ECLI:NL:RBMNE:2020:1206

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 maart 2020
Publicatiedatum
30 maart 2020
Zaaknummer
C/16/493538 / FA RK 19-7744
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige machtiging in het kader van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 12 maart 2020 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een voorlopige machtiging op basis van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (BOPZ). Het verzoek was ingediend door de officier van justitie op 11 december 2019 en betrof een betrokkene die geboren is in 1998 en momenteel verblijft in een psychiatrisch ziekenhuis. De rechtbank heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder een geneeskundige verklaring en een behandelingsplan.

Eerder, op 20 december 2019, had de rechtbank al een voorlopige machtiging verleend voor de duur van drie maanden, maar het verzoek was voor het overige aangehouden omdat de ECT-behandelingen nog niet waren afgerond. Tijdens de mondelinge behandeling op 12 maart 2020 is het aangehouden gedeelte van het verzoek behandeld. De advocaat van de betrokkene pleitte voor afwijzing van het verzoek, terwijl de psychiater concludeerde dat toewijzing van het verzoek noodzakelijk was, gezien de aanhoudende doodswens van de betrokkene.

De rechtbank heeft na het horen van de betrokkenen en het bestuderen van de overgelegde stukken geoordeeld dat de betrokkene gestoord is in haar geestvermogens, met een stemmingsstoornis en een depressieve periode. De rechtbank concludeert dat het gevaar dat de betrokkene zich van het leven zal beroven niet kan worden afgewend zonder opname in een psychiatrisch ziekenhuis. Daarom heeft de rechtbank besloten om de voorlopige machtiging te verlengen voor de resterende duur van drie maanden, met ingang van 12 maart 2020 tot en met 12 juni 2020. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/493538 / FA RK 19-7744
BOPZ-nummer: OMZ396615
Voorlopige machtiging

Beschikking van 12 maart 2020

op het verzoek van de officier van justitie van 11 december 2019 tot het verlenen van een voorlopige machtiging met betrekking tot:

[betrokkene] ,

geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] te [woonplaats] ,
verblijvende in [verblijfplaats] te [plaatsnaam] .
De rechtbank heeft kennis genomen van de bij het verzoek overgelegde stukken, waaronder de op 6 december 2019 ondertekende en met redenen omklede geneeskundige verklaring als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (BOPZ), alsmede de in artikel 37a van de Wet BOPZ bedoelde aantekeningen en het behandelingsplan en een verslag van de stand van uitvoering daarvan.
Bij beschikking van 20 december 2019 heeft de rechtbank de voorlopige machtiging toegewezen voor de duur van drie maanden en het verzoek voor het overige aangehouden, omdat de ECT-behandelingen nog niet waren afgerond en er nog geen gesprek was gevoerd over een eventuele vervolgbehandeling in de vorm van psychotherapie. Tijdens de mondelinge behandeling van 12 maart 2020 is het aangehouden gedeelte van het verzoek behandeld.
De rechtbank heeft gehoord:
- de betrokkene,
- mr. J.M. van Dam, advocaat van betrokkene,
- de heer [A] , psychiater.
Door het horen van de hierboven genoemde personen, in samenhang met de overgelegde stukken, acht de rechtbank zich in voldoende mate voorgelicht.
De advocaat heeft tijdens de mondelinge behandeling gepleit voor afwijzing van het verzoek. Betrokkene ziet geen heil in de behandelingen. Ze toont wel meer emoties, maar haar doodswens is onveranderd. De betrokkene voegt hier aan toe dat zij de bezorgdheid van iedereen heel lief vindt, maar dat haar doodswens blijft. Betrokkene heeft zich aangemeld bij het expertisecentrum euthanasie.
De psychiater heeft geconcludeerd tot toewijzing van het verzoek. Hij stelt dat het lastig is dat ondanks de behandelingen, de doodswens van betrokkene aanwezig blijft. Volgende week zal er een gesprek plaatsvinden over het behandelplan. Er wordt gekeken of het doorzetten van de ECT-behandeling nog zin heeft of dat er een ander behandeltraject door middel van psychotherapiebehandelingen zal worden gestart.
De rechtbank is op grond van de overgelegde stukken en de door haar gehouden verhoren en verkregen inlichtingen tot de overtuiging gekomen dat betrokkene gestoord is in haar geestvermogens en dat de stoornis van de geestvermogens, te weten een stemmingsstoornis, depressieve periode in engere zin, de betrokkene gevaar doet veroorzaken. De rechtbank is van oordeel dat het gevaar, namelijk het gevaar dat betrokkene zich van het leven zal beroven, niet door tussenkomst van personen of instellingen buiten het ziekenhuis kan worden afgewend.
Op grond van de ter zitting gehouden verhoren concludeert de rechtbank, dat eerst nog gekeken moet worden of een ander behandeltraject betrokkene kan helpen. De rechtbank zal derhalve het verzoek tot verlening van een voorlopige machtiging voor de resterende duur van drie maanden toewijzen.
De rechtbank:
verleentde voorlopige machtiging om het verblijf van betrokkene in [verblijfplaats] te [plaatsnaam] of in een ander psychiatrisch ziekenhuis te doen voortduren, met ingang van 12 maart 2020 tot en met 12 juni 2020.
Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven door mr. D.J.van Maanen, rechter, in bijzijn van mr. Z.E.W. Fuchs als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 maart 2020.