ECLI:NL:RBMNE:2020:1450

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 april 2020
Publicatiedatum
14 april 2020
Zaaknummer
UTR - 19 _ 4835
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep tegen omgevingsvergunning voor tijdelijk verwijderen van orgel uit rijksmonument

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 7 april 2020 uitspraak gedaan over het beroep van eiseres tegen de omgevingsvergunning die door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht is verleend voor het tijdelijk verwijderen van een orgel uit het gasthuis, een rijksmonument. Eiseres, die eerder eigenaar was van het gasthuis, stelde dat haar belangen als belanghebbende bij de omgevingsvergunning betrokken zijn. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiseres geen rechtstreeks en actueel belang heeft bij de vergunning, omdat zij geen eigenaar of huurder van het gasthuis is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belangen van eiseres niet rechtstreeks bij de verlening van de omgevingsvergunning zijn betrokken, en dat haar beroep daarom niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft ook overwogen dat de statutaire doelstellingen van eiseres niet in directe relatie staan tot de omgevingsvergunning, en dat de belangen die voortvloeien uit de verkoopovereenkomst met de huidige eigenaar van het gasthuis afgeleide belangen zijn. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling, aangezien het beroep niet-ontvankelijk is verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/4835

uitspraak van de meervoudige kamer van 7 april 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: D.C. Meerburg),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht(het college), verweerder
(gemachtigde: mr. A. Erdogan).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam derde-partij] N.V.( [naam derde-partij] ),
(gemachtigde: J.A. Blom).

Inleiding

1. Het [het gasthuis] (het gasthuis) is in 1567 gesticht als pesthuis en heeft in de loop der jaren diverse functies gehad. In de periode 1930 tot en met 2004 is het gebouw in gebruik geweest als kerk. In 1954 is ten behoeve van dat gebruik een [...orgel] in het gebouw geplaatst.
2. Op 20 juni 1967 is het gasthuis aangewezen als rijksmonument. Op 21 juni 2010 is aan de omschrijving van het monument toegevoegd: ‘Tweeklaviers mechanisch orgel met vrij pedaal en 22 registers, gebouwd in 1954 door de firma [...] uit [plaatsnaam] .’
3. Eiseres is in de periode van 22 december 2004 tot 11 januari 2019 eigenaresse geweest van het gasthuis. Zij heeft het gasthuis zonder orgel per 11 januari 2019 verkocht aan [naam derde-partij] . Het [...orgel] heeft zij verkocht aan de orgelbouwer. Het orgel is op dit moment in bruikleen gegeven aan de Grote Kerk in Zwolle.
4. [naam derde-partij] heeft op 20 mei 2019 een aanvraag ingediend voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het tijdelijk verwijderen van het orgel uit het gasthuis. Het college heeft deze aanvraag voor advies voorgelegd aan de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (de RCE), de Afdeling Cultureel Erfgoed van de gemeente Utrecht en de commissie Welstand en Monumenten. Vervolgens heeft het college een ontwerpomgevingsvergunning ter inzage gelegd. Op het ontwerpbesluit zijn twee zienswijzen ingediend, onder andere door eiseres.
5. Op 25 september 2019 heeft het college op basis van de aanvraag een omgevingsvergunning verleend voor een periode van vijf jaar (de omgevingsvergunning). In de vergunning is het voorschrift opgenomen dat het [...orgel] voor 1 januari 2024 weer in het gasthuis moet worden teruggeplaatst.
6. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de omgevingsvergunning. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
7. De rechtbank heeft partijen met een brief van 19 februari 2020 ervan op de hoogte gesteld dat op de zitting onder andere de vraag aan de orde zal worden gesteld, of eiseres als belanghebbende kan worden aangemerkt.
8. De zaak is behandeld op de zitting van 13 maart 2020. De gemachtigde van eiseres was hierbij aanwezig, bijgestaan door mr. [A] . Ook de gemachtigde van het college was aanwezig, vergezeld door [B] . Namens [naam derde-partij] was de gemachtigde aanwezig.
9. Met partijen is afgesproken dat verweerder binnen een week na sluiting van het onderzoek het advies van de RCE aan de rechtbank en aan partijen zal toesturen, zodat het dossier van de rechtbank volledig is. De rechtbank heeft het advies van de RCE op 19 maart 2020 ontvangen.

Overwegingen

Wat moet de rechtbank beoordelen?
10. Op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kunnen alleen belanghebbenden beroep instellen tegen een besluit, in dit geval de verlening van de omgevingsvergunning [1] . Als iemand geen belanghebbende is bij het besluit waartegen hij of zij beroep heeft ingesteld, dan is zijn of haar beroep niet-ontvankelijk en zal de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordelen. Daarom moet de rechtbank voordat zij het beroep van eiseres inhoudelijk kan behandelen, eerst beoordelen of eiseres als belanghebbende kan worden aangemerkt bij de verlening van de omgevingsvergunning.
11. Wanneer iemand belanghebbende is bij een besluit is ook bepaald in de Awb [2] . De rechtbank moet beoordelen of de belangen van eiseres rechtstreeks bij de verlening van de omgevingsvergunning zijn betrokken. Hiervoor zijn voor een rechtspersoon als eiseres mede bepalend de belangen die zij krachtens haar statutaire doelstellingen en volgens haar feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigt. De rechtbank zal dit eerst beoordelen en vervolgens onderzoeken of eiseres nog andere belangen heeft die rechtstreeks bij deze vergunning zijn betrokken.
Raken de volgens de statutaire doelstellingen van eiseres te behartigen belangen rechtstreeks de omgevingsvergunning?
12. Eiseres heeft op de zitting toegelicht dat door het voorschrift in de omgevingsvergunning dat het [...orgel] voor 1 januari 2024 weer in het gasthuis moet worden teruggeplaatst, de doelstellingen a en c/d, zoals deze zijn opgenomen in haar statuten, in het gedrang komen. Volgens eiseres is een rendabele exploitatie en een doelmatig gebruik van het gasthuis niet mogelijk als het [...orgel] daarin staat. Ook tast het detonerende orgel de cultuurhistorische waarde van het gasthuis, dat geen kerk is, aan. Eiseres stelt zich daarom op het standpunt dat de belangen die zij krachtens haar doelstellingen en blijkens haar feitelijke werkzaamheden heeft rechtstreeks bij de omgevingsvergunning zijn betrokken.
13. De rechtbank volgt eiseres hierin niet en geeft daarvoor de volgende motivering.
14. Eiseres is geen eigenaar (meer) of huurder van het gasthuis. Op die grond kan eiseres niet als belanghebbende worden aangemerkt.
15. Eiseres werpt zich op als hoeder van het gasthuis en organiseert daarin als gebruiker eigen activiteiten. Eiseres heeft op grond van haar statuten [3] ten doel, voor zover hier van belang, het verrichten van (rechts)handelingen gericht op:
(a) het behoud van het gasthuis in behoorlijke staat en als rijksmonument.
(c) het bevorderen van de culturele functie van het gasthuis, van een doelmatig gebruik hiervan met inachtneming van de culturele functie en het bevorderen van een zodanig gebruik van het gasthuis dat recht wordt gedaan aan de historische en cultuurhistorische waarde van het gasthuis.
(d) het bevorderen van culturele activiteiten in het gasthuis.
16. Naar het oordeel van de rechtbank is niet aannemelijk geworden dat het besluit rechtstreeks deze statutaire doelstellingen van eiseres raakt.
17. De statutaire doelstelling van eiseres als omschreven onder a van de statuten over het behoud van het gasthuis is, gelet op de omschrijving, gericht op de staat van onderhoud van het gasthuis als rijksmonument. De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat terugplaatsing van het orgel invloed heeft op de staat van onderhoud van het gasthuis. Daarbij wordt betrokken dat het orgel los in het gasthuis was geplaatst.
18. Over het doelmatig gebruik van het gasthuis, zoals omschreven onder c van de statuten, heeft eiseres op de zitting gesteld dat door de terugplaatsing van het orgel een rendabele exploitatie van het gasthuis en daarmee het doelmatig gebruik daarvan niet mogelijk is, dan wel wordt belemmerd. Hierbij heeft eiseres gesteld dat in de periode dat zij zelf eigenaresse van het gasthuis was, de exploitatie van het gasthuis door de aanwezigheid van het orgel ook al moeilijk was. Deze stellingen heeft eiseres echter niet onderbouwd, bijvoorbeeld met omzetcijfers en/of een berekening. Het is dan ook niet aannemelijk geworden dat terugplaatsing van het orgel ertoe leidt dat een doelmatig gebruik van het gasthuis met inachtneming van de culturele functie niet wordt bevorderd. De stelling van eiseres dat het orgel een groot gevaarte is dat loze ruimte inneemt, waardoor het doelmatig gebruik van het gasthuis wordt belemmerd, wat hiervan ook zij, leidt niet tot een ander oordeel. Daartoe wordt overwogen dat volgens de statutaire doelstelling van eiseres als omschreven onder c en d van de statuten, gelezen in onderlinge samenhang, het doelmatig gebruik is gericht op het bevorderen en in standhouden van de culturele functie van het gasthuis. Dat het terugplaatsen van het orgel de culturele functie en de culturele activiteiten in het gasthuis niet bevordert, volgt de rechtbank echter niet. Dat de huidige huurder/exploitant van het gasthuis daarin veelal kamermuziek ten gehore laat brengen, betekent niet dat het orgel in cultureel opzicht een belemmering vormt. Ook is niet aannemelijk geworden dat het terugplaatsen van het orgel de mogelijkheden aantast van eiseres om zelf als gebruiker van het gasthuis culturele activiteiten te ontplooien, zoals de jaarlijkse kerstnacht. Daarbij betrekt de rechtbank dat eiseres in de ruime periode dat zij zelf eigenaresse was van het gasthuis activiteiten heeft verricht, terwijl het orgel aanwezig was.
19. Ook de gestelde aantasting van de historische en cultuurhistorische waarde van het gasthuis, als bedoeld onder c van de statuten, door terugplaatsing van het orgel leidt niet tot belanghebbendheid bij eiseres. Eiseres heeft deze stelling niet onderbouwd met bijvoorbeeld een deskundigenadvies, terwijl het voor haar duidelijk is dat de RCE hierover een ander standpunt heeft. Het advies van de RCE dat door het college aan de omgevingsvergunning ten grondslag is gelegd, vermeldt dat het gasthuis juist historische zeggingskracht verliest als het orgel daar niet meer in staat. Orgel en gebouw horen vanwege de historische context volgens de RCE juist bij elkaar. Dit advies wordt door de deskundigen van de Afdeling Cultureel Erfgoed van de gemeente Utrecht en de Commissie Welstand en Monumenten onderschreven. Onder deze omstandigheden is niet aannemelijk gemaakt dat het terugplaatsen van het orgel en de mogelijke effecten daarvan leiden tot een aantasting van de historische en cultuurhistorische waarde van het gasthuis.
Heeft eiseres nog andere belangen die rechtstreeks bij de omgevingsvergunning zijn betrokken?
20. Ambtshalve onderzoekt de rechtbank of nog andere belangen van eiseres rechtstreeks zijn betrokken bij het verlenen van de omgevingsvergunning met het voorschrift tot terugplaatsing van het orgel. Als vorige eigenaresse heeft zij met [naam derde-partij] destijds bij de verkoopovereenkomst afgesproken dat het gasthuis zonder orgel wordt opgeleverd. Ook is eiseres daarbij met [naam derde-partij] overeengekomen dat zij zeggenschap houdt over een toekomstige vervreemding van het gasthuis aan derden en over een bestemmingswijziging van het gasthuis. Verder heeft eiseres in 2019 met de huidige huurder/exploitant afgesproken dat zij vanaf 1 januari 2021, gedurende 8½ jaar, jaarlijks € 15.000 bijdraagt aan de huur.
21. De belangen naar aanleiding van de overeenkomst met [naam derde-partij] tot verkoop van het gasthuis vloeien uitsluitend voort uit die contractuele relatie. Hoewel de rechtbank begrijpt dat de contractuele afspraken voor eiseres van groot belang zijn, is er sprake van afgeleide belangen die niet rechtstreeks bij het besluit zijn betrokken. Eiseres heeft geen tegengesteld belang aan dat van [naam derde-partij] en haar belang is niet anders van aard dan het belang van [naam derde-partij] , de huidige eigenaar. Beide partijen vinden het immers onwenselijk dat het orgel wordt teruggeplaatst. Verder is niet gebleken dat eiseres wordt getroffen in een zakelijk recht of een fundamenteel recht en ook niet dat er feitelijk een reële mogelijkheid bestaat dat zij door de omgevingsvergunning in een aan die rechten ontleend belang geschaad zal worden. Ook het feit dat eiseres een afspraak heeft met de huidige huurder/exploitant om bij te dragen in de huur maakt niet dat zij daarmee een rechtstreeks belang heeft bij het voorschrift tot terugplaatsing van het orgel.
22. Tot slot heeft eiseres op de zitting betoogd dat zij, omdat verweerder haar in de gelegenheid heeft gesteld haar zienswijze over de omgevingsvergunning naar voren te brengen, als belanghebbende moet worden aangemerkt. Dit betoog leidt evenmin tot belanghebbendheid. De rechtbank moet immers in het kader van de ontvankelijkheid van het beroep ambtshalve, dus los van het standpunt van verweerder, toetsen of eiseres belanghebbende is bij het bij de rechtbank bestreden besluit.

Conclusie

23. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het belang van eiseres niet rechtstreeks bij de omgevingsvergunning is betrokken, eiseres hierbij dus geen belanghebbende is en haar beroep hiertegen daarom niet-ontvankelijk is. Dit betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk kan behandelen.
24. Omdat het beroep niet-ontvankelijk is, bestaat er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is op 7 april 2020 gedaan door mr. M.P. Glerum, voorzitter, en
mr. N.M.H. van Ek en mr. R.C. Moed, leden, in aanwezigheid van mr. I.C. de Zeeuw-'t Lam, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.

(De voorzitter is verhinderd de

uitspraak te ondertekenen)
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Artikel 8:1 van de Awb.
2.Artikel 1:2 van de Awb.
3.Artikel 2, aanhef en onder i.