ECLI:NL:RBMNE:2020:1548

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 februari 2020
Publicatiedatum
20 april 2020
Zaaknummer
16/203805-19, 16/142150-19, 16/174257-19, 16/187531-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere diefstallen met geweld in Almere

Op 18 februari 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Lelystad uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan vijf diefstallen en één diefstal met geweld. De verdachte, geboren in 1983 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zwolle, heeft op verschillende data in 2019 goederen gestolen van diverse winkels in Almere, waaronder Jumbo, Daily Style en Kruidvat. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 23 augustus 2019 geweld heeft gebruikt tegen twee slachtoffers tijdens een diefstal bij Jumbo, waarbij zij hen heeft geslagen en gebeten. De verdachte heeft de feiten bekend en de rechtbank heeft de tenlastelegging als wettig en overtuigend bewezen verklaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een verbod op contact met bepaalde personen en de verplichting tot behandeling voor haar verslavingsproblematiek. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk is gesteld voor de schade die zij heeft veroorzaakt. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/203805-19, 16/142150-19; 16/174257-19; 16/187531-19 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 18 februari 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1983] [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres]
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zwolle.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 februari 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R.J.J.S. Visser en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. A.T. van Vulpen, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 16/203805-19:
1.
op 23 augustus 2019 in Almere goederen heeft gestolen van de Jumbo, terwijl zij daarbij geweld heeft toegepast tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , dan wel heeft gedreigd met geweld tegen hen;
2.
op 13 september 2019 in Almere goederen heeft gestolen van de Daily Style Almere;
parketnummer 16/142150-19
op 13 juni 2019 in Almere goederen heeft gestolen van het Kruidvat;
parketnummer 16/174257-19
1.
op 19 juli 2019 in Almere goederen heeft gestolen van de Etos;
2.
op 19 juli 2019 in Almere goederen heeft gestolen van het Kruidvat;
parketnummer 16/187531-19
op 5 augustus 2019 in Almere goederen heeft gestolen van de Jumbo.
De rechtbank nummert de bij de dagvaardingen met parketnummers 16/203805-19, 16/142150-19, 16/174257-19 en 16/187531-19 ten laste gelegde feiten respectievelijk als de feiten 1 en 2, feit 3, feiten 4 en 5, en feit 6.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de bewezenverklaring van alle feiten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewezenverklaring 1.
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend en de raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • een in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 23 augustus 2019, genummerd PL0900-2019252463-1, opgemaakt door [verbalisant 1] , aspirant van politie Eenheid Midden-Nederland, houdende de verklaring van [slachtoffer 2] (pagina’s 01 en 02);
  • een in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 23 augustus 2019, genummerd PL0900-2019252495-1, opgemaakt door [verbalisant 2] , hoofdagent van politie Eenheid Midden-Nederland, houdende de verklaring van [slachtoffer 1] (pagina’s 07 en 08);
  • de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer op 4 februari 2020.
Bewezenverklaring 2.
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend en de raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, te weten een aangifteformulier winkeldiefstal van Daily Style, te Almere, ondertekend op 13 september 2019 (pagina 005 van proces-verbaalnummer PL0900-2019274950);
  • de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer op 4 februari 2020.
Bewezenverklaring 3.
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend en de raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, te weten een aangifteformulier winkeldiefstal van Kruidvat, te Almere, ondertekend op 13 juni 2019 (pagina 004 van proces-verbaalnummer PL0900-2019173370);
  • de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer op 4 februari 2020.
Bewezenverklaring 4.
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend en de raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • een in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal 19 juli 2019, genummerd PL0900-2019215533-1, opgemaakt door [verbalisant 2] , hoofdagent van politie Eenheid Midden-Nederland, houdende de verklaring van [aangever] namens Etos (pagina’s 1005 en 1006);
  • de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer op 4 februari 2020.
Bewezenverklaring 5.
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend en de raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, te weten een aangifteformulier winkeldiefstal van Kruidvat, te Almere, ondertekend op 19 juli 2019 (pagina 3000 van PL0900-2019224067);
  • de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer op 4 februari 2020.
Bewezenverklaring 6.
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend en de raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, te weten een aangifteformulier winkeldiefstal van Jumbo Supermarkten B.V., te Veghel, ondertekend op 5 augustus 2019 (pagina’s 3 tot en met 5);
  • de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer op 4 februari 2020.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 23 augustus 2019 te Almere kip en aardappels en een smoothie, die toebehoorden aan Jumbo, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld tegen [slachtoffer 1] en
[slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer 1] (met gebalde vuist) (met kracht) in haar gezicht te stompen en die [slachtoffer 2] (met kracht) in zijn pols/arm/hand te bijten;
2.
op 13 september 2019 te Almere 6 potten Nivea gezichtscrème die toebehoorden aan Daily Style Almere, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
op 13 juni 2019 te Almere een aantal verzorgingsproducten (Zwitsal), die toebehoorden aan winkelbedrijf het Kruidvat, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
op 19 juli 2019 te Almere, meerdere producten van het merk Zwitsal, die toebehoorden aan de Etos (vestiging: [adres] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5.
op 19 juli 2019 te Almere, diverse goederen waaronder meerdere producten van het merk Zwitsal, meerdere wasmiddelen, een puzzel, een schrift, nagellak en meerdere verpakkingen tandpasta, die toebehoorden aan de Kruidvat (vestiging: [adres] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
6.
op 5 augustus 2019 te Almere melk, een watermeloen, kipdrumsticks, nectarine, blikjes Red Bull en rode peper, die toebehoorden aan de Jumbo BV (van een filiaal gelegen aan het [adres] aldaar), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 tot en met 6 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
1:
diefstal, vergezeld/gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Over verdachte is een pro Justitia rapportage, gedateerd 24 oktober 2019, opgemaakt door drs. W. Groen, GZ-psycholoog.
De rechtbank is gelet op de conclusies van de deskundige van oordeel dat het hiervoor bewezen verklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid geheel uitsluit.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 7 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden zoals opgenomen in het reclasseringsadvies van GGZ Reclassering Inforsa Utrecht van 10 januari 2020. Daarnaast vordert de officier van justitie als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [A] en zich daarnaast ook niet zal bevinden binnen een straal van 100 meter van de [adres] , [woonplaats] , zijnde de woning van [A] .
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat, gelet op het rapport van psycholoog Groen, de feiten verminderd aan verdachte kunnen worden toegerekend. Daarnaast dient in de strafmaat te worden meegewogen dat het geweld bij de burgeraanhouding verder is gegaan dan noodzakelijk was en een diepe indruk op verdachte heeft gemaakt. De raadsvrouw pleit dan ook voor een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke deel de duur van het voorarrest niet overstijgt, met een voorwaardelijk deel waaraan de voorwaarden worden gekoppeld zoals die door de reclassering worden geadviseerd, met uitzondering van de voorwaarde dat verdachte zich laat opnemen in een zorginstelling voor de minimale periode van één jaar. De raadsvrouw acht een opname in een zorginstelling voor een periode van minimaal één jaar disproportioneel. De raadsvrouw bepleit als bijzondere voorwaarde een ambulante behandeling op te leggen, met mogelijkheid tot korte klinische opname.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zes winkeldiefstallen, waarvan er één gepaard is gegaan met geweld. Verdachte heeft bij de betreffende winkels schade en overlast veroorzaakt en telkens haar belang om crack te gebruiken gesteld boven het belang van anderen. Daarnaast heeft zij door het gebruik van geweld, dat bestond uit het stompen van een medewerker en het bijten van een andere medewerker van de Jumbo, inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het winkelpersoneel.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 2 januari 2020 betreffende verdachte. Daaruit blijkt dat zij eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank houdt rekening met de inhoud van de navolgende rapporten:
- een pro Justitia psychologisch onderzoek van 24 oktober 2019, opgemaakt door
drs. W. Groen, GZ-psycholoog;
- een reclasseringsadvies van 10 januari 2020, opgemaakt door L. Hoogland, reclasseringswerker bij GGZ Reclassering Inforsa Utrecht.
Uit het psychologisch onderzoek volgt dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis, namelijk een schizoaffectieve stoornis van het bipolaire type. Ook is er sprake van een licht verstandelijke beperking en een stoornis in cocaïnegebruik (ernstig).
Ook ten tijde van het tenlastegelegde was hier sprake van, dit beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde;
Vanuit haar verstandelijke beperking zijn de probleemoplossende vaardigheden van verdachte beperkt en lopen in stressvolle situaties de spanningen snel op. Verdachte is niet goed in staat om consequenties van haar handelen voor zichzelf of voor de ander goed te overzien en de impulscontrole is beperkt. De beperkte probleemoplossende vaardigheden, gebrekkige emotieregulatiemechanismen en gebrekkige impulscontrole voortkomend uit de licht verstandelijke beperking hebben enigszins doorgewerkt in de gedragskeuzes van verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde. De psycholoog adviseert om de feiten (indien bewezen geacht) verminderd aan verdachte toe te rekenen.
Om de kans op recidive te verlagen is een klinische behandeling nodig. Binnen de behandeling is het van belang dat de verslavingsproblematiek behandeld wordt en dat verdachte meer inzicht krijgt in de consequenties van haar middelengebruik. Daarnaast is het van belang dat verdachte goed ingesteld blijft op medicatie voor de schizoaffectieve stoornis. Het is van belang dat de klinische behandeling plaatsvindt in een setting waar men gespecialiseerd is in LVB-problematiek. Vanuit de klinische behandeling zou op termijn gezocht kunnen worden naar een beschermde woonvorm waar adequate begeleiding aanwezig is voor de complexe problematiek van verdachte. Een zorgvuldig natraject met een reclasseringstoezicht is hierbij van belang (ook om terugval in middelengebruik te kunnen blijven monitoren).
Uit het reclasseringsadvies volgt dat verdachte zich beweegt in een negatief sociaal netwerk, waarbij zij veelal winkeldiefstallen pleegt om in haar middelengebruik te kunnen voorzien. De reclassering heeft verdachte aangemeld bij IFZ (indicatiestelling Forensische zorg). Zij zien behandelingsmogelijkheden voor verdachte bij Wier+ in Den Dolder. Op dit moment is het nog niet duidelijk wanneer ze daar terecht kan, wel is het zeker dat op korte termijn de klinische behandeling gestart kan worden. Om de behandeling van verdachte bij Wier+ te kunnen laten starten zodra er plek voor haar is, adviseert de reclassering om bij een veroordeling het vonnis dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De straf
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. De rechtbank zal verdachte een gevangenisstraf opleggen van zes maanden, waarvan de helft voorwaardelijk. Het doel van de voorwaardelijke gevangenisstraf is verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Om dit te bereiken vindt de rechtbank het noodzakelijk dat verdachte voor een lange periode intensief zal worden behandeld in een klinische setting, in haar geval Wier+ in Den Dolder. Uit de stukken en de toelichting van de reclasseringswerker ter zitting blijkt dat bij een opname bij Wier+ een minimale behandelperiode van een jaar zal gelden. Ook wordt uit de rapportage van de psycholoog en het advies van de reclassering zonder meer duidelijk dat een intensieve en langdurige opname de enige manier is waarbinnen de ingewikkelde problematiek van verdachte op een goede manier kan worden behandeld. De rechtbank zal daarom, naast de geldende algemene voorwaarden, de bijzondere voorwaarden opleggen zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd in haar rapportage van 10 januari 2020 en zoals hieronder vermeld. Daarnaast zal de rechtbank als aanvullende bijzondere voorwaarden opleggen dat verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [A] en zich ook niet zal bevinden binnen een straal van 100 meter van zijn woning op de [adres] , [woonplaats] .
De rechtbank zal verder bevelen dat de hiervoor genoemde bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn. Verdachte was ten tijde van het ten laste gelegde verslaafd aan crack en is hierdoor onberekenbaar, met name op het moment dat zij zich in het nauw gedreven voelt. Doordat de verslaving op dit moment nog voortduurt, dient ernstig rekening te worden gehouden met de omstandigheid dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of van meerdere personen.

9.BENADEELDE PARTIJ [slachtoffer 2]

heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 317,21. Dit bedrag bestaat uit € 148,69 materiële schade en € 168,52 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering nu deze onvoldoende onderbouwd is.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering nu deze onvoldoende onderbouwd is.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toewijzen tot een bedrag van
€ 98,68, zijnde de kosten van de tetanusprik en de antibioticumkuur van 7 dagen. Deze kosten acht de rechtbank het rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde onder feit 1. De verdachte is aansprakelijk voor deze schade. Het toe te wijzen bedrag moet worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 augustus 2019.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag
€ 98,68, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 23 augustus 2019 tot de dag van volledige betaling. Normaliter zou, indien verdachte weigert te betalen deze verplichting worden aangevuld met dagen gijzeling. Verdachte staat echter onder bewind en moet rondkomen met veertig euro in de week. De rechtbank zal, in de wetenschap dat gijzeling niet zal bijdragen aan de mogelijkheid van verdachte om daadwerkelijk te kunnen betalen, geen aanvullende gijzeling opleggen.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering, nu deze onvoldoende onderbouwd is. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij te dien aanzien niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

10.BENADEELDE PARTIJ [slachtoffer 1]

heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 246,50. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de gehele vordering van
[slachtoffer 1] en heeft gevorderd dat dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente en dat daarbij de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich wat betreft toewijzing van de materiële schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toewijzen, zijnde
€ 246,50. Deze schade acht de rechtbank het rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde onder feit 1. De verdachte is aansprakelijk voor deze schade. Het toe te wijzen bedrag moet worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 augustus 2019.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag
€ 246,50, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 23 augustus 2019 tot de dag van volledige betaling. Normaliter zou, indien verdachte weigert te betalen deze verplichting worden aangevuld met dagen gijzeling. Verdachte staat echter onder bewind en moet rondkomen met veertig euro in de week. De rechtbank zal, in de wetenschap dat gijzeling niet zal bijdragen aan de mogelijkheid van verdachte om daadwerkelijk te kunnen betalen, geen aanvullende gijzeling opleggen.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het 1, 2, 3, 4, 5 en 6 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
6 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
3 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijdvan
twee (2) jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Inforsa Hilversum op het adres Noorse Bosje 43, 1211 BE Hilversum. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. De veroordeelde moet zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering haar geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde;
* wordt verplicht, zulks ter beoordeling van de reclassering, om op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling zich te laten opnemen in (Forensische) psychiatrische verslavingszorg, of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ. De opname duurt minimaal een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. De opname start zodra het vonnis bekend is. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
* wordt verplicht om zich te laten behandelen voor haar verslavingsproblematiek en emotioneel welzijn bij (Forensische) verslavingszorg – of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven. Bij aanleiding die zich kan voordoen, bijvoorbeeld terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld ontstaat een grote kans op
risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat verdachte zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor
plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
* wordt verplicht om mee te werken bij (ambulant) begeleid en/of beschermd wonen, zulks ter beoordeling van de reclassering, daar te verblijven en zich te houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
* geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* geen alcohol gebruikt en meewerkt aan controle op dit alcoholverbod. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd. Mogelijke controlemiddelen zijn urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest);
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [A] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich niet zal bevinden binnen een straal van 100 meter van de [adres] , [woonplaats] ,
Met opdracht aan GGZ Reclassering Inforsa Utrecht om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte daarbij te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
- wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 98,68;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 augustus 2019 tot de dag van volledige betaling;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 98,68 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 augustus 2019 tot de dag van volledige betaling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 246,50;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 augustus 2019 tot de dag van volledige betaling;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 246,50 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 augustus 2019 tot de dag van volledige betaling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf;
Dit vonnis is gewezen door mr. H. den Haan, voorzitter, mrs. R.B. Eigeman en D.S. Terporten-Hop, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.A.L. van Dreumel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 februari 2020.
Mrs. Den Haan en Van Dreumel zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
parketnummer 16/203805-19
1
zij op of omstreeks 23 augustus 2019 te Almere kip en/of aardappels en/of een smoothie, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan een ander toebehoorde(n), te weten aan Jumbo,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer 1] (met gebalde vuist) (met kracht) in haar gezicht te slaan/stompen en/of die [slachtoffer 2] (met kracht) in zijn pols/arm/hand te bijten;
2
zij op of omstreeks 13 september 2019 te Almere 6 potten Nivea gezichtscrème in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan Daily Style Almere, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
parketnummer 16/142150-19
zij op of omstreeks 13 juni 2019 te Almere een aantal verzorgingsproducten (Zwitsal), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan winkelbedrijf het Kruidvat,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Tenlastelegging 16/174257-19
1
zij op of omstreeks 19 juli 2019 te Almere, een of meerdere producten van het merk Zwitsal, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan de Etos (vestiging: [adres] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
zij op of omstreeks 19 juli 2019 te Almere, diverse goederen waaronder een of meerdere producten van het merk Zwitsal, een of meerdere wasmiddelen, een puzzel, een schrift, nagellak en/of een of meerdere verpakkingen tandpasta, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan de Kruidvat (vestiging: [adres] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Tenlastelegging 16/187531-19
zij op of omstreeks 5 augustus 2019 te Almere, althans in het arrondissement Nederland, een (of meer) goed(eren), te weten melk, een watermeloon, kipdrumsticks, nectarine, blikjes Red Bull en/of rode peper, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan de Jumbo BV (van een filiaal gelegen aan het [adres] aldaar), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.