Op 15 april 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoeker en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Verzoeker had een verzoek ingediend om vergoeding van zijn proceskosten na het intrekken van zijn beroep tegen een beslissing van het UWV. Deze beslissing betrof een terugkeer op een eerder besluit van 18 april 2019, waarbij de Ziektewetuitkering van verzoeker vanaf 19 maart 2019 werd voorgezet. Verweerder, het UWV, heeft op 31 maart 2020 gereageerd op het verzoek van verzoeker en heeft geen bezwaar gemaakt tegen de vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank overweegt dat op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. De rechtbank heeft de proceskosten van verzoeker vastgesteld op € 1.050,-, bestaande uit 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het aanwezig zijn bij de zitting, met een waarde per punt van € 525,-. Daarnaast is het UWV verplicht om het door verzoeker betaalde griffierecht te vergoeden, zoals bepaald in artikel 8:41, zevende lid van de Awb.
De rechtbank heeft in haar beslissing verweerder veroordeeld tot betaling van € 1.050,- aan proceskosten aan verzoeker. Deze uitspraak is gedaan door rechter mr. R.C. Stijnen, in aanwezigheid van griffier J.T. Boddeus. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is. Partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.