ECLI:NL:RBMNE:2020:1467

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 april 2020
Publicatiedatum
14 april 2020
Zaaknummer
UTR 20/743-O
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om ordemaatregel in verband met strafontslag en doorbetaling salaris

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 10 april 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om een ordemaatregel hangende een voorlopige voorziening. Verzoekster, een ambtenaar, had tegen haar strafontslag beroep ingesteld en verzocht om opschorting van het ontslag en doorbetaling van haar salaris. Dit verzoek was gebaseerd op haar deelname aan een schuldsaneringstraject, waarbij het uitblijven van salarisbetalingen haar ernstig zou treffen. De verweerder, de korpschef van politie, had echter aangegeven dat hij vooralsnog van invordering van het salaris afzag, maar dat er bij toewijzing van de ordemaatregel terugvorderingsrisico's zouden kunnen ontstaan.

De voorzieningenrechter overwoog dat verzoekster onvoldoende onderbouwing had gegeven voor haar verzoek en dat zij een uitkering op grond van de Participatiewet kon aanvragen. Bovendien was het verzoek om een ordemaatregel niet noodzakelijk, aangezien verzoekster de mogelijkheid had om bij de gemeente een spoedbehandeling of voorschot aan te vragen. De voorzieningenrechter concludeerde dat het belang van de verweerder bij het voorkomen van restitutierisico's zwaarder woog dan het belang van verzoekster bij doorbetaling van haar salaris. Daarom werd het verzoek om een ordemaatregel afgewezen.

De uitspraak werd gedaan in het kader van de coronamaatregelen, waardoor deze niet op een openbare zitting kon worden uitgesproken. De uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/743-O

uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 april 2020 in de zaak tussen

[verzoekster] te [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: M.J. van Broekhoven),
en

de korpschef van politie, verweerder,

(gemachtigde: mr. H.A.E. van Soest)

Procesverloop

Bij besluit van 18 juli 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder verzoekster met onmiddellijke ingang strafontslag opgelegd.
Bij besluit van 10 januari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij faxbericht van 31 maart 2020 heeft verzoekster de voorzieningenrechter verzocht om een ordemaatregel te treffen. Dit omdat de zitting van 9 april 2020, waarop het ingediende beroep zou worden behandeld en tegelijkertijd met de uitspraak in de beroepszaak het verzoek om een voorlopige voorziening zou worden afgedaan, vanwege de coronacrisis vrijwel zeker op een later moment zal plaatsvinden. Omdat een volledige rechtmatigheidstoets in het kader van het verzoek om een voorlopige voorziening gelet op de aard en complexiteit van het connexe beroep nu nog niet mogelijk is en inmiddels duidelijk is dat de zitting op 9 april 2020 is verdaagd en op een later nog nader te bepalen moment zal plaatsvinden, zal de voorzieningenrechter uitspraak doen op het verzoek om een ordemaatregel te treffen.
Verweerder heeft bij faxberichten van 31 maart 2020, 1 april 2020 en 6 april 2020 op het verzoek tot het treffen van een ordemaatregel schriftelijk een standpunt ingenomen. Verzoekster heeft hierop in faxberichten van 7 april 2020 en 8 april 2020 gereageerd.

Overwegingen

1. Verzoekster verzoekt om bij wijze van ordemaatregel het strafontslag op te schorten. Zij heeft aan dat verzoek ten grondslag gelegd dat zij zich in een schuldsaneringstraject bevindt. Door het uitblijven van salarisbetalingen zal zij ernstig in haar belang worden getroffen omdat dit traject dan zal worden stopgezet en zij pas na een periode van tien jaar weer in aanmerking kan komen voor een nieuw traject.
2. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek onvoldoende onderbouwd is. Verzoekster kan een uitkering op grond van de Participatiewet aanvragen. Bij toewijzing van de ordemaatregel vreest verweerder voor terugvorderingsproblemen indien het beroep te zijner tijd ongegrond wordt verklaard.
3. De voorzieningenrechter overweegt dat uit het verzoek blijkt dat verzoekster haar verzoek tot het treffen van een ordemaatregel (met name) baseert op de mogelijkheid dat verweerder over zal gaan tot het terugvorderen van het teveel betaalde salaris over de periode juli 2019 - februari 2020. In het faxbericht van 6 april 2020 heeft verweerder echter verklaard dat hij pas na de inhoudelijke behandeling van de voorlopige voorziening door de voorzieningenrechter over zal gaan tot invordering van het betaalde salaris. Op grond hiervan is de voorzieningenrechter van oordeel dat verzoekster geen belang heeft bij het treffen van een ordemaatregel die inhoudt dat verweerder dient af te zien van terugvordering totdat inhoudelijk op het verzoek om een voorlopige voorziening is beslist.
4. De voorzieningenrechter ziet evenmin aanleiding tot het treffen van een ordemaatregel, inhoudende dat verweerder het salaris van verzoekster dient door te betalen totdat uitspraak is gedaan op het verzoek om voorlopige voorziening, dan wel het beroep. Uit de stukken blijkt dat verzoekster inmiddels een uitkering op grond van de Participatiewet heeft aangevraagd. Voor zover verzoekster van mening is dat deze aanvraagprocedure lange tijd in beslag zal nemen, kan zij bij haar gemeente een verzoek om spoedige behandeling indienen of een voorschot aanvragen. Verzoekster heeft haar stellingen over het beëindigen van het schuldsaneringstraject niet nader onderbouwd, zodat de voorzieningenrechter hierin evenmin aanleiding ziet tot het treffen van een ordemaatregel.
5. Op grond van het bovenstaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat het belang van verweerder bij het voorkomen van restitutierisico zwaarder dient te wegen dan het belang van verzoekster bij doorbetaling van het salaris. Het verzoek om een ordemaatregel wordt daarom afgewezen.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om het treffen van een ordemaatregel af.
Deze uitspraak is gedaan op 10 april 2020 door mr. J.G. Nicholson, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P. Bruins-Langedijk, griffier.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.