aan eiseres met ingang van 2 augustus 2018 een ZW-uitkering geweigerd.
1.3
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. De verzekeringsarts bezwaar en beroep vindt dat er geen medische argumenten zijn om af te wijken van het oordeel van de verzekeringsarts. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep komt tot hetzelfde oordeel als de eerste arbeidsdeskundige. Bij besluit van 24 september 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
1.4
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.5
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 februari 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en haar echtgenoot [A] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Waar gaat het in deze zaak over

2. Volgens verweerder is eiseres op 2 augustus 2018 in staat om een van de functies te verrichten die de arbeidsdeskundige in het kader van de EZWb heeft geselecteerd. Zij heeft daarom geen recht op een ZW-uitkering. Eiseres is het hier niet mee eens en vindt dat verweerder te weinig beperkingen heeft aangenomen. Aan de hand van de beroepsgronden van eiseres moet de rechtbank beoordelen of verweerders conclusie dat eiseres geen recht heeft op een ZW-uitkering juist is. Daarbij gaat het om de medische toestand van eiseres op 2 augustus 2018.

Beoordeling van het geschil

3. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat verweerder besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel:
- op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- geen tegenstrijdigheden bevatten, en;
- voldoende begrijpelijk zijn.
De rapporten en besluiten zijn in beroep aanvechtbaar. Daarvoor moet de eisende partij dan wel aanvoeren (en zo nodig aannemelijk maken) dat de medische rapporten niet aan de genoemde voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Niet-medisch geschoolden kunnen aannemelijk maken dat niet aan de voorwaarden wordt voldaan. Om voldoende aannemelijk te maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk.
4. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de medische beoordeling niet aan de voorwaarden voldoet. De verzekeringsarts heeft eiseres op het spreekuur van 18 oktober 2018 gezien en medisch onderzoek verricht. Zij heeft aanvullende informatie opgevraagd bij de behandelend psychiater. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft alle beschikbare medische informatie van de behandelend sector meegewogen, waaronder ook de medische informatie die naar aanleiding van eerdere ziekmeldingen is verkregen. In zijn rapport heeft hij eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden beargumenteerd hoe zijn beoordeling tot stand is gekomen.
5. Eiseres vindt dat verweerder haar belastbaarheid niet juist heeft vastgesteld. In 2017 heeft een neuroloog bij haar de diagnose PCS gesteld. Zij heeft alle daarbij behorende restverschijnselen, zoals vermoeidheid, snelle overprikkeldheid, concentratieverlies en vergeetachtigheid. Omdat zij overspannen raakte heeft zij daarvoor behandeling gezocht. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst eiseres naar de brieven van 12 april 2019 en 5 juni 2019 van [B] onderscheidenlijk [C] van [organisatie 1] , waaruit blijkt dat onder andere de diagnose CVS/ME is gesteld. Volgens eiseres had de verzekeringsarts bezwaar en beroep in deze medische gegevens aanleiding moeten zien veel meer beperkingen aan te nemen. Deze artsen zijn specialist op het gebied van CVS in tegenstelling tot de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
6. De rechtbank ziet in wat eiseres aanvoert geen aanleiding voor het oordeel dat de medische beoordeling onjuist is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 29 augustus 2018
(bedoeld zal zijn 29 augustus 2019)inzichtelijk en overtuigend toegelicht waarom hij eiseres niet meer beperkt heeft geacht dan uit de FML volgt. Uit de informatie van 21 maart 2019 van GZ-psycholoog [D] van [organisatie 2] blijkt dat de duizeligheidsklachten als gevolg van de ophoging van de medicatie na een paar weken echt waren verminderd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep refereert aan het rapport van de verzekeringsarts van 22 oktober 2018, waarin is toegelicht dat bij deze medicatie autorijden in de eerste week wordt ontraden en dat ook bij het aannemen van een beperking op verhoogd persoonlijk risico in verband met duizeligheidsklachten er voldoende geschikte functies resteren. De verzekeringsarts heeft over dit aspect overleg gehad met de arbeidsdeskundige.
De informatie van [B] van 12 april 2019 was al bekend uit een eerdere procedure en is betrokken in de heroverweging. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft daarover toegelicht dat de aard van de problematiek op zich genoegzaam duidelijk is en dat een andere medische sticker door [B] helemaal niets zegt. Het maakt de objectieve bevindingen en aangegeven klachten niet anders. Hij merkt verder op dat CVS een diagnose
per exclusionemis en feitelijk niet gesteld kan worden als er al andere diagnosen zijn gesteld, zoals hier, die mede de vermoeidheidsklachten kunnen verklaren. De informatie van [B] ziet niet op de datum in geding, maar ook als dat wel het geval was zou dit voor de conclusie geen verschil maken, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank kan deze toelichting volgen. Eiseres wordt niet gevolgd in haar stelling dat de bevindingen van de specialisten [B] en [C] leidend moeten zijn bij de beoordeling van de belastbaarheid. Het is juist de specifieke deskundigheid van een verzekeringsarts om op basis van medisch objectiveerbare klachten beperkingen vast te stellen.
7. Nu de rechtbank geen twijfel heeft over de juistheid van de medische beoordeling ziet zij geen aanleiding voor het benoemen van een deskundige, zoals eiseres ter zitting heeft verzocht.
8. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 5 september 2019 inzichtelijk toegelicht dat de in het kader van de EZWb geselecteerde functies ook met het aannemen van een extra beperking ten aanzien van persoonlijk risico geschikt zijn voor eiseres.
9. De rechtbank concludeert dat verweerder de uitkering van eiseres terecht heeft geweigerd per 2 augustus 2018.
10. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van
mr. G.M.T.M. Sips, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
(de rechter is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen)
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.