ECLI:NL:RBMNE:2020:1448

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 april 2020
Publicatiedatum
10 april 2020
Zaaknummer
C/16/499094 FLRK 20-471
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing zorgmachtiging op basis van vrijwilligheid en drugsgebruik

Op 2 april 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, een beschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging op verzoek van de officier van justitie. Het verzoek was ingediend naar aanleiding van zorgen over de geestelijke gezondheid van de betrokkene, die verblijft in GGZ Centraal. De betrokkene, geboren in 1980, heeft een geschiedenis van psychoses en drugsgebruik, maar neemt momenteel zijn medicatie vrijwillig en vertoont geen verzet tegen behandeling.

Tijdens de mondelinge behandeling op 1 april 2020 zijn de betrokkene, zijn advocaat mr. A.J. van der Velden, en deskundigen gehoord. De psychiater gaf aan dat de psychose momenteel in remissie is, maar dat er wel kwetsbaarheid en beschadiging in de hersenen is. De advocaat van de betrokkene pleitte voor afwijzing van het verzoek, stellende dat de betrokkene alles op vrijwillige basis doet en dat verplichte zorg niet noodzakelijk is.

De rechtbank overwoog dat, hoewel er zorgen zijn over het drugsgebruik van de betrokkene, er op dit moment geen noodzaak is voor een zorgmachtiging. De wetgever heeft in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) bewust gekozen om zorgmachtigingen niet te laten fungeren als vangnet voor situaties waarin het slechter gaat door drugsgebruik. De rechtbank wees het verzoek van de officier van justitie af, met de overweging dat er mogelijkheden zijn voor zorg op basis van vrijwilligheid en dat de betrokkene geen verzet vertoont tegen zijn behandeling.

De beschikking werd mondeling gegeven door rechter mr. R.F. van Aalst en is schriftelijk uitgewerkt en ondertekend. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling familierecht
Locatie Lelystad
Zaaknummer: C/16/499094 / FL RK 20-471
Beschikking van 2 april 2020, naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [1980] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [woonplaats] ,
verblijvende in GGZ Centraal, locatie [locatie] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. N.C.E.C. Luns.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 13 maart 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging. Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de medische verklaring d.d. 11 maart 2020;
- de zorgkaart inclusief bijlagen;
- het zorgplan inclusief bijlagen;
-de beslissing van de geneesheer directeur om niet betrokkene in de gelegenheid te stellen zelf een plan van aanpak op te stellen;
- de bevindingen van de geneesheer directeur;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet BOPZ en de
Wvgzz.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 1 april 2020. De rechtbank heeft in verband met de coronacrisis de volgende personen telefonisch gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door mr. A.J. van der Velden;
  • de heer [A] , psychiater;
  • de heer [B] , openbare geestelijke gezondheidszorg verpleegkundige.

2.Beoordeling

2.1.
De advocaat van betrokkene heeft primair geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. Betrokkene wil geen machtiging. Hij doet alles op vrijwillige basis en neemt zijn medicatie. Betrokkene weet dat het gebruiken van drugs niet goed is en nadelige consequenties kan hebben. Het verzoek is niet passend bij het huidige beeld. Mocht de machtiging worden verleend, dan verzoekt de advocaat om een aantal verplichte maatregelen van zorg niet op te leggen. De verplichte vormen van zorg die zien op het beperken van de bewegingsvrijheid, het insluiten en het uitoefenen van toezicht zijn niet noodzakelijk. Het opnemen van betrokkene in een accommodatie wanneer hij decompenseert is een stok achter de deur en dat is voldoende.
2.2.
De psychiater heeft ter zitting aangegeven dat de psychose op dit moment in remissie is. Betrokkene heeft geen wanen en is niet achterdochtig. Wel blijft de kwetsbaarheid aanwezig. Er is een zekere vorm van beschadiging in de hersenen van betrokkene opgetreden door de psychoses die hij gehad heeft. Hierdoor is dagelijkse steun in het functioneren nodig. Een zorgmachtiging is nodig om snel in te kunnen grijpen op het moment dat het beeld van betrokkene verslechtert. Er is onlangs sprake geweest van drugsgebruik. Hierdoor bestaat het gevaar dat betrokkene zijn huis verliest. Daarnaast kan het drugsgebruik leiden tot een decompensatie. De psychiater is van mening dat alle maatregelen van verplichte zorg, zoals opgenomen in de medische verklaring, noodzakelijk zijn. Het is van belang dat deze vormen van zorg ingezet kunnen worden op het moment dat het beeld van betrokkene verslechtert.
2.3.
De rechtbank overweegt als volgt. De rechter kan op verzoek van de officier een zorgmachtiging verlenen ten aanzien van een betrokkene wanneer wordt voldaan aan de criteria en de doelen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:3 en 3:4 Wvggz. Verplichte zorg is zorg die ondanks verzet kan worden verleend. Wanneer het gedrag van betrokkene als gevolg van een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel, kan als uiterste middel verplichte zorg worden verleend, mits er geen mogelijkheden voor zorg op basis van vrijwilligheid zijn, er geen minder bezwarende alternatieven zijn, het verlenen van verplichte zorg evenredig is en het redelijkerwijs te verwachten is dat het verlenen van verplichte zorg effectief is.
Verplichte zorg kan worden verleend om ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen of de door een psychische stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen.
2.4.
De rechterbank is van oordeel dat er bij betrokkene zorg mogelijk is op basis is van vrijwilligheid. Betrokkene vertoont geen verzet tegen de medicatie of behandeling. Hij neemt de voorgeschreven medicatie. Er zijn weliswaar zorgen over drugsgebruik, maar dat kan nu niet leiden tot een toewijzing van de gevraagde zorgmachtiging door de officier van justitie. De wetgever heeft er bewust en weloverwogen voor gekozen om, anders dan onder de Wet BOPZ, de zorgmachtiging in het kader van de Wvggz niet te laten fungeren als een vangnet om iemand op te kunnen nemen in het onverhoopte geval het slechter met diegene gaat door drugsgebruik. Hiervoor kan, als het nodig is, een crisismaatregel gevraagd worden. Dat dan wellicht minder snel kan worden ingegrepen dan in hetgeval van een ‘voorwaardelijke’ machtiging, is het gevolg van een keuze die de wetgever heeft gemaakt.

3.Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is op 2 april 2020 mondeling gegeven door mr. R.F. van Aalst, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, en schriftelijk uitgewerkt en ondertekend op
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.