ECLI:NL:RBMNE:2020:1522

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 april 2020
Publicatiedatum
17 april 2020
Zaaknummer
UTR 20/1248
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake de omgevingsvergunning voor de bouw van een telecommunicatiemast in Lelystad

Op 17 april 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in een zaak over een voorlopige voorziening met betrekking tot de omgevingsvergunning voor de bouw van een telecommunicatiemast door KPN in de wijk De Punter in Lelystad. De omwonenden, die zich zorgen maken over de gevolgen voor hun woon- en leefklimaat, hebben bezwaar gemaakt tegen de vergunning die in oktober 2018 door de gemeente Lelystad was verleend. De bouw van de mast begon in maart 2020 en is inmiddels afgerond. De omwonenden stellen dat zij niet goed geïnformeerd zijn over de locatie van de mast en hebben pas bezwaar gemaakt nadat de bouw was gestart.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de gemeente Lelystad de bezwaren van de omwonenden moet bekijken, maar dat de vergunning in afwachting van die procedure kan blijven gelden. De voorzieningenrechter weegt hierbij mee dat het afbreken van de mast grote gevolgen zou hebben voor KPN, terwijl de omwonenden niet direct naar de rechtbank zijn gestapt. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de omwonenden binnen twee weken na het op de hoogte raken van de bouw hun bezwaarschrift hebben ingediend, en dat de termijnoverschrijding hen niet kan worden tegengeworpen.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, wat betekent dat de omgevingsvergunning blijft gelden totdat het college van burgemeester en wethouders van Lelystad een beslissing neemt op het bezwaarschrift van de omwonenden. De uitspraak is gedaan zonder openbare zitting, als gevolg van de coronamaatregelen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/1248
uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 april 2020 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[A] en 23 anderen uit [woonplaats] , verzoekers
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad, verweerder.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
KPN B.V., gevestigd in Rotterdam.

Procesverloop

Met het besluit van 19 oktober 2018 heeft het college aan KPN een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een telecommunicatiemast (‘vakwerkmast’) in de wijk [wijk] in [woonplaats] , in afwijking van de regels over bouwhoogte uit het geldende bestemmingsplan.
Op 20 maart 2020 hebben verzoekers bij het college een bezwaarschrift ingediend tegen de omgevingsvergunning.
Op 30 maart 2020 hebben verzoekers de voorzieningenrechter verzocht om de voorlopige voorziening te treffen dat de omgevingsvergunning wordt geschorst totdat het college op het bezwaarschrift heeft beslist.

Overwegingen

1. Verzoekers zijn omwonenden en kunnen zich niet vinden in de bouw van de vakwerkmast en de mogelijke gevolgen daarvan voor hun woon- en leefklimaat. De bouw van de vakwerkmast is in maart 2020 begonnen en is inmiddels afgerond. Het college moet nu een beslissing nemen op het bezwaarschrift tegen de omgevingsvergunning. Verzoekers kunnen in die procedure in het gunstigste geval bereiken dat de omgevingsvergunning wordt herroepen en dat de vakwerkmast weer moet worden afgebroken. De bezwaarprocedure kan echter enige tijd in beslag nemen en verzoekers zijn zolang geconfronteerd met een bouwwerk dat naar zij stellen onrechtmatig is. Daarmee is een spoedeisend belang aanwezig bij het verkrijgen van een beslissing van de voorzieningenrechter.
2. In verband met de uitbraak van het coronavirus heeft de Rechtspraak besloten vanaf dinsdag 17 maart 2020 de rechtbanken, gerechtshoven en bijzondere colleges te sluiten en alleen zittingen voor urgente zaken door te laten gaan. Omdat de overgelegde stukken in deze zaak naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende inzicht bieden in de standpunten van partijen en partijen niet in hun belangen worden geschaad, zal de voorzieningenrechter, gelet op het aanwezige spoedeisend belang, uitspraak doen zonder een zitting te houden.
3. Er zit in deze zaak veel tijd (17 maanden) tussen het verlenen van de omgevingsvergunning en het indienen van het bezwaarschrift. Het is duidelijk dat verzoekers niet hebben voldaan aan de termijn van zes weken die de wet stelt voor het indienen van een bezwaar. Verzoekers wijten dat aan de gebrekkige manier waarop de publicatie van de vergunning is gegaan, door alleen een kadastrale aanduiding op te nemen, zonder specifieke informatie over de locatie. Verzoekers vinden dat zij hieruit niet hadden kunnen afleiden dat de vakwerkmast op deze locatie in hun directe omgeving zou worden gebouwd. Zij raakten hiervan pas op de hoogte toen KPN op 6 maart 2020 daadwerkelijk aan de slag ging met (de voorbereidingen voor) de bouw en hebben vervolgens hun bezwaarschrift ingediend.
4. Het college stelt zich over het moment van indienen van het bezwaarschrift op het standpunt dat het voorstelbaar is dat verzoekers op basis van de publicatie niet geweten hebben dat de vakwerkmast op deze locatie in [wijk] zou worden gebouwd. Het college vindt echter dat verzoekers, nadat zij op 6 maart 2020 hiervan op de hoogte raakten, alsnog te lang hebben gewacht met het indienen van het bezwaarschrift. Het college verwijst naar de rechtspraak waaruit dan een (nadere) termijn van twee weken kan worden afgeleid.
5. Dat laatste volgt de voorzieningenrechter niet. Uitgaande van de termijn van twee weken die het college noemt, hadden verzoekers tot en met 20 maart 2020 om hun bezwaren kenbaar te maken. Het bezwaarschrift is ook op die vrijdag gedateerd en is op maandag 23 maart 2020 door het college ontvangen. Het is dan ook aannemelijk dat het bezwaarschrift binnen twee weken na 6 maart 2020 per post is verstuurd. Als verweerder de wijze van publiceren een goede reden vindt voor verzoekers om te laat bezwaar in te dienen, moet de conclusie zijn dat de termijnoverschrijding hen in de bezwaarprocedure niet kan worden tegengeworpen. Het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is dan ook dat moet worden aangenomen dat het bezwaarschrift ontvankelijk is en door het college inhoudelijk kan worden beoordeeld.
6. De voorzieningenrechter zal verder niet ingaan op de inhoudelijke bezwaargronden van het college: hij laat in het midden of de omgevingsvergunning op goede gronden is verleend. Het is immers in de eerste plaats aan het college om zich een oordeel te vormen over de bezwaargronden en op basis daarvan het verlenen van de omgevingsvergunning te heroverwegen. De beoordeling door de voorzieningenrechter op dit punt beperkt zich tot de constatering dat niet is gebleken van een evidente onrechtmatigheid in de omgevingsvergunning, die direct al tot schorsing daarvan zou moeten leiden.
7. De voorzieningenrechter laat zich verder dus niet uit over de kans van slagen van het bezwaarschrift en over de rechtmatigheid van de verleende omgevingsvergunning. Hij zal de belangen van partijen wegen bij het al dan niet treffen van de gevraagde voorlopige voorziening hangende de bezwaarprocedure.
8. De voorzieningenrechter overweegt dat de situatie die nu is ontstaan niet onomkeerbaar is. Als zou blijken dat de omgevingsvergunning niet in stand kan blijven, dan kan KPN de vakwerkmast weer laten afbreken. De voorzieningenrechter is in dat licht van oordeel dat de huidige situatie waarin de vakwerkmast er al staat, voor verzoekers niet zulke verstrekkende gevolgen heeft dat de beslissing op het bezwaarschrift niet kan worden afgewacht. Daarbij wordt betrokken dat verzoekers zelf hebben gezegd dat zij op 6 maart 2020 op de hoogte zijn geraakt van de verleende omgevingsvergunning, maar dat zij tot 20 maart 2020 hebben gewacht met het indienen van hun bezwaarschrift en vervolgens nog eens tot 30 maart 2020 met het indienen van het verzoek bij de voorzieningenrechter. Op dat moment was de vakwerkmast inmiddels al (vrijwel) voltooid. Het voorkomen van de bouw van de vakwerkmast had met het verzoek daarom hoe dan ook niet kunnen worden bereikt, terwijl het nu moeten afbreken van het bouwwerk een veel verstrekkender maatregel is die de belangen van KPN raakt. Verder is relevant dat het in gebruik nemen van de vakwerkmast niet onder het bereik van de omgevingsvergunning valt: die gaat alleen over het bouwen.
9. Als dit alles in aanmerking wordt genomen, dan weegt het belang van KPN bij het in stand houden van de gebouwde vakwerkmast naar het oordeel van de voorzieningenrechter nu zwaarder dan het belang van verzoekers bij het schorsen van de omgevingsvergunning gedurende de bezwaarprocedure. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening daarom af. Dit betekent dat de omgevingsvergunning blijft gelden in afwachting van een beslissing van het college op het bezwaarschrift. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. G.M.T.M. Sips, griffier, op 17 april 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt de uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
de voorzieningenrechter is verhinderd
om de uitspraak te ondertekenen
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.