ECLI:NL:RBMNE:2020:1208

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 maart 2020
Publicatiedatum
30 maart 2020
Zaaknummer
C/16/498774 / FA RK 20-1702
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling op basis van de Wet zorg en dwang

Op 12 maart 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een beschikking gegeven inzake de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van een betrokkene, geboren in 1927. Dit verzoek werd ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 9 maart 2020, naar aanleiding van een situatie waarin de betrokkene niet meer veilig thuis kon verblijven. De rechtbank heeft op basis van de ingediende stukken en de mondelinge behandeling, die plaatsvond op dezelfde dag, vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel. Dit nadeel is gerelateerd aan de psychogeriatrische aandoening van de betrokkene, namelijk de ziekte van Alzheimer, en andere somatische aandoeningen. De betrokkene heeft tijdens de behandeling aangegeven dat zij naar huis wil, maar de rechtbank oordeelt dat het noodzakelijk is dat zij in de instelling blijft voor verder onderzoek. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn en dat de voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk is om het ernstig nadeel te voorkomen. De machtiging is verleend voor de duur van zes weken, tot en met 23 april 2020.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/498774 / FA RK 20-1702
Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling
Beschikking van 12 maart 2020, naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [1927] te [geboorteplaats] ,
verblijvende te Careyn, [locatie] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. V.C.Th. van ’t Westende Meeder.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 9 maart 2020.
Bij het verzoekschrift zijn (onder meer) de volgende bijlagen gevoegd:
- de beschikking van de burgemeester d.d. 6 maart 2020;
- de medische verklaring d.d. 6 maart 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 12 maart 2020 te Careyn, op de locatie [locatie] te [woonplaats] .
1.3.
Daarbij heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- de betrokkene,
- de advocaat,
- mevrouw [A] , specialist ouderengeneeskundige,
- mevrouw [B] , de nicht van betrokkene.
1.4.
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling direct uitspraak gedaan en een kennisgeving mondelinge uitspraak aan de advocaat van betrokkene en aan de vertegenwoordiger van de instelling verstrekt.

2.Beoordeling

2.1.
Vanuit de instelling wordt geconcludeerd voor toewijzing van het verzoek. Het was thuis niet meer veilig voor betrokkene. Betrokkene dwaalde en was de weg kwijt. Voor nu is het van belang dat betrokkene nog in de instelling verblijft voor verder onderzoek. De oorzaak van de verwarring is immers nog niet geheel duidelijk.
De advocaat verklaard tijdens de mondelinge behandeling dat de wens van betrokkene is om naar huis te gaan. Dit is echter nog te vroeg. Het is voor betrokkene fijn om in de instelling te verblijven voor verder onderzoek en te zorgen dat zij een geschikte woonplek krijgt. Betrokkene stelt dat ze goed is uitgerust in de instelling en dat zij dacht dat het wel zou meevallen. De nicht van betrokkene voegt hier aan toe dat betrokkene tot een week geleden nog goed functioneerde in huis. Betrokkene heeft een delier gehad en zij vraagt zich af of er geen fysieke oorzaak is voor de verwarring. De nicht stelt dat de instelling een veilige omgeving is voor betrokkene, maar dat er niet te snel moet worden geoordeeld. Er moet worden onderzocht of er geen onderliggende fysieke oorzaak is van de verwarring.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat er
sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel waardoor een rechterlijke machtiging niet kan worden afgewacht. Het ernstig vermoeden bestaat dat het gedrag van de betrokkene als gevolg van haar psychogeriatrische aandoening te weten de ziekte van Alzheimer en andere somatische aandoening dit ernstig nadeel veroorzaakt.
2.3.
Het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel of het aanzienlijk risico daarop is gelegen in:
  • levensgevaar;
  • ernstig lichamelijk letsel;
  • ernstige verwaarlozing;
  • acute maatschappelijke teloorgang;
  • betrokkene roept met hinderlijk gedrag agressie van een ander op;
  • de algemene veiligheid van personen of goederen is in gevaar.
2.4.
Om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden is
voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk. Dit middel is ook geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden en er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.5.
De betrokkene verzet zich tegen een voortzetting van haar verblijf in de accommodatie.
2.6.
De rechtbank is van oordeel dat betrokkene opgenomen moet blijven. Er is eerst meer onderzoek nodig om de oorzaak te achterhalen van de verwarring van betrokkene. Zodat betrokkene de zorg kan krijgen die zij nodig heeft.
2.7.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een voortzetting van de inbewaringstelling. De machtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes weken, en geldt aldus tot en met 23 april 2020.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [1927] te [geboorteplaats] ;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 23 april 2020.
Deze beschikking is op 12 maart mondeling gegeven door mr. D.J. van Maanen, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door mr. Z.E.W. Fuchs als griffier, en schriftelijk uitgewerkt en ondertekend op 24 maart 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.