ECLI:NL:RBMNE:2020:151

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 januari 2020
Publicatiedatum
20 januari 2020
Zaaknummer
16/705831-15 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor overtredingen van de Opiumwet en de Wet wapens en munitie met taakstraf

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 januari 2020 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere overtredingen van de Opiumwet en de Wet wapens en munitie. De verdachte, geboren in 1993 en woonachtig in Utrecht, werd beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie, het voorhanden hebben van grote hoeveelheden hasj, en het bezit van verboden wapens. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 maart 2015 tot en met 9 februari 2016 betrokken was bij de opzet van hennepkwekerijen en de handel in hasj. Tijdens de zittingen zijn verschillende medeverdachten genoemd, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor deelname aan een criminele organisatie. De verdachte werd wel schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van hasj en wapens, en kreeg een taakstraf van 120 uren opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/705831-15 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 13 januari 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1993] ,
wonende te [adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 28 september 2018 (regie) en 21 maart 2019 (regie) en op 18 en 19 november en 30 december 2019.
Op 18 en 19 november 2019 heeft de inhoudelijke behandeling plaatsgevonden, waarbij de strafzaak tegen verdachte gelijktijdig, maar niet gevoegd is behandeld met de strafzaken tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] . Op 30 december 2019 is het onderzoek op de terechtzitting gesloten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vorderingen en standpunten van officier van justitie mr. B. Nitrauw en van hetgeen verdachte en mr. M.J. Lamers, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1.
in de periode van 1 maart 2015 tot en met 9 februari 2016 in Utrecht en/of (elders) in Nederland en/of Spanje heeft deelgenomen aan een organisatie gericht op het opzetten van hennepkwekerijen, de im- en export van hennep en de handel in hasj;
2.
op 9 februari 2016 in een woning in Utrecht samen met anderen opzettelijk 247 gram, 196,52 gram, 155 gram en 183,56 gram hasj aanwezig heeft had;
3.
op 2 maart 2016 in Utrecht opzettelijk 610 gram en 180 gram hasj heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elke geval aanwezig heeft gehad;
4.
op 9 februari 2016 in Utrecht een stroomstootwapen voorhanden heeft gehad;
5.
op 9 februari 2016 in Utrecht een vlindermes en twee ploertendoders voorhanden heeft gehad;
6.
in de periode van 9 september 2014 tot en met 9 februari 2016 in Utrecht met anderen € 75.050,- heeft witgewassen (en daarvan een gewoonte heeft gemaakt).

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

Onderliggende strafzaak tegen zeven verdachten heeft betrekking op het onderzoek 09Cosby, dat is gestart naar aanleiding van door de politie ontvangen informatie dat enkele leden van de familie [familie] zich bezig zouden houden met de invoer van hasj. Gedurende het onderzoek zijn daar tegen de verschillende verdachten nog andere verdenkingen van strafbare feiten bijgekomen. Aan alle verdachten is de deelname aan een criminele organisatie ten laste gelegd welke organisatie als doel had het plegen van Opiumwet feiten. In de optiek van het Openbaar Ministerie richtte die organisatie zich op de hasjhandel in Nederland in het algemeen, het opzetten van hennepkwekerijen in Spanje en op de levering van hasj aan coffeeshops in Amsterdam.
Verdachte [verdachte] wordt daarnaast verdacht van het voorhanden of aanwezig hebben van een stroomstootwapen (feit 4), een vlindermes en twee ploertendoders (feit 5) en ongeveer 770 gram hasj (feit 2) op 9 februari 2016 op verschillende plekken in de woning van zijn vader, [medeverdachte 2] , aan de [adres] in [woonplaats] . Verder is aan hem tenlastegelegd het vervoeren of aanwezig hebben van ongeveer 790 gram hasj in een auto op 2 maart 2016 (feit 3). Tot slot wordt verdachte samen met zijn vader [medeverdachte 2] het witwassen van een bedrag van € 75.050,- verweten (feit 6), welk bedrag contant in de woning van [medeverdachte 2] lag.
4.1
Vrijspraak van deelname criminele organisatie – feit 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor het onder 1 tenlastegelegde. Volgens de officier van justitie volgt uit het dossier dat verdachte weliswaar in hasj handelde over een langere periode, maar uit het dossier blijkt niet dat dit gebeurde in het kader van de criminele organisatie. Verdachte komt niet voor bij de hasjhandel van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] en ook niet in het dossier over het opzetten van hennepkwekerijen in Spanje.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging vindt dat verdachte moet worden vrijgesproken. Volgens de verdediging blijkt uit het dossier niet dat verdachte zich bezighield met de handel in hasj. De tapgesprekken in het dossier zijn daarvoor onvoldoende duidelijk. Maar ook al zou daaruit wel blijken dat verdachte zich bezighield met de handel in hasj, dan wijst de verdediging erop dat uit niets blijkt dat hij dit samen met anderen heeft gedaan. Van een crimineel samenwerkingsverband waar verdachte onderdeel van uitmaakte, kan dan ook geen sprake zijn. In het dossier over het opzetten van hennepkwekerijen in Spanje komt verdachte helemaal niet voor.
Het oordeel van de rechtbank
Voor een bewezenverklaring van een ‘criminele organisatie’ moet worden vastgesteld dat twee of meer personen een samenwerkingsverband hadden, met een zekere duurzaamheid en structuur, en dat dit samenwerkingsverband het oogmerk had bepaalde misdrijven te plegen. Niet vereist is dat alle leden hebben samengewerkt of bekend waren met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is.
Voor een bewezenverklaring van ‘deelneming’ aan een criminele organisatie is vereist dat de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en daarnaast een aandeel heeft in het samenwerkingsverband, dan wel gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie ondersteunt. Daarbij moet worden opgemerkt dat niet iedere bijdrage kan leiden tot het oordeel dat iemand deel uitmaakt van de organisatie. De bijdrage moet een zekere duur en intensiteit hebben. Tot slot moet bewezen kunnen worden dat verdachte opzet had op het deelnemen aan de organisatie. Voldoende daarvoor is dat verdachte in zijn algemeenheid weet dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft.
De rechtbank overweegt het volgende. Op grond van hetgeen de rechtbank hierna onder feit 2 en 3 vaststelt, acht de rechtbank bewezen dat verdachte op twee momenten grote hoeveelheden hasj voorhanden heeft gehad. Daarnaast ziet de rechtbank op basis van tapgesprekken in (met name) zaaksdossier 5 sterke aanwijzingen dat verdachte zich bezig hield met de handel in hasj. De rechtbank is evenwel met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat er in het dossier onvoldoende bewijsmiddelen voorhanden zijn waaruit blijkt dat verdachte dit in een crimineel samenwerkingsverband deed. Verdachte lijkt – op basis van de tapgesprekken – zelfstandig te handelen. In de dossiers die betrekking hebben op de levering van hasj aan coffeeshops in Nederland en het dossier over het opzetten van hennepkwekerijen in Spanje komt verdachte niet of nauwelijks voor.
Nu op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte deelnam aan een crimineel samenwerkingsverband, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder 1 tenlastegelegde.
4.2
Vrijspraak feit 6
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd omdat er op basis van het dossier onvoldoende relatie blijkt tussen verdachte en het aangetroffen geldbedrag in de woning aan de [adres] in [woonplaats] .
Het standpunt van de verdediging
Volgens de verdediging moet verdachte worden vrijgesproken omdat het aangetroffen geldbedrag niet van hem is en bovendien niet is gebleken dat dit geldbedrag van enig misdrijf afkomstig is. Het geldbedrag is van de vader van verdachte, medeverdachte [medeverdachte 2] , en hij kan daar een legale herkomst voor geven.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat op grond van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen het onder 6 ten laste gelegde witwassen van ruim € 75.050,- niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Weliswaar bevinden zich in het dossier tapgesprekken waaruit zou kunnen worden afgeleid dat een deel van het geld van verdachte is, maar hiervoor is onvoldoende steun te vinden in de overige bewijsmiddelen. De rechtbank zal verdachte hiervan dan ook vrijspreken.
4.3
Bewijsmiddelen [1] feit 2, feit 3, feit 4 en feit 5
Feit 2- hasj in de woning
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hasj in zijn slaapkamer (196,52 gram) en in de jas in de hal (155 gram) aanwezig heeft gehad. Ten aanzien van de aangetroffen hasj in de slaapkamer van de ouders van verdachte (247 gram) en in het systeemplafond in de hal (183,56 gram) heeft de officier van justitie - ondanks de bekennende verklaring van verdachte - vrijspraak gevraagd, omdat de officier van mening is dat deze hasj van [medeverdachte 2] is en verdachte zijn vader uit de wind probeert te houden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft het onder 2 ten laste gelegde feit bekend, door de verdediging is geen vrijspraak bepleit en het feit is ook door verdachte begaan. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van
De rechtbank ziet, anders dan de officier van justitie, geen reden om te twijfelen aan de bekennende verklaring van verdachte. Ten aanzien van de hasj, aangetroffen in de jas in de garderobe van de woning, zal de rechtbank 150 gram bewezen verklaren in plaats van de tenlastegelegde 155 gram, omdat dit aantal gram het resultaat is van de optelling van de in laatstgenoemd proces-verbaal onder registratienummer B.04 (duidend op de betreffende jas, zie pagina 2356 van het procesdossier) aangetroffen hoeveelheden hasj. Verder zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onderdeel medeplegen, nu onvoldoende is gebleken dat verdachte dit feit samen met een ander heeft gepleegd.
Feit 3 – hasj in auto
Verdachte heeft het onder 3 ten laste gelegde feit bekend, door de verdediging is geen vrijspraak bepleit en het feit is ook door verdachte begaan. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van
Feiten 4 en 5 - voorhanden hebben van stroomstootwapen, vlindermes en twee ploertendoders
Verdachte heeft de onder 4 en 5 ten laste gelegde feiten bekend, door de verdediging is geen vrijspraak bepleit en de feiten zijn ook door verdachte begaan. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van beslag van 16 maart 2017, documentcode 2016021512006985, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina’s 2351 tot en met 2385;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 23 maart 2016, documentcode 2016032110004182, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina’s 1594 tot en met 1620;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 19 april 2016, genummerd PL0900-2014203884-80, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina’s 1621 tot en met 1622.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één feit.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
2.
op 9 februari 2016 in [woonplaats] , in een woning gelegen aan de [adres] , opzettelijk aanwezig heeft gehad 247 gram en 196,52 gram en 150 gram en 183,56 gram van een materiaal bevattende een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
op 2 maart 2016 in Utrecht opzettelijk heeft vervoerd 610 gram en 180 gram van een materiaal bevattende een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige
elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
4.
op 9 februari 2016 in Utrecht een wapen van categorie II onder 5°, te weten een stroomstootwapen waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, niet zijnde een medisch hulpmiddel, voorhanden heeft gehad;
5.
op 9 februari 2016 in Utrecht, wapens van categorie I, onder 1 te weten een vlindermes als bedoeld in artikel 2 lid 1 onder c van de Regeling Wapens en Munitie, en twee ploertendoders als bedoeld in artikel 2 lid 1 onder g van de Regeling Wapens en Munitie, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:

2. opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel;

3. opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel;

4. handelen in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;

5. handelen in strijd met artikel 13 lid 1 van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8 OPLEGGING VAN STRAF
8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 2 weken, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar;
- een taakstraf van 40 uur, met aftrek van voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit om bij eventuele strafoplegging rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn en het strafblad van verdachte. Ook verzocht de verdediging om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen, omdat verdachte in dat geval zijn uitkering zou kwijtraken. Hierdoor zou hij de huur voor zijn huis niet meer kunnen betalen. Ook een voorwaardelijke gevangenisstraf vindt de verdediging, gelet op het tijdsverloop, niet meer passend.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan overtredingen van de Opiumwet en de Wet wapens en munitie. Zelfs nadat op 9 februari 2016 na een inval door de politie een grote hoeveelheid hasj van verdachte in het huis van zijn ouders (aan de [adres] ) in beslag was genomen door de politie, is verdachte op 2 maart 2016 aangehouden met een grote hoeveelheid hasj in zijn auto. De inval van de politie heeft verdachte er aldus niet van weerhouden wederom hasj voorhanden te hebben.
Gelet op de grote hoeveelheden hasj die verdachte in zijn bezit heeft gehad kan het niet anders dan dat dit bestemd was voor de handel. Het ongereguleerd handelen in drugs brengt een bedreiging voor de volksgezondheid met zich mee en leidt tot onrust in de samenleving.
Achter de illegale handel in drugs gaat bovendien een wereld van georganiseerde criminaliteit schuil die wordt gekenmerkt door intimidatie en geweld. Verdachte heeft door handelshoeveelheden drugs aanwezig te hebben, daaraan een bijdrage geleverd.
Ook heeft verdachte een stroomstootwapen, twee ploertendoders en een vlindermes voorhanden gehad. Wapens worden vaak gebruikt bij het begaan van strafbare feiten.
Het ongecontroleerde bezit van wapens draagt bij aan het gevoel van onveiligheid in de maatschappij en veroorzaakt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen.
Dit handelen moet daarom worden tegengegaan door tegen dergelijke feiten streng op te treden.
LOVS-oriëntatiepunten
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor het voorhanden hebben van een hoeveelheid hasj van 500 gram uit van een geldboete van € 750,-- en voor een hoeveelheid tussen de 500 en 2500 gram uit van een werkstraf van 100 uur. Verdachte heeft op twee momenten hoeveelheden hasj van bijna 800 gram aanwezig gehad. De rechtbank acht daarvoor een werkstraf van 100 uur in totaal passend.
Het uitgangspunt voor het voorhanden hebben van een vlindermes is een geldboete van
€ 200, voor een ploertendoder een geldboete van € 170 en voor een stroomstootwapen een geldboete van € 550, derhalve voor het voorhanden hebben van de wapens in totaal een geldboete van € 1.090,-. Omgerekend komt deze geldboete neer op een werkstraf van 40 uur, zodat op basis van de oriëntatiepunten voor de gepleegde strafbare feiten een taakstraf van in totaal 140 uur op zijn plaats zou zijn.
Strafblad – artikel 63
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 15 november 2019. Hieruit blijkt dat verdachte op 9 april 2018 door de Politierechter in de rechtbank Midden-Nederland is veroordeeld voor mishandeling (huiselijk geweld) en daarvoor een geldboete van € 200,- opgelegd heeft gekregen.
De rechtbank houdt bij het opleggen van de straf rekening met deze veroordeling in die zin dat de rechtbank de voorschriften heeft toegepast die gelden voor de situatie waarin verdachte een straf zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk (artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht).
Verdachte heeft verder geen eerdere relevante veroordelingen op zijn strafblad staan. Dit gegeven weegt de rechtbank in het voordeel noch in het nadeel van verdachte mee.
Overschrijding redelijke termijn
De rechtbank stelt vast dat verdachte op 2 maart 2016 in verzekering is gesteld. Op die datum is de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden aangevangen. Dit is namelijk het moment waarop vanwege de Nederlandse Staat jegens verdachte een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zou worden ingesteld.
De behandeling in eerste aanleg is niet binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn met een eindvonnis afgerond, terwijl niet van bijzondere omstandigheden is gebleken die deze overschrijding rechtvaardigen.
De redelijke termijn is met ruim 22 maanden overschreden. De rechtbank zal hiermee bij de strafoplegging rekening houden in die zin dat zij de straf met 20 uren werkstraf mindert.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 120 uren, met aftrek van voorarrest, te vervangen door 60 dagen hechtenis, passend en geboden is.
Deze straf wijkt af van de straf die door de officier van justitie is gevorderd. Dat komt omdat de rechtbank rekening heeft gehouden met de LOVS oriëntatiepunten en daarnaast geen aanleiding ziet om nog een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Het gaat om oude feiten en uit het strafblad blijkt dat er in de tussentijd geen nieuwe relevante verdenkingen tegen verdachte zijn bijgekomen.

9.BESLAG

Hasj
De officier van justitie heeft gevorderd dat de in beslag genomen hasj zal worden onttrokken aan het verkeer. De rechtbank zal de hasj onttrekken aan het verkeer nu de feiten 2 en 3 met betrekking tot de hasj zijn begaan.
Wapens
De officier van justitie heeft gevorderd dat de in beslag genomen wapens (1 stroomstoot-wapen en 2 ploertendoders) zullen zal worden onttrokken aan het verkeer. De rechtbank zal de wapens onttrekken aan het verkeer nu de feiten 4 en 5 met betrekking tot deze wapens zijn begaan.
Medicijn
De officier van justitie heeft gevorderd dat de in beslag genomen capsule Sildanefil zal worden onttrokken aan het verkeer. De rechtbank zal de bij verdachte in beslag genomen Sildanefil onttrekken aan het verkeer op grond van het bepaalde in artikel 36d van het Wetboek van Strafrecht.
Auto
Ten aanzien van de in beslag genomen Peugeot Partner met kenteken [kenteken] heeft de officier van justitie gevorderd deze verbeurd te verklaren, omdat verdachte de hasj heeft vervoerd in deze auto (feit 3).
De rechtbank zal de Peugeot Partner teruggeven aan verdachte. Gelet op het strafblad van verdachte is dit de eerste keer is dat hij voor een Opiumwetdelict wordt veroordeeld en verbeurdverklaring van de auto staat, mede daarop gelet, niet in verhouding tot het eenmalig vervoeren van softdrugs.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 22c, 22d, 36b, 36c, 36d, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en op de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart de onder 1 en 6 ten laste gelegde feiten niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart de onder 2 tot en met 5 ten laste gelegde feiten bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt
vervangen door 60 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
Beslag
-
onttrektde goederen aangeduid met de volgende nummers
aan het verkeer:
PL0900-2014203884-G1641223
PL0900-2014203884-G1641237
PL0900-2014203884-G1641226
PL0900-2014203884-G1641358
PL0900-2014203884-G1641363
PL0900-2014203884-G1641364
PL0900-2014203884-G1641370
PL0900-2014203884-G1641362
PL0900-2014203884-G1656372
PL0900-2014203884-G1656375
PL0900-2014203884-G1656429 (Sildanefil)
PL0900-2014203884-G1666716 (stroomstootwapen)
PL0900-25RRD14003_309115 (2 ploertendoders);
- gelast de
teruggave aan verdachtevan het voertuig, aangeduid met nummer: PL0900-2014203884-G1312829 (Peugeot Partner wit [kenteken] ).
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. van Rijssen, voorzitter, mrs. H.F. Koenis en
C. van de Lustgraaf, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Harskamp-Snoeren, griffier,
en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 januari 2020.
Bijlage: de gewijzigde tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 01 maart 2015 tot en met 09 februari 2016
in de gemeente Utrecht en/of (elders) in Nederland en/of in Spanje,
heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit verdachte en/of een of
meer anderen, te weten (onder andere) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of
[medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 4] ,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als
bedoeld in artikel 11 derde, vierde en/of vijfde lid van de Opiumwet en/of
artikel 11a van de Opiumwet, namelijk:
- ( in de uitoefening van een bedrijf of beroep) opzettelijk telen, bereiden,
bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van
hoeveelheden hasjiesj in elk geval een materiaal bevattende een gebruikelijk
vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep
waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj en/of
hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II
en/of
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen
van hoeveelheden hasjiesj in elk geval een materiaal bevattende een
gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van
hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj
en/of hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II
en/of
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken, vervoeren en/of aanwezig hebben van grote hoeveelheden
hasjiesj in elk geval een materiaal bevattende een gebruikelijk vast mengsel
van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere
substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj en/of hennep een middel vermeld
op de bij de Opiumwet behorende lijst II en/of
- het voorhanden hebben van ruimten, gelden en/of andere betaalmiddelen
en/of gegevens, waarvan hij, verdachte en/of een of meer andere
perso(o)n(en) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat deze
bestemd was/waren tot het plegen van een van de in artikel 11 derde en/of
vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;
art 11b lid 1 Opiumwet
2.
hij op of omstreeks 09 februari 2016 in de gemeente Utrecht tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in een woning gelegen aan
de [adres] , opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 247 gram
en/of 196,52 gram en/of 155 gram en/of 183,56 gram, in elk geval hoeveelheden
van meer dan 30 gram, van een materiaal bevattende een gebruikelijk vast
mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen
andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet
3.
hij op of omstreeks 2 maart 2016 in de gemeente Utrecht opzettelijk heeft
verkocht en / of afgeleverd en / of verstrekt en / of vervoerd, in elk geval
opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 610 gram en/of
180 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram, van een materiaal
bevattende een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige
elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd
(hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende
lijst II;
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet
4.
hij op of omstreeks 09 februari 2016 in de gemeente Utrecht (een) wapen(s) van
categorie II onder 5°, te weten een voorwerp (stroomstootwapen) waarmee door
een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn
kan worden toegebracht, niet zijnde een medisch hulpmiddel, voorhanden heeft
gehad;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
5.
hij op of omstreeks 09 februari 2016 in de gemeente Utrecht, een of meer
wapen(s) van categorie I, onder 1 te weten een vlindermes (als bedoeld in
artikel 2 lid 1 onder c) van de Regeling Wapens en Munitie, en/of
twee, in elk geval een ploertendoder(s) (als bedoeld in artikel 2 lid 1 onder
g) van de Regeling Wapens en Munitie, voorhanden heeft gehad;
art 13 lid 1 Wet wapens en munitie
6.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 09 september
2014 tot en met 09 februari 2016 in de gemeente Utrecht, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
van voorwerpen, te weten 75.050 euro en/of een of meer andere geldbedrag(en),
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de
verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of
heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbenden op voorwerpen, te weten
75.050 euro en/of een of meer andere geldbedrag(en), waren, en/of
heeft verborgen en/of verhuld wie voorwerpen, te weten 75.050 euro en/of een
of meer andere geldbedrag(en), voorhanden hebben gehad,
terwijl hij wist dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of
middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, en hij van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt;
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 420ter lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 2 mei 2016, genummerd 2014203884, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 3167. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.