ECLI:NL:RBMNE:2020:1363

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 maart 2020
Publicatiedatum
7 april 2020
Zaaknummer
16/159573-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van wederrechtelijke vrijheidsberoving en bewezen bedreiging van personeel in kliniek

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 31 maart 2020, is de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde wederrechtelijke vrijheidsberoving van medewerkers van een kliniek, omdat het opzet niet bewezen kon worden. De rechtbank oordeelde echter dat de bedreiging van het personeel wel bewezen was. De feiten vonden plaats op 28 juni 2019, toen de verdachte, die op dat moment in de kliniek verbleef, met een mes dreigde naar het personeel. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en de verdachte in overweging genomen. De rechtbank concludeerde dat de medewerkers in redelijkheid vrees konden hebben voor hun leven, gezien de omstandigheden waaronder de bedreiging plaatsvond. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en opname in een forensische verslavingskliniek. De rechtbank hield rekening met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan verschillende stoornissen, en de kans op recidive. De uitspraak benadrukt de ernst van bedreiging tegen zorgverleners en de noodzaak van behandeling voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/159573-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 31 maart 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1973] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] ,
thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Norgerhaven te Veenhuizen.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 8 oktober 2019, 24 december 2019 en 17 maart 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. H.J. Lambers en van hetgeen de raadsman van verdachte mr. Th. H. Meeuwis, advocaat te Dronten, namens verdachte naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
op 28 juni 2019 in [woonplaats] medewerkers van de [kliniek] opzettelijk wederrechtelijk van hun vrijheid heeft beroofd;
feit 2:
op 28 juni 2019 in [woonplaats] medewerkers van de [kliniek] heeft bedreigd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de raadsman
Het standpunt van de raadsman komt er op neer dat verdachte van het onder 1 en 2 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Hij heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde aangevoerd dat verdachte geen opzet heeft gehad op de vrijheidsberoving van de medewerkers. De medewerkers hebben zichzelf vrijwillig in veiligheid gebracht in het kantoor van de kliniek. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde is aangevoerd dat uit de bewijsmiddelen niet volgt dat bij de medewerkers de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd, het steken met een mes, daadwerkelijk zou worden uitgevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen feit 2 [1]
[slachtoffer 1] , sociotherapeut in de [kliniek] in [woonplaats] , heeft verklaard dat verdachte op
28 juni 2019 in de kliniek zijn spullen pakte en zei: "ik zorg wel dat ik hier weg kom" en wat geagiteerder raakte. [slachtoffer 3] liep voor verdachte en zij achter verdachte. Verdachte griste een mes uit het messenblok en bedreigde hen door te zeggen: "ik steek jullie allemaal neer". Zij, [slachtoffer 3] en hun collega [slachtoffer 2] , die in de patio stond, zeiden: "leg dat mes neer". Dat deed verdachte niet. [2]
Verdachte heeft verklaard dat dat hij een mes heeft gepakt en het in zijn hand heeft gehouden. Hij heeft geroepen: "als ik niet naar buiten mag dan ga ik steken". [3]
Bewijsoverweging feit 2
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht of zware mishandeling is vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen of zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht.
In het onderhavige geval was verdachte, zo verklaart hij zelf ook, boos op het personeel van de kliniek. Hij heeft een mes gepakt en heeft met het mes in zijn hand, terwijl [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] in zijn onmiddellijke nabijheid waren, geroepen dat hij hen allemaal zou neersteken. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat gezien de aard van die bedreiging en de omstandigheden waaronder deze plaatsvond, bij deze medewerkers in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat verdachte de door hem geuite bedreiging werkelijk zou uitvoeren.
De rechtbank komt derhalve tot een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde. De rechtbank kwalificeert de bedreiging als een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Vrijspraak feit 1
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. De rechtbank licht dit als volgt toe.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de inhoud van het dossier niet dat verdachte opzet heeft gehad, ook niet in voorwaardelijke zin, om de medewerkers van hun vrijheid te beroven. Uit de verklaringen van de medewerkers volgt dat zij zich, na de bedreiging door verdachte, hebben teruggetrokken in het kantoor en alarm hebben gemaakt. De medewerkers geïntegreerde beveiliging hebben de situatie vervolgens overgenomen en de medewerkers hebben hun handelen afgewacht. Het lijkt erop dat er een protocol is gevolgd. Zo heeft [slachtoffer 1] verklaard: "Wij zijn er uitgestapt en het was op dat moment voor de MGB". Uit de stukken kan niet worden afgeleid dat het de bedoeling van verdachte was om de medewerkers in het kantoor op te sluiten of dat hij de aanmerkelijke kans dat zij zich als gevolg van zijn bedreiging genoodzaakt voelden zich in het kantoor op te sluiten heeft aanvaard. Evenmin kan uit de stukken worden afgeleid dat hij zich vervolgens zodanig heeft gedragen dat hij de medewerkers wilde beletten het kantoor te verlaten. Uit de verklaringen van de medewerkers en de door een verbalisant gemaakte beschrijving van de aanwezige camerabeelden volgt dat toen de medewerkers in het kantoor zaten, verdachte rondliep op de afdeling, hij met een medepatiënt is gaan praten en eenmaal voor het kantoor is gaan staan. [getuige] , de teamleider beveiliging, heeft verklaard dat verdachte voor het kantoor bedreigingen uitte, maar hij was op dat moment niet ter plaatse en zijn verklaring wordt niet door anderen ondersteund. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , die beiden aanwezig waren in het kantoor, hebben verklaard dat verdachte eenmaal bij het kantoor is gekomen om zijn excuses aan te bieden. Dat verdachte bijvoorbeeld (met dan wel zonder mes) dreigend voor het kantoor is gaan staan of lopen - zoals ten laste is gelegd - blijkt niet uit het dossier.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 28 juni 2019 te [woonplaats] [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] (medewerkers van de [kliniek] ) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door
- ( dreigend) te zeggen "ik zorg wel dat ik hier weg kom" en
- ( vervolgens) een mes te pakken (uit een messenblok) en
- ( daarbij) te zeggen "Ik steek jullie allemaal neer" en "als ik niet naar buiten mag dan ga ik steken" en
- voornoemd mes heeft getoond.
Hetgeen onder 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Over verdachte is een Pro Justitia rapport psychiatrisch onderzoek opgemaakt d.d.
11 februari 2020, door drs. J.J.F.M. de Man, psychiater. In het rapport is geconcludeerd dat
verdachte afhankelijk is van meerdere middelen met de nadruk op psychostimulantia (met name cocaïne en methylfenidaat) en sedativa (met name benzodiazepinen), er sprake is van een aandachtsdeficiëntie-hyperactiviteitsstoornis (ADHD) en van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Eerder is een posttraumatische stressstoornis vastgesteld en daarvoor is verdachte behandeld. Alle genoemde stoornissen waren ten tijde van het tenlastegelegde aanwezig. De feiten hebben plaatsgevonden tijdens een auto-intoxicatie (zelfvergiftiging) met methylfenidaat, een middel dat verdachte voor ADHD was voorgeschreven, maar dat hij gebruikte in te hoge dosis en door het te snuiven. Dit werkt als een 'drug of abuse'. Geadviseerd wordt om het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Daarbij is aangetekend dat de handelingsvrijheid van verdachte in relatief geringe mate was ingeperkt door de stoornissen aan welke hij lijdende was. Van de posttraumatische stressstoornis en de antisociale persoonlijkheidsstoornis kan niet worden gesteld dat deze op strafrechtelijke relevante wijze hebben doorgewerkt.
De rechtbank neemt de bevindingen en de conclusie van het Pro Justitia rapport over, maakt die tot de hare, en is dan ook van oordeel dat het hiervoor bewezen verklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Verdachte is overigens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als (bijzondere) voorwaarden:
  • meldplicht bij de reclassering;
  • opname in een forensische (verslavings-)kliniek;
  • drugs- en alcoholverbod;
  • meewerken aan middelencontrole.
8.2
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met het door de psychiater drs. J.J.F.M. de Man gelegde verband tussen de gestelde diagnose en het delict en diens advies om het feit in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Verder is verzocht rekening te houden met het advies van de psychiater tot een hernieuwde intramurale verslavingsbehandeling in ISD-kader dan wel het opleggen van een behandeling in een forensische verslavingskliniek als bijzondere voorwaarde bij een op te leggen substantieel voorwaardelijk strafdeel. Tot slot is verzocht rekening te houden met de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en de ISD-maatregel die reeds per 31 maart 2018 voor twee jaren aan verdachte is opgelegd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bedreigen van personeel van de [kliniek] . De rechtbank vindt dit een ernstig feit. Verdachte heeft de slachtoffers in hun persoonlijke integriteit geschaad en hun gevoel voor veiligheid aangetast. Dat de slachtoffers een zorgtaak hadden, nota bene jegens verdachte, werkt strafverhogend. Een ieder, maar zeker professionele hulpverleners, dient gevrijwaard te zijn van dergelijk gedrag.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 3 september 2019 betreffende verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor bedreiging, laatstelijk in 2017. Verder blijkt uit het document dat verdachte herhaaldelijk is veroordeeld voor feiten waarbij geweld aan de orde was. Tot slot is weegt de rechtbank mee dat verdachte op 16 maart 2018 de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders is opgelegd. Desondanks is verdachte nadien opnieuw in de fout gegaan. Dit alles werkt strafverhogend.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het advies van de psychiater in het hiervoor onder punt 7 van dit vonnis genoemde rapport. De psychiater concludeert dat de kans op recidive hoog is. Terugval in de verslaving betekent terugval in de levensstijl die eerder tot een ISD-maatregel heeft geleid. Het is volgens de psychiater essentieel dat de verslavingsbehandeling weer opgestart en geïntensiveerd wordt. Indien uitvoerbaar verdient een hernieuwde intramurale verslavingsbehandeling in ISD-kader de voorkeur. Wanneer dit niet uitvoerbaar blijkt, is volgens hem een opname in een forensische verslavingskliniek als bijzondere voorwaarde bij een op te leggen substantieel strafdeel aangewezen.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank tot slot rekening gehouden met een reclasseringsadvies van 21 januari 2020, uitgebracht door S.C. Lapré, reclasseringswerker. De reclassering ziet bij verdachte een patroon ten aanzien van het plegen van delicten met een geweldscomponent. Het risico op recidive wordt hoog ingeschat. De reclassering heeft contact gehad met de psychiater en neemt zijn advies omtrent behandeling in een forensische kliniek over. Bij een veroordeling adviseert de reclassering dan ook een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden: meldplicht bij de reclassering, opname in een forensische verslavingskliniek, drugs- en alcoholverbod en het meewerken aan middelencontrole.
De rechtbank neemt de conclusies van de psychiater en de reclassering over en concludeert dat verdachte dient te blijven werken aan zichzelf en zijn problematiek en hiervoor hulp nodig heeft.
De straf
Gelet op de ernst van het feit en de hiervoor genoemde strafverzwarende omstandigheden, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. Alles afwegende acht de rechtbank in het onderhavige geval een gevangenisstraf van 12 maanden passend en geboden. De rechtbank ziet aanleiding om hiervan twee maanden voorwaardelijk op te leggen. Enerzijds als stok achter de deur voor verdachte om zich te onthouden van het opnieuw plegen van strafbare feiten en anderzijds als steun voor verdachte om de verslavingsbehandeling weer op te starten en te zorgen dat verdachte wordt begeleid door de reclassering. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf zullen daarom als bijzondere voorwaarden worden verbonden: de door de reclassering geadviseerde meldplicht, de opname in een forensische verslavingskliniek, het drugs- en alcoholverbod en het meewerken aan middelencontrole.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
12 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
twee maanden,
niet ten uitvoerzal worden gelegd,
tenzijde rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijdvan
twee (2) jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich binnen 3 dagen na het ingaan van de proeftijd zal melden bij de verslavingsreclassering in het arrondissement waar verdachte zich zal vestigen en zich zal blijven melden, zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* vanaf het moment dat de proeftijd ingaat, aansluitend aan de detentie, zich zal laten opnemen in een forensische verslavingskliniek of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de reclassering, voor een jaar of zoveel korter als de reclassering dit nodig vindt. Verdachte dient zich te houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft, het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, dient verdachte mee te werken aan de indicatiestelling en plaatsing;
* zich zal onthouden van het gebruik van drugs of alcohol en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urineonderzoek en ademonderzoek, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- waarbij GGZ Verslavingszorg Noord Nederland te Assen opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.A.L. Beljaars, voorzitter, mrs. D.S. Terporten-Hop en A.M.M.E. Doekes-Beijnes, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Campmans, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 31 maart 2020.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 28 juni 2019 te [woonplaats] (op afdeling [afdeling] in FPC [kliniek] ), opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] en/of en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 3] (allen medewerkers van de [kliniek] ) wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door
- te zeggen “ik zorg wel dat ik hier weg kom” en/of
- een mes te pakken (uit een messenblok) en/of
- ( daarbij) te zeggen “Ik steek jullie allemaal neer” en/of “als ik niet naar buiten mag dan ga ik steken” en/of
- dreigend voor/in de richting van het kantoor, althans de ruimte, (waar voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 3] zich bevonden) te (gaan/blijven) staan/lopen/staan en/of
- voornoemd mes omhoog heeft gehouden en/of getoond en/of
- dreigend met voornoemd mes in zijn, verdachtes hand voor/nabij het kantoor (heen en weer) te blijven lopen/staan (waardoor voornoemde personen het kantoor niet (veilig) uit konden);
2
hij op of omstreeks 28 juni 2019 te [woonplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] en/of en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 3] (allen medewerkers van de [kliniek] ) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht en/of met zware mishandeling, door
- ( dreigend) te zeggen “ik zorg wel dat ik hier weg kom” en/of
- ( vervolgens) een mes te pakken (uit een messenblok) en/of
- ( daarbij) te zeggen “Ik steek jullie allemaal neer” en/of “als ik niet naar buiten mag dan ga ik steken” en/of
- voornoemd mes omhoog heeft gehouden en/of getoond en/of
- dreigend voor/in de richting van het kantoor (waar voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 3] zich bevonden) te (gaan/blijven) staan/lopen/staan en/of
- dreigend met voornoemd mes in zijn, verdachtes hand voor/nabij het kantoor (heen en weer) te blijven lopen/staan.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 18 juli 2019, genummerd 2019191442 en 2019198054, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 102. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 17 en 18.
3.Pagina 60.