ECLI:NL:RBMNE:2020:1529

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 april 2020
Publicatiedatum
17 april 2020
Zaaknummer
F.16/17/386
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking rechter-commissaris in faillissement met betrekking tot ontruiming van een woning in verband met de corona-crisis

Op 17 april 2020 heeft de rechter-commissaris P.J. Neijt een beschikking gegeven in het faillissement van [bedrijf] B.V. naar aanleiding van een verzoek van de heer [A] op grond van artikel 69 van de Faillissementswet. Dit verzoek had betrekking op het beheer van de boedel en de ontruiming van een woning. De rechtbank had eerder op 3 april 2020 de heer [A] veroordeeld tot betaling van een tekort in het faillissement, met een voorschot op de schadevergoeding van € 150.000. De rechter-commissaris oordeelde dat de curator, in het licht van de corona-crisis, verboden werd om de woning van de heer [A] te ontruimen tot 1 juli 2020. Dit verbod is ingesteld om gedwongen verkopen te voorkomen, gezien de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de curator en hypotheekverstrekkers in deze uitzonderlijke omstandigheden.

De rechter-commissaris benadrukte dat de stelling van de heer [A] dat hij het grootste slachtoffer van het faillissement is, financieel onjuist is, aangezien het UWV en de Belastingdienst preferente vorderingen hebben die samen meer dan € 210.000 bedragen. Het verzoek van de heer [A] werd afgewezen, omdat het artikel 69 Fw niet bedoeld is om persoonlijke rechten van de verzoeker ten opzichte van de boedel te realiseren. De rechter-commissaris verklaarde de heer [A] voor het overige niet-ontvankelijk in zijn verzoek. De curator heeft wel het recht om voorbereidende procedures voor een gedwongen verkoop te starten, maar de daadwerkelijke verkoop is tot ten minste 1 juli 2020 verboden. Tegen deze beslissing kan binnen vijf dagen hoger beroep worden ingesteld via een advocaat.

Uitspraak

Raaf Advocaten
t.a.v. de heer mr. F. Arts
per e-mail: [e-mail]
datum
17 april 2020
van
afdeling Toezicht
ons kenmerk
F.16/17/386
uw kenmerk
[nummer]
cc
curator
onderwerp
[bedrijf] B.V. / faillissement
Hiermee bericht ik u naar aanleiding van uw verzoek op grond van artikel 69 Faillissementswet (“Fw”) van 8 april 2020, namens de heer [A] . De curator heeft op 16 april 2020 op uw verzoek gereageerd. Mijn beslissing luidt als volgt.
Op grond van artikel 69 Fw kunnen de in dat artikel genoemde belanghebbenden zich wenden tot de rechter-commissaris om zodoende aan hen invloed toe te kennen op het beheer over de boedel en om eventuele fouten bij dat beheer te doen herstellen of voorkomen.
De rechtbank heeft op 3 april 2020 uw cliënt veroordeeld tot betaling van het tekort in het faillissement van [bedrijf] . Er werd een voorschot op deze schadevergoeding toegekend ten bedrage van € 150.000. Aan de hand van de voorlopige lijsten van schuldeisers, stel ik vast dat het UWV en de Belastingdienst preferente vorderingen in het faillissement hebben voor een totaalbedrag van ruim € 210.000. De stelling dat uw cliënt zelf het grootste slachtoffer van het faillissement is, is daarmee in financieel opzicht onjuist. Dit betekent dat de boedel belang heeft bij het innen van de toegekende schadevergoeding.
Uw verzoek wordt derhalve afgewezen.
De andere stellingen in het verzoek hebben uitsluitend betrekking op het eigen belang van uw cliënt. Artikel 69 Fw is echter niet geschreven om aan uw cliënt de mogelijkheid te geven op een eenvoudige wijze een aan hen mogelijk toekomend persoonlijk recht tegenover de boedel geldend te maken. Uit het vonnis van de rechtbank van 3 april 2020 maak ik op dat uw cliënt een beroep op matiging heeft gedaan. De rechtbank heeft desondanks geoordeeld dat toekenning van het genoemde voorschot redelijk is. Op dit punt kunt u niet nogmaals een beslissing van de rechter-commissaris vragen. Dit betekent dat ik uw cliënt voor het overige niet-ontvankelijk verklaar in zijn verzoek.
Als rechter-commissaris ben ik voorts belast met het houden van toezicht op het beheer en de vereffening van de boedel. In verband met hetgeen u schrijft, ben ik nagegaan op welke wijze de curator omgaat met de executie van het vonnis. De curator heeft onder meer beslag gelegd op de woning van uw cliënt. Op 7 april 2020 zijn banken en verzekeraars met de rijksoverheid overeengekomen dat er wegens achterstallige betalingen geen gedwongen woningverkopen zullen plaatsvinden. Onder de huidige buitengewone omstandigheden heeft een curator, net als hypotheekverstrekkers, een maatschappelijke verantwoordelijkheid om gedwongen verkopen zoveel mogelijk te voorkomen. Dit betekent dat ik de curator tot ten minste 1 juli 2020 zal verbieden om de woning van uw cliënt gedwongen te verkopen. Deze periode kan, als de duur van de crisis daar aanleiding toe geeft, worden verlengd. Onder dit verbod valt uitdrukkelijk niet het recht van de curator om voorbereidende procedures voor een gedwongen verkoop van de woning in gang te zetten. Uit de reactie van de curator maak ik op dat hij bijvoorbeeld eerst de hypotheekhouder de gelegenheid wil geven de executie van de woning te organiseren.
Tegen deze beslissing is gedurende vijf dagen te rekenen vanaf de dag waarop mijn beslissing zal worden gegeven, uitsluitend via een advocaat hoger beroep bij de rechtbank mogelijk.
P.J. Neijt
rechter-commissaris
(Deze brief werd niet ondertekend in verband met de sluiting van de rechtbank als gevolg van de corona-maatregelen.)