Op 16 maart 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voortzetting van een crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie. De zaak betreft een betrokkene, geboren in 1971, die verblijft in een zorginstelling. De officier van justitie verzocht om voortzetting van de op 11 maart 2020 opgelegde crisismaatregel, die verschillende vormen van verplichte zorg omvatte, zoals het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. Tijdens de mondelinge behandeling verklaarde de betrokkene dat hij graag naar huis wilde, maar dat hij bereid was om nog een of twee dagen in de accommodatie te blijven. De advocaat van de betrokkene pleitte voor afwijzing van het verzoek, terwijl de psychiater aangaf dat er zorgen waren over de stabiliteit van de betrokkene en dat er afspraken gemaakt moesten worden met de zorginstelling voordat hij terug kon naar huis.
De rechtbank oordeelde dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene, met name levensgevaar en ernstig lichamelijk letsel, en dat de voortzetting van de crisismaatregel noodzakelijk was. De rechtbank verleende de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor de duur van één week, tot en met 23 maart 2020, en bepaalde dat de betrokkene onderworpen zou worden aan verschillende vormen van verplichte zorg. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter A.C. van den Boogaard en is schriftelijk uitgewerkt op 25 maart 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.