ECLI:NL:RBMNE:2020:1475

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 april 2020
Publicatiedatum
15 april 2020
Zaaknummer
UTR 19/3349
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.C. Moedrechter
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard wegens te late indiening en gebrek aan geldige reden

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de plaatsing van verkeersborden en parkeerplaatsen voor elektrische auto's, maar zijn bezwaar werd door verweerder niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beroepstermijn op 28 augustus 2019 afliep, maar eiser heeft zijn bezwaarschrift pas op 29 april 2019 ingediend, wat buiten de termijn viel. Eiser had het beroepschrift ook namens andere bewoners ingediend, maar de identiteit van deze bewoners was niet tijdig bekendgemaakt, waardoor hun beroep eveneens niet-ontvankelijk werd verklaard.

De rechtbank heeft verder overwogen dat eiser niet de vereiste kopie van het besluit op bezwaar bij zijn beroepschrift had gevoegd, wat ook een reden was voor de niet-ontvankelijkheid. Eiser had weliswaar een brief van de gemeente overgelegd, maar dit was geen besluit op bezwaar. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen geldige reden was voor de te late indiening van het bezwaarschrift, aangezien publicatie in het Witte Weekblad niet wettelijk verplicht was en de gemeente de bekendmaking van het verkeersbesluit op de juiste wijze had uitgevoerd. Eiser kreeg geen gelijk en de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, terwijl het beroep van de andere bewoners niet-ontvankelijk werd verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moedrechter, in aanwezigheid van griffier J.T. Boddeus, en is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/3349

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 april 2020 in de zaak tussen

[eiser] en anderen, te [woonplaats] , eisers

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen,

(het college) verweerder.

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder om zijn
bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren.

Overwegingen

1.De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een inhoudelijke beoordeling tijdens een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Vanaf alinea 4 legt de rechtbank dat verder uit. Voordat de rechtbank toekomt aan een inhoudelijke behandeling van het beroep moet zij eerst ambtshalve beoordelen of eiser en de degenen namens wie hij ook beroep heeft ingediend ontvankelijk zijn in hun beroep. Ook zal de rechtbank beoordelen of er een kopie van het besluit bij het beroepschrift is gevoegd.

Algemeen

Beroep namens andere bewoners uit de straat
2. Eiser heeft zijn beroep ook namens andere bewoners ingediend. De rechtbank moet beoordelen of dit beroep ontvankelijk is. De Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat een beroepschrift ondertekend moet worden en dat het ten minste de naam en het adres van de indiener(s) bevat. Het is vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de hoogste bestuursrechter in dit soort zaken, dat de bepalingen over de beroepstermijn met zich brengen dat de identiteit van degene(n) namens wie beroep wordt ingesteld, vóór afloop van de beroepstermijn kenbaar moet zijn.
3. De beroepstermijn liep af op 28 augustus 2019. De rechtbank stelt vast dat de identiteit van de buurtbewoners niet vóór afloop van de beroepstermijn bekend was. Eiser heeft bij de ondertekening van het beroepschrift van 26 augustus 2019 vermeld dat het is ingediend ‘namens bewoners van [straatnaam] te [woonplaats] ’ en heeft daarbij zijn eigen naam en handtekening gezet. Hij noemt niet de namen van de personen namens wie hij beroep instelt. Uit het beroepschrift blijkt dus niet wat de identiteit van de buurtbewoners is. Eiser heeft pas na het verstrijken van de beroepstermijn machtigingen overgelegd waaruit blijkt om welke bewoners het gaat, maar dat is te laat. Om die reden kan de rechtbank dan ook alleen eiser zelf ontvankelijk verklaren in zijn beroep. De rechtbank zal de andere bewoners niet-ontvankelijk verklaren in hun beroep.
Kopie bestreden besluit bij beroepschrift
4. Bij een beroepschrift moet door eiser een kopie van de beslissing op bezwaar worden gevoegd, zodat er geen onduidelijkheid kan ontstaan tegen welk besluit eiser beroep instelt (artikel 6:5, tweede lid, van de Awb). De rechtbank stelt vast dat eiser dit niet heeft gedaan. Uit het beroepschrift van eiser blijk ook niet om welk besluit het gaat. De rechtbank heeft eiser gevraagd met welk besluit hij het niet eens is. Ook heeft de rechtbank eiser gevraagd om een kopie van dat besluit aan de rechtbank te sturen. In reactie daarop heeft eiser op
9 september 2019 aan de rechtbank geschreven dat hij het er niet mee eens is dat het bezwaarschrift niet-ontvankelijk is verklaard. Hij heeft daarbij een kopie van de brief van gemeente De Ronde Venen van 28 mei 2019 gestuurd. Dat is echter geen besluit op het bezwaar van eiser, maar een bericht naar aanleiding van bezwaren tegen het plaatsen van een laadpaal in de straat [straatnaam] te [woonplaats] . Verweerder heeft wel een besluit op bezwaar van 15 juli 2019 opgestuurd, waarin het bezwaar van eiser tegen het besluit van
19 februari 2019 niet-ontvankelijk wordt verklaard. De rechtbank gaat er daarom van uit dat eisers beroep is gericht tegen dit besluit. De rechtbank zal hieronder het beroep inhoudelijk behandelen.

Inhoudelijk

5. De rechtbank moet het besluit op bezwaar van 15 juli 2019 beoordelen. Met dat besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij te laat was met zijn bezwaar tegen het besluit van 19 februari 2019. In deze zaak moet de rechtbank beoordelen of verweerder dat terecht heeft gedaan. Dat betekent dat in deze procedure de inhoudelijke bezwaren van eiser tegen het besluit van 19 februari 2019 niet aan de orde komen.
6. De rechtbank oordeelt als volgt. Het besluit van 19 februari 2019 is een verkeersbesluit en door de gemeente officieel bekend gemaakt op 21 februari 2019. In artikel 26 van het Besluit administratieve bepalingen is bepaald dat de bekendmaking van een verkeersbesluit gebeurt door publicatie in de Staatscourant op www.officielebekendmakingen.nl.
Als iemand het niet eens is met dat besluit dan moet het bezwaarschrift binnen zes weken worden ingediend nadat het besluit bekend is gemaakt (artikelen 6:7 en 6:8 van de Awb). Dit betekent dat de bezwaartermijn liep van 21 februari 2019 tot en met 4 april 2019.
7. Eiser heeft het bezwaarschrift van 29 april 2019 dan ook te laat bezwaar ingediend. De hoofdregel is dan dat de gemeente het bezwaar niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het bezwaarschrift te laat is ingediend. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
Was er een geldige reden?
8. De rechtbank vindt van niet. Eiser heeft in de bezwaarprocedure vermeld dat een publicatie in het Witte Weekblad ontbreekt, en ook niet is terug te vinden in het archief. De rechtbank vindt dit geen geldige reden, omdat publicatie in het Witte Weekblad geen wettelijke verplichting is voor het college. Bovendien stelt de rechtbank vast dat het college het besluit ook heeft gepubliceerd in het Witte Weekblad, zoals dat blijkt uit de door het college ingebrachte kopie van die publicatie (week 9 – 26 februari 2019).
9. Eiser stelt verder in beroep dat het Witte Weekblad door velen niet wordt gelezen of ontvangen. Deze beroepsgrond slaagt niet. Dat eiser de publicatie niet heeft gelezen blijft voor zijn risico. Dat eiser het Witte Weekblad niet heeft ontvangen is slechts van belang als het wettelijk verplicht is dat de publicatie in een huis-aan-huisblad gedaan moet worden. Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, geldt een dergelijke verplichting in deze zaak niet.
10. Eiser heeft ook vermeld dat er bezwaar is gemaakt door de bewoner die heeft verzocht om plaatsing van de laadpaal. De rechtbank oordeelt dat dit niet van belang is, omdat het bij deze beoordeling gaat over eisers bezwaar- en beroepschrift en niet over een (eventueel) bezwaar van de aanvrager.
11. Tot slot stelt eiser dat de heer [A] (afdeling Ruimte) bij nader inzien tot twee keer toe mondeling heeft erkend dat de gemeente inderdaad verzuimd heeft om bewoners met een brief te informeren. Eiser licht toe dat dit wel vaker voorkomt bij de heer [A] , omdat de heer [A] in de brief (21 oktober 2019) aan de rechtbank heeft geschreven dat het versturen van de stukken op onverklaarbare wijze is mislukt.
12. Ook deze grond slaagt niet. Verweerder heeft geen wettelijke verplichting om eiser persoonlijk in kennis te stellen. De brief van 21 oktober 2019 en het niet versturen van een informerende brief doet aan de wettelijke verplichting dan ook niet af.
Wat is de conclusie van de rechtbank?
13. De rechtbank concludeert dat het bezwaarschrift te laat is ingediend en dat daarvoor geen geldige reden was. Het college heeft terecht het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom kennelijk ongegrond waardoor de rechtbank partijen niet uitnodigt voor een inhoudelijke beoordeling tijdens een zitting (artikel 8:54 van de Awb).
14. Eiser krijgt geen gelijk en daarom ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep van eiser ongegrond;
- verklaart het beroep van de andere bewoners niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is op 14 april 2020 gedaan door mr. R.C. Moed
,rechter, in aanwezigheid van J.T. Boddeus griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
de griffier is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.