In deze bestuursrechtelijke zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. De zaak betreft een omgevingsvergunning die op 29 november 2018 aan een derde-partij is verleend voor de verbouwing van bedrijfsruimten tot acht woningen. De verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze vergunning, maar het college heeft dit bezwaar op 29 april 2019 ongegrond verklaard. De verzoeker heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit. Tijdens de procedure heeft de verzoeker op 10 februari 2020 zijn beroep ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten, omdat het college gedeeltelijk aan zijn bezwaren tegemoet was gekomen door een dwangsom toe te kennen.
De rechtbank heeft overwogen dat de verzoeker recht heeft op vergoeding van de proceskosten, ondanks de intrekking van het beroep. De rechtbank oordeelt dat het college met de toekenning van de dwangsom gedeeltelijk tegemoet is gekomen aan de bezwaren van de verzoeker. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 525,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, maar heeft geen kosten vergoed voor het verschijnen ter zitting. Tevens is bepaald dat het college het door de verzoeker betaalde griffierecht dient te vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter Y.N.M. Rijlaarsdam in aanwezigheid van griffier G.M.T.M. Sips, en is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen. De partijen zijn geïnformeerd over hun rechtsmiddelen.