ECLI:NL:RBMNE:2020:1530

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 april 2020
Publicatiedatum
17 april 2020
Zaaknummer
UTR 19/2160
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure tegen UWV

Op 15 april 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoeker en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Verzoeker had een verzoek ingediend om vergoeding van zijn proceskosten na het intrekken van zijn beroep tegen een beslissing van het UWV. Deze beslissing betrof een terugkeer op een eerder besluit van 18 april 2019, waarbij de Ziektewetuitkering van verzoeker vanaf 19 maart 2019 werd voorgezet. Verweerder, het UWV, heeft op 31 maart 2020 gereageerd op het verzoek van verzoeker en heeft geen bezwaar gemaakt tegen de vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank overweegt dat op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. De rechtbank heeft de proceskosten van verzoeker vastgesteld op € 1.050,-, bestaande uit 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het aanwezig zijn bij de zitting, met een waarde per punt van € 525,-. Daarnaast is het UWV verplicht om het door verzoeker betaalde griffierecht te vergoeden, zoals bepaald in artikel 8:41, zevende lid van de Awb.

De rechtbank heeft in haar beslissing verweerder veroordeeld tot betaling van € 1.050,- aan proceskosten aan verzoeker. Deze uitspraak is gedaan door rechter mr. R.C. Stijnen, in aanwezigheid van griffier J.T. Boddeus. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is. Partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/2160

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 april 2020 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. H.A. Rispens)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder heeft op 31 maart 2020 gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 18 april 2019 een beslissing op bezwaar genomen. Verzoeker is hiertegen in beroep gegaan. Op 13 februari 2020 heeft verweerder medegedeeld dat hij terugkomt op het besluit van 18 april 2019 en dat de Ziektewetuitkering vanaf 19 maart 2019 wordt voorgezet. Verweerder heeft dus gedaan wat verzoeker wilde. Verzoeker heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor zijn proceskosten.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoeker en heeft er geen bezwaar tegen om de proceskosten van verzoeker te betalen.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoeker die verweerder moet betalen vast op
€ 1.050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het aanwezig zijn bij de zitting, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).
5. Uit het bepaalde in artikel 8:41, zevende lid van de Awb volgt dat verweerder verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van te vergoeden. Dit volgt rechtstreeks uit de wet.

Beslissing

De rechtbank:
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.050,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan op 15 april 2020 door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van J.T. Boddeus, griffier
.Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
de griffier is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.