15.2De voorzieningenrechter volgt verzoekers ook niet in hun stelling dat verweerder een te beperkte invulling geeft aan het op grond van de planregels toegestane gebruik. Uit de toelichting van het [verzoeker 2] op de zitting volgt dat het gebruik van het recreatiepark niet zuiver recreatief is. Het door het [verzoeker 2] beschreven gebruik komt bovendien overeen met de constateringen die verweerder in zijn controlerapporten heeft vastgelegd. De voorzieningenrechter is met verweerder van oordeel dat het huidige gebruik niet gelijk te stellen is met recreatief verblijf. De arbeidsmigranten die in het recreatiepark verblijven gebruiken de recreatiewoningen als normale woning, van waaruit ze naar hun werk gaan en ’s avonds weer thuis komen. Verweerder heeft op de zitting toegelicht dat hij onder de geldende bestemming geen enkel ander gebruik dan recreatief gebruik toestaat. Het is daarom ook niet van belang of het feitelijke gebruik te karakteriseren is als ‘zakelijk toerisme’, ‘short stay’ of ‘verblijf door arbeidsmigranten’.
16. Gelet op het voorgaande heeft verweerder naar het oordeel van de voorzieningenrechter terecht vastgesteld dat sprake is van een overtreding.
Is verzoeker [verzoeker 1] ook overtreder?
17. Verzoeker [verzoeker 1] voert aan dat verweerder hem ten onrechte als overtreder heeft aangemerkt. Volgens [verzoeker 1] is hij eigenaar van de grond, maar heeft hij geen zeggenschap over de bedrijfsvoering van het [verzoeker 2] . Hij heeft het niet in zijn macht om de overtreding te beëindigen. Het ligt daarom voor de hand om het [verzoeker 2] als overtreder aan te merken. Nu verweerder [verzoeker 1] als overtreder heeft aangemerkt is hij ten onrechte niet betrokken bij het traject dat is voorafgegaan aan het primaire besluit. Volgens [verzoeker 1] is hij door verweerder ten onrechte niet tijdig over het voornemen tot handhaving geïnformeerd.
18. De voorzieningenrechter volgt verzoeker [verzoeker 1] daarin niet. Uit vaste rechtspraak van de ABRvS volgt dat een eigenaar in beginsel als overtreder kan worden aangemerkt.Als de eigenaar stelt dat hij geen overtreder is, dan dient hij daartoe aannemelijk te maken dat hij niet wist en ook niet kon weten dat het perceel in strijd met het bestemmingsplan werd gebruikt. Verzoeker [verzoeker 1] heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij niet op de hoogte was van het strijdig gebruik van het verblijfsrecreatieterrein. Dat [verzoeker 1] als eigenaar van het perceel onvoldoende is betrokken bij het voornemen tot handhaving van verweerder volgt de voorzieningenrechter evenmin. Het voornemen tot handhaving van verweerder van 7 juni 2018 is gericht aan [verzoeker 1] . De stelling van [verzoeker 1] dat het voor de hand ligt om het [verzoeker 2] als overtreder aan te merken, leidt ook niet tot de conclusie dat [verzoeker 1] ten onrechte als overtreder is aangemerkt. Verweerder heeft beleidsvrijheid ten aanzien van de beslissing wie als overtreder wordt aangemerkt. Deze beslissing wordt door de voorzieningenrechter uitsluitend terughoudend getoetst. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen heeft verweerder naar het oordeel van de voorzieningenrechter in redelijkheid kunnen komen tot de beslissing om [verzoeker 1] als overtreder aan te schrijven.
De beginselplicht tot handhaving
19. Nu er naar oordeel van de voorzieningenrechter sprake is van een overtreding en verzoeker [verzoeker 1] ook als overtreder kan worden aangemerkt, was verweerder bevoegd om handhavend op te treden. Dit volgt ook uit de beginselplicht tot handhaving die voor verweerder geldt. Van handhavend optreden kan worden afgezien wanneer er sprake is van concreet zicht op legalisatie of als handhavend optreden onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen. Tussen partijen is niet in geschil dat geen sprake is van concreet zicht op legalisatie. Daarbij speelt een rol dat verweerder de door verzoekers voorgestelde bestemmingsplanwijziging heeft afgewezen.
Is handhaving onevenredig?
20. Verzoekers hebben tot slot nog aangevoerd dat handhaving in dit geval onevenredig is in verhouding tot de te dienen belangen. Volgens verzoekers is het gebruik van een recreatiepark voor verschillende verblijfsvormen zoals ‘short stay’, ‘zakelijk toerisme’ en ‘gebruik door arbeidsmigranten’ in het licht van de maatschappelijke ontwikkelingen aanvaardbaar.
21. De voorzieningenrechter overweegt dat verweerder zowel in zijn besluitvorming, als ook op de zitting ondubbelzinnig heeft toegelicht dat hij op de gebieden die binnen zijn gemeente zijn aangewezen voor recreatie geen enkele andere vorm van gebruik wil toestaan. Verweerder heeft verder toegelicht dat hij het strijdig gebruik van recreatieparken nooit heeft gedoogd en dat hij inmiddels op meerdere parken handhavend optreedt. Met deze toelichting heeft verweerder naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende gemotiveerd toegelicht dat handhaving in dit geval evenredig is. Verzoekers hebben bovendien niet gemotiveerd waarom de handhaving voor hen onevenredige gevolgen heeft – anders dan financieel nadeel – in verhouding tot de te dienen belangen. Uit de belangenafweging heeft verweerder dan ook kunnen concluderen dat handhaving in dit geval evenredig is.