ECLI:NL:RBMNE:2020:1521

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 april 2020
Publicatiedatum
16 april 2020
Zaaknummer
19/3233
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard; beroep gegrond; rechtsgevolgen blijven in stand

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, op 17 april 2020, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van 23 juli 2019 behandeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit dat op 31 januari 2018 bekend was gemaakt, maar diende zijn bezwaarschrift pas op 17 juli 2019 in, wat te laat was. De rechtbank oordeelt dat verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard zonder te onderzoeken of er een geldige reden was voor de late indiening. De rechtbank stelt vast dat eiser geen reden heeft opgegeven voor de vertraging en dat verweerder daarom het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar van 23 juli 2019, maar laat de rechtsgevolgen van dat besluit in stand. Eiser heeft geen proceskosten gemaakt en verweerder moet het griffierecht van €47,- aan eiser vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van O. Asafiati, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra het weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/3233

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 april 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

(gemachtigde: mw. S.T. Cheung),
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeente & hoogheemraadschap Utrecht, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van 23 juli 2019.

Overwegingen

1.De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. In de uitspraak op bezwaar van 23 juli 2019 heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser te laat was met het indienen van bezwaar. Een bezwaarschrift moet worden ingediend binnen zes weken nadat het besluit bekend is gemaakt (artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). In artikel 3:41 van de Awb staat hoe dat bekendmaken gebeurt. In dit geval is het besluit bekendgemaakt op 31 januari 2018. Het bezwaarschrift had dus uiterlijk op 14 maart 2018 ingediend moeten zijn. Verweerder heeft het bezwaarschrift ontvangen op 17 juli 2019. Dat is dus te laat. De hoofdregel is dan dat verweerder het bezwaar niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het bezwaarschrift te laat is ingediend. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
3. In zijn bezwaarschrift heeft eiser geen reden gegeven waarom hij te laat was. Omdat verweerder moet beoordelen of er een geldige reden is voor het te laat indienen van het bezwaarschrift, moet verweerder vragen naar de reden waarom het bezwaarschrift te laat is ingediend. Verweerder heeft dit niet gedaan en heeft het bezwaar van eiser
niet–ontvankelijk verklaard, zonder te beoordelen of er een geldige reden was voor de te late indiening van het bezwaarschrift.
4. Het beroep is om bovenstaande reden kennelijk gegrond en de uitspraak op bezwaar van 23 juli 2019 moet worden vernietigd.
5. Omdat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift een termijn van openbare orde is, die door de rechtbank moet worden beoordeeld, heeft de rechtbank in de brief van
9 december 2019 alsnog aan eiser gevraagd waarom hij het bezwaarschrift te laat heeft ingediend. Eiser heeft hier niet op gereageerd. Vervolgens heeft de rechtbank bij aangetekende brief van 20 februari 2020 een herinnering gestuurd. Deze herinnering is retour gekomen met als reden dat het poststuk niet is afgehaald bij [naam winkel] te Utrecht. De rechtbank heeft de brieven van 9 december 2019 en 20 februari 2020 vervolgens per normale postzending naar eiser gestuurd op 31 maart 2020. Daarin is vermeld dat de in de brieven genoemde termijnen niet opnieuw aanvangen.
6. Ook hierop heeft eiser niet gereageerd. De rechtbank stelt vast dat eiser geen reden heeft gegeven voor het te laat indienen van het bezwaarschrift. Verweerder heeft het bezwaar van eiser dus terecht niet-ontvankelijk verklaard.
7. Omdat verweerder het bezwaarschrift terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, al heeft hij dat niet op de juiste manier gedaan, verandert de uitkomst van de bezwaarprocedure niet. De rechtbank ziet daarom aanleiding om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten. Dit betekent dat het beroep gegrond wordt verklaard, de uitspraak op bezwaar van 23 juli 2019 wordt vernietigd, maar de gevolgen van het vernietigde besluit wel blijven gelden. Het bezwaar van eiser blijft dus niet-ontvankelijk.
8. Er zijn door eiser geen proceskosten gemaakt die vergoed moeten worden.
9. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht van €47,- aan eiser betalen.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar van verweerder;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van de vernietigde uitspraak op bezwaar in stand blijven;
- draagt verweerder op om het griffierecht van €47,- dat eiser heeft betaald te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van O. Asafiati, griffier, op 17 april 2020
.Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt de uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
de griffier is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.