In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, is er een geschil ontstaan tussen [eiser], vertegenwoordigd door mr. P.H. Huth, en [gedaagde], vertegenwoordigd door mr. A.H.A. Beijersbergen van Henegouwen, over de vraag of er een koopovereenkomst is gesloten voor een partij vloertegels ter waarde van € 3.215,20. De zaak is ontstaan na de levering van de vloertegels op 19 december 2018 en de factuurdatum van 1 april 2019. De zitting die op 1 april 2020 gepland stond, is afgezegd vanwege de coronacrisis, en partijen zijn gevraagd om schriftelijk op elkaars standpunten te reageren.
De kantonrechter heeft in het tussenvonnis besloten dat een mondelinge behandeling op dit moment niet wenselijk is, gezien de onduidelijkheid over wanneer deze kan plaatsvinden. In plaats daarvan is gekozen voor een schriftelijke ronde, waarbij [eiser] en [gedaagde] de gelegenheid krijgen om hun standpunten schriftelijk toe te lichten. De kantonrechter heeft aangegeven dat het belangrijk is dat partijen zich uitlaten over de vraag of [gedaagde] als koper kan worden aangemerkt, of dat hij slechts als bemiddelaar heeft opgetreden. Dit is van belang voor de betalingsverplichting.
Daarnaast is er onduidelijkheid over de betaling van de vloertegels. [eiser] stelt dat er niets is betaald, terwijl [gedaagde] beweert dat hij contant heeft betaald bij aflevering. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is voor de betaling en dat verdere verduidelijking van beide partijen noodzakelijk is. De zaak is aangehouden voor een conclusie van repliek door [eiser] en een conclusie van dupliek door [gedaagde]. De kantonrechter heeft partijen aangespoord om in overleg te treden over het verdere verloop van de zaak, gezien de omstandigheden rondom de coronacrisis.