Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 april 2020 op het verzet van
[opposante] , te [woonplaats] , opposante,
Procesverloop
Overwegingen
kennelijk ongegrondals bedoeld in artikel 8:54 van de Awb. Deze uitspraak is dus wat betreft de inhoud een uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Awb en hiertegen staat enkel verzet bij een bestuursrechter van de rechtbank open. Dat het dictum vervolgens ‘ongegrond’ luidt is juist: in artikel 8:70 van de Awb staat een limitatieve opsomming van de verschillende beslissingen die de rechtbank op het beroep kan nemen. In artikel 8:70 van de Awb wordt als mogelijke beslissing ‘ongegrond’ genoemd, maar niet ‘kennelijk ongegrond’. Het is de rechtbank bovendien onduidelijk wat opposante met deze verzetsgrond wil bereiken. Als het al zo zou zijn dat in de uitspraak van 6 februari 2020 een onjuiste rechtsmiddelenclausule is vermeld, dan zou dit mogelijk een te laat ingesteld verzet verschoonbaar maken. Maar dat is hier niet aan de orde. Opposante heeft namelijk binnen de verzetstermijn een brief gestuurd aan de Centrale Raad van Beroep (CRvB). De CRvB heeft die brief vervolgens aan de rechtbank gestuurd, omdat volgens hem de rechtbank bevoegd is de zaak af te handelen. Het verzet van opposante is dus op tijd ingesteld. Verder blijkt hieruit dat ook de Centrale Raad van Beroep vindt dat tegen de uitspraak van 6 februari 2020 verzet, en geen hoger beroep open staat. De verzetsgrond slaagt niet.