ECLI:NL:RBMNE:2020:1532

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 april 2020
Publicatiedatum
17 april 2020
Zaaknummer
19/5437
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft verzoekster, woonachtig in [woonplaats], een verzoek ingediend om vergoeding van haar proceskosten. De heffingsambtenaar van de gemeente Zeist, verweerder, heeft op 8 januari 2020 gereageerd op dit verzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder op 6 november 2019 een besluit heeft genomen waartegen verzoekster in beroep is gegaan. Op 8 januari 2020 heeft verweerder echter medegedeeld dat hij terugkomt op het besluit van 6 november 2019 en dit besluit intrekt, wat overeenkomt met de wensen van verzoekster. Hierop heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van haar proceskosten.

De rechtbank heeft overwogen dat op grond van artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de andere partij kan laten betalen. Verweerder heeft geen bezwaar gemaakt tegen het verzoek van verzoekster om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft de proceskosten van verzoekster, die door een derde zijn verleend, vastgesteld op € 525,-. Dit bedrag is gebaseerd op 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor van 1. Er zijn geen andere proceskosten aangetoond die voor vergoeding in aanmerking komen.

Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat verweerder ook het griffierecht aan verzoekster moet betalen, zoals vermeld in artikel 8:41, zevende lid van de Awb. Dit volgt rechtstreeks uit de wet, en verzoekster moet zich hiervoor tot verweerder wenden. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van € 525,- aan proceskosten aan verzoekster. Deze uitspraak is gedaan door rechter R.C. Moed, in aanwezigheid van griffier L.J.N. van der Linden, op 28 april 2020. Vanwege de maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet op een openbare zitting uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra het weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/5437

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 april 2020 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. M. Lagas),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Zeist, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten.
Verweerder heeft op 8 januari 2020 gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 6 november 2020 een besluit genomen. Verzoekster is hiertegen in beroep gegaan. Op 8 januari 2020 heeft verweerder medegedeeld dat hij terugkomt op het besluit van 6 november 2019 en dat hij dit besluit intrekt. Verweerder heeft dus gedaan wat verzoekster wilde. Verzoekster heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de andere partij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoekster en heeft er geen bezwaar tegen om de proceskosten van verzoekster te betalen.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekster voor door een derde verleende rechtsbijstand op grond van het Bpb vast op € 525,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1). Het is niet gebleken dat verzoekster andere proceskosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.
5. Verweerder moet ook het griffierecht aan verzoekster betalen (artikel 8:41, zevende lid van de Awb). Dit volgt rechtstreeks uit de wet. Verzoekster zal zich hiervoor dus tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank:
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 525,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van L.J.N. van der Linden, griffier, op 28 april 2020
.Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt de uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
de griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.