Op 2 april 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, een beschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging op verzoek van de officier van justitie. Het verzoek was ingediend naar aanleiding van zorgen over de geestelijke gezondheid van de betrokkene, die verblijft in GGZ Centraal. De betrokkene, geboren in 1980, heeft een geschiedenis van psychoses en drugsgebruik, maar neemt momenteel zijn medicatie vrijwillig en vertoont geen verzet tegen behandeling.
Tijdens de mondelinge behandeling op 1 april 2020 zijn de betrokkene, zijn advocaat mr. A.J. van der Velden, en deskundigen gehoord. De psychiater gaf aan dat de psychose momenteel in remissie is, maar dat er wel kwetsbaarheid en beschadiging in de hersenen is. De advocaat van de betrokkene pleitte voor afwijzing van het verzoek, stellende dat de betrokkene alles op vrijwillige basis doet en dat verplichte zorg niet noodzakelijk is.
De rechtbank overwoog dat, hoewel er zorgen zijn over het drugsgebruik van de betrokkene, er op dit moment geen noodzaak is voor een zorgmachtiging. De wetgever heeft in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) bewust gekozen om zorgmachtigingen niet te laten fungeren als vangnet voor situaties waarin het slechter gaat door drugsgebruik. De rechtbank wees het verzoek van de officier van justitie af, met de overweging dat er mogelijkheden zijn voor zorg op basis van vrijwilligheid en dat de betrokkene geen verzet vertoont tegen zijn behandeling.
De beschikking werd mondeling gegeven door rechter mr. R.F. van Aalst en is schriftelijk uitgewerkt en ondertekend. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.