ECLI:NL:RBMNE:2020:1259

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 maart 2020
Publicatiedatum
1 april 2020
Zaaknummer
C/16/497481 / FA RK 20-1206
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf op basis van de Wet zorg en dwang

In deze beschikking van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 9 maart 2020, is een verzoek behandeld van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) tot verlening van een rechterlijke machtiging voor opname en verblijf van een betrokkene, geboren in 1938, in een verpleeghuis. De rechtbank heeft kennisgenomen van diverse bijlagen, waaronder een indicatiebesluit en medische verklaringen, en heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, namelijk dementie van het Alzheimer-type. Dit leidt tot ernstig nadeel, waaronder het risico op verwaarlozing en agressie van anderen door hinderlijk gedrag. De betrokkene heeft aangegeven de wens te hebben om naar huis te gaan, maar is niet in staat om voor zichzelf te zorgen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat opname en verblijf noodzakelijk zijn om het ernstig nadeel te voorkomen. Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden beschikbaar, en de partner van de betrokkene is overbelast. De rechtbank heeft daarom de machtiging verleend voor de duur van twaalf maanden, tot en met 9 maart 2021. De beschikking is mondeling gegeven door rechter E.A.A. van Kalveen en schriftelijk uitgewerkt op 31 maart 2020.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/497481 / FA RK 20-1206
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf
Beschikking van 9 maart 2020naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren [1938] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
verblijvende bij verpleeghuis [verpleeghuis] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de betrokkene,
advocaat: mr. T.C. Putters.

1.Procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft kennis genomen van de bij het verzoek overgelegde stukken, Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- het indicatiebesluit van 29 maart 2017;
- de aanvraag van 31 januari 2020;
- de medische verklaring van 30 januari 2020, opgesteld en ondertekend door [A] , specialist ouderengeneeskunde;
- het opgestelde zorgplan van 28 januari 2020;
- de beschikking van deze rechtbank van 26 september 2019.
Op 18 februari 2020 heeft de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, geconstateerd dat bij de behandeling van het onderhavige verzoek van het CIZ tot verlening van een voorlopige machtiging sprake is van betrokkenheid van een personeelslid van de rechtbank Gelderland bij een zaak als bedoeld in artikel 5 van het Zaakverdelingsreglement rechtbank Gelderland 7 februari 2017, Stct. 2017 nummer 10513. De rechtbank heeft derhalve de behandeling van het verzoek van het CIZ tot verlening van een voorlopige machtiging doorverwezen naar de rechtbank Midden-Nederland.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 9 maart 2020, op de locatie [verpleeghuis] , afdeling [afdeling] te [woonplaats] .
1.3
Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- de betrokkene en haar advocaat;
- mevrouw [B] , regieverpleegkundige,
- mevrouw [C] , specialist ouderengeneeskunde,
- de echtgenoot en twee dochters van betrokkene.

2.Beoordeling

2.1
De advocaat van betrokkene heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. Hierbij heeft zij naar voren gebracht dat betrokkene vaak eenzaam is en zich niet prettig voelt in de instelling. Mocht de rechtbank een rechterlijke machtiging verlenen, dan wordt namens betrokkene verzocht om aan te sluiten bij de wettelijke termijnen.
2.2
De specialist ouderengeneeskunde heeft verklaard dat betrokkene nog steeds de wens heeft om naar huis te gaan. Zij staat regelmatig bij de deur en ook als de partner van betrokkene weer naar huis gaat, raakt betrokkene geagiteerd. Er is duidelijk sprake van verzet tegen de opname en het verblijf. Betrokkene slikt medicatie en heeft ondersteuning nodig bij eten en drinken en is 24-uur afhankelijk van zorg en begeleiding. De verwachting is dat het beeld van betrokkene niet anders zal zijn binnen zes maanden zodat een machtiging is verzocht voor de duur van een jaar.
2.3
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, namelijk dementie, Alzheimer type.
2.4
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit het risico op ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang en de situatie dat betrokkene met haar hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept. Betrokkene is door de dementie niet in staat meer om voor zichzelf te zorgen. Ook kan zij boos zijn en handelen uit frustratie.
2.5
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Betrokkene heeft 24-uur begeleiding en structuur nodig, maar ook nabijheid om haar boosheid en frustratie op te vangen en in goede banen te leiden.
2.6
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. De partner van betrokkene is overbelast waardoor hij betrokkene niet de intensieve zorg kan bieden die zij nodig heeft.
2.7
Gebleken is dat betrokkene zich verzet tegen de opname en het verblijf.
2.8
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De rechtbank zal de voorlopige machtiging op grond van de Wet Bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen die is verleend tot 26 maart 2020 beschouwen als een eerste rechterlijke machtiging, zodat de eerstvolgende machtiging tot opname en verblijf kan worden verleend voor de verzochte duur van twaalf maanden, en dus geldt tot en met 9 maart 2021.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [1938] te [geboorteplaats] ,
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 9 maart 2021.
Deze beschikking is op 9 maart 2020 mondeling gegeven door mr. E.A.A. van Kalveen, rechter, en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door N.L.J. Hitijahubessij als griffier, en op 31 maart 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
..
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.