ECLI:NL:RBMNE:2020:1441

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 april 2020
Publicatiedatum
10 april 2020
Zaaknummer
8138701 AC EXPL 19-3939
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake de vraag of er een snuffelstage of een overeenkomst van dienstverlening is gesloten tussen partijen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, is de vraag aan de orde of er tussen eiser en gedaagde een snuffelstage is afgesproken of dat er een overeenkomst van dienstverlening is gesloten. Eiser, handelend onder de naam [autobedrijf 1], heeft op 23 oktober 2019 een dagvaarding uitgebracht tegen gedaagde, handelend onder de naam [autobedrijf 2]. De procedure is beïnvloed door de coronacrisis, waardoor een geplande mondelinge behandeling op 1 april 2020 niet kon doorgaan. De kantonrechter heeft besloten om de zaak schriftelijk te behandelen en heeft partijen gevraagd om hun standpunten in akten te verwoorden.

De feiten van de zaak zijn als volgt: op 14 augustus 2019 hebben eiser en gedaagde een gesprek gehad waarin eiser enkele werkzaamheden zou verrichten voor gedaagde. Eiser stelt dat er een overeenkomst is gesloten voor een periode van zes maanden, terwijl gedaagde aanvoert dat er enkel een snuffelstage is afgesproken zonder verplichtingen. Eiser heeft facturen gestuurd voor de verrichte werkzaamheden, maar gedaagde heeft deze niet betaald. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen schriftelijke overeenkomst is en dat de partijen er vanuit gaan dat de samenwerking op 10 september 2019 is beëindigd.

De kantonrechter heeft partijen verzocht om op verschillende vragen te antwoorden, waaronder de aard van de gemaakte afspraken en de ontvangst van de facturen. De zaak is verwezen naar de rol voor het nemen van een akte door beide partijen, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden. Het vonnis is uitgesproken op 15 april 2020 door kantonrechter A.S. Penders.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Amersfoort
zaaknummer: 8138701 AC EXPL 19-3939 asp/1189
Vonnis van 15 april 2020
inzake
[eiser] (mede) handelend onder de naam [autobedrijf 1],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eiser] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. J.W. Janssens,
tegen:
[gedaagde] handelend onder de naam [autobedrijf 2],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. H.J. Meijering.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop blijkt uit het volgende:
  • [eiser] heeft op 23 oktober 2019 een dagvaarding uitgebracht. Daaraan waren 6 producties gehecht
  • [gedaagde] heeft op 4 december 2019 verweer gevoerd in zijn conclusie van antwoord
  • de kantonrechter heeft daarop in een tussenvonnis van 12 februari 2020 bepaald dat er een mondelinge behandeling zou komen
  • de mondelinge behandeling is vastgesteld op 1 april 2020.
1.2.
Als gevolg van de coronacrisis heeft de griffie van de rechtbank partijen bij e-mail van 20 maart 2020 meegedeeld dat de mondelinge behandeling die stond geagendeerd op 1 april 2020 niet door zal gaan.
1.3.
[eiser] heeft laten weten schriftelijk te willen doorprocederen.
[gedaagde] heeft meegedeeld een nieuwe datum voor een mondelinge behandeling te wensen.
1.4.
De kantonrechter heeft beslist dat hij eerst een vonnis zal wijzen.

2.De beoordeling

2.1.
Bij tussenvonnis van 12 februari 2020 heeft de kantonrechter bepaald dat in deze zaak een mondelinge behandeling zal plaatsvinden. Vanwege de coronacrisis behandelen de rechtbanken op dit moment alleen spoedzaken op zitting. Die zittingen vinden zoveel als mogelijk telefonisch plaats. Om vergaande vertraging in de behandeling van deze zaak te voorkomen heeft de kantonrechter bepaald dat in deze zaak nu een schriftelijke behandeling zal plaatsvinden. In de door partijen in te dienen aktes kunnen partijen, gemotiveerd, aangeven of zij prijs stellen op een telefonische behandeling door de kantonrechter van deze zaak. De kantonrechter zal aansluitend beslissen of daartoe zal worden overgegaan.
Stukken kunnen op de gebruikelijke wijze per post worden ingediend. Behandeling vindt plaats op de rolzitting.
Wij wijzen u er op dat de centrale balies van de rechtbanken zijn gesloten zodat processtukken niet aldaar afgegeven kunnen worden.
Als aanvulling op deze instructie overweegt de kantonrechter het volgende.
2.2.
De kantonrechter begrijpt uit de dagvaarding en de conclusie van antwoord het volgende.
[eiser] en [gedaagde] hebben op 14 augustus 2019 een gesprek gehad. In ieder geval is afgesproken dat [eiser] enkele werkzaamheden zou verrichten in het bedrijf van [gedaagde] . Het bedrijf van [gedaagde] kon namelijk wel ondersteuning gebruiken bij de uitvoering van aansturende en leidinggevende taken. [eiser] heeft vanaf 19 augustus 2019 tot 10 september 2019 werkzaamheden verricht. Partijen zijn het erover eens dat hun samenwerking op 10 september 2019 is geëindigd. Verder is de weergave van de afspraken en het beloop van de werkzaamheden door beide partijen verschillend.
[eiser] stelt dat hij met [gedaagde] is overeengekomen dat hij vanaf 19 augustus 2019 gedurende zes maanden tegen een uurtarief van € 37,50 exclusief BTW werkzaamheden voor [gedaagde] zou verrichten. Op 10 september 2019 heeft [gedaagde] de samenwerking met onmiddellijke ingang beëindigd.
[eiser] heeft op 9 september 2019 drie facturen gestuurd in verband met de door hem bestede uren in de weken 34 tot en met 36 van 2019, en op 14 september 2019 één factuur over week 37, in totaal voor € 4.129,13 inclusief BTW. De facturen zijn naar het e-mailadres van [gedaagde] gestuurd. [gedaagde] heeft de facturen niet betaald, ook niet na sommatie daartoe op 16 oktober 2019.
2.3.
[gedaagde] voert het volgende aan. Hij heeft op 14 augustus 2019 een gesprek met [eiser] gehad over de mogelijkheid dat hij [eiser] zou inhuren voor het uitvoeren van aansturende en leidinggevende taken binnen het bedrijf van [gedaagde] . [gedaagde] wilde eerst weten of [eiser] wel geschikt was voor dat werk en of er een klik was tussen [eiser] en het team van [gedaagde] . [eiser] heeft toen aangeboden een aantal avonden langs te komen om kosteloos de achterstallige facturatie weg te werken. Partijen spraken daarop af dat [eiser] een “snuffelstage” zou lopen, waarbij over en weer geen verplichtingen waren en zonder loon voor [eiser] . [gedaagde] was niet tevreden over de wijze waarop [eiser] zijn werkzaamheden verrichtte. [gedaagde] noemt in de conclusie van natwoord enkele voorbeelden. Daarom heeft hij op 10 september 2019 de snuffelstage beëindigd. [eiser] aanvaardde dat ook.
[gedaagde] heeft geen facturen van [eiser] ontvangen. Het eerste dat hij na 10 september 2019 van [eiser] hoorde was de sommatie van 16 oktober 2019, afkomstig van de advocaat van [eiser] .
[gedaagde] meent dat hij [eiser] niets is verschuldigd en verwijst naar de op 14 augustus 2019 gemaakte afspraken.
2.4.
De kantonrechter heeft naar aanleiding van de stellingen van partijen een aantal opmerkingen en vragen, die vanaf overweging 2.5 van dit vonnis worden verwoord. De antwoorden van partijen zijn nodig om over het geschil te beslissen. De kantonrechter verzoekt partijen op de vragen in een akte te antwoorden. De kantonrechter verzoekt partijen deze akten gelijktijdig te nemen en de akten enkele dagen vóór de rolzitting aan elkaar toe te sturen. De tekst van de akte mag niet meer worden gewijzigd nadat die aan de andere partij is gestuurd. Wel mag iedere partij vanzelfsprekend naar aanleiding van de akte van de andere partij een reactie onder de oorspronkelijke tekst plaatsen. Deze aktewisseling komt in beginsel in de plaats van de mondelinge behandeling, reden waarom de kantonrechter partijen een gewone termijn van veertien dagen voor het nemen van de akte zal geven. Bij een mondelinge behandeling hadden partijen immers ook direct moeten antwoorden. De kantonrechter zal daarna beslissen of hij zal overgaan tot het wijzen van een vonnis, dan wel dat hij alsnog een mondelinge behandeling zal bevelen. Die zal dan plaatsvinden via een video- of telefoonverbinding.
2.5.
De kantonrechter stelt vast dat er geen schriftelijke overeenkomst is gesloten. Kennelijk zijn er mondelinge afspraken gemaakt. [eiser] spreekt in de dagvaarding erover dat de echtgenote van [gedaagde] bij het gesprek van 14 augustus 2019 aanwezig is geweest. [gedaagde] gaat daar niet op in. De kantonrechter verzoekt partijen zich hierover uit te laten. De kantonrechter doet de suggestie dat de echtgenote van [gedaagde] hierover een schriftelijke verklaring opstelt, die [gedaagde] bij de akte in het geding kan brengen. De kantonrechter doet voorts de suggestie dat zowel [eiser] zelf als [gedaagde] zelf hun herinnering aan de gemaakte afspraken op papier zetten en aan de kantonrechter toesturen via de al vaker genoemde akte. Op deze wijze kunnen partijen de kantonrechter inzicht geven in de feitelijke gang van zaken, de gemaakte afspraken en de intenties waarmee partijen met elkaar zijn gaan werken.
2.6.
De kantonrechter stelt vast dat partijen er vanuit gaan dat de overeenkomst met wederzijds goedkeuren op 10 september 2019 is beëindigd. Het blijkt uit het verweer van [gedaagde] en uit de omstandigheid dat [eiser] uitsluitend loon vordert over de gewerkte periode, ondanks zijn stelling dat de overeenkomst was aangegaan voor zes maanden. Op dit punt behoeven partijen niet nader in te gaan.
2.7.
Indien de kantonrechter kan vaststellen wat de aard en inhoud van de overeenkomst was (een snuffelstage zonder beloning dan wel een overeenkomst tot het verrichten van enkele diensten met een overeengekomen beloning) kunnen de onderstaande vragen van belang worden.
2.8.
Het valt de kantonrechter op dat [eiser] stelt dat hij de facturen aan het e-mailadres van [gedaagde] heeft gestuurd, terwijl de overgelegde facturen zijn geadresseerd aan het kantooradres van [gedaagde] . Een e-mailadres van [gedaagde] wordt niet vermeld. [gedaagde] ontkent de facturen te hebben ontvangen. Van (het versturen en) de ontvangst daarvan rust de bewijslast op [eiser] . De kantonrechter verzoekt [eiser] een uitdraai van de aan [gedaagde] gestuurde e-mails te overleggen, waarmee de facturen aan [gedaagde] (zouden) zijn verstuurd.
2.9.
In de door [eiser] overgelegde facturen wordt verwezen naar een bijlage “Uren week..), gevolgd door het betreffende weeknummer. Die bijlagen zijn niet overgelegd. Daardoor is niet inzichtelijk of controleerbaar wanneer [eiser] welke uren heeft gewerkt en waaraan. De kantonrechter verzoekt [eiser] deze bijlagen alsnog in het geding te brengen.
2.10.
[gedaagde] voert aan dat hij de samenwerking met [eiser] op 10 september 2019 heeft beëindigd omdat [eiser] fouten had gemaakt. [gedaagde] noemt enkele voorbeelden, die hij wel kort beschrijft, maar niet onderbouwt. De kantonrechter verzoekt [gedaagde] deze voorbeelden nader uit te werken en indien mogelijk met stukken te onderbouwen, zodat de kantonrechter, indien dat nodig mocht zijn, een oordeel kan geven over de gegrondheid van de (eenzijdige) beëindiging van de overeenkomst. [eiser] kan natuurlijk in zijn akte ingaan op de door [gedaagde] gestelde fouten.
2.11.
Het valt de kantonrechter ten slotte op dat niet blijkt van enig overleg tussen partijen na 10 september 2019. Wellicht is het geraden dat partijen een dergelijk overleg alsnog voeren, in een poging hun geschil alsnog onderling op te lossen.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van
woensdag 29 april 2020voor het nemen van een akte door
beide partijenover de hiervoor in 2.5 tot en met 2.11 gestelde vragen en vermelde opmerkingen,
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.S. Penders, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op woensdag 15 april 2020