Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Procesverloop
2.Beoordeling
3.Beslissing
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1945 te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen);
Rechtbank Midden-Nederland
Op 12 maart 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een beschikking gegeven in een zaak betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf, ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Het verzoek was gericht op het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden, zoals bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd). De betrokkene, geboren in 1945 op de Nederlandse Antillen, woont op het moment van de procedure thuis en zorgt voor haar verstandelijk gehandicapte dochter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de betrokkene verklaard dat zij thuis wil blijven wonen en dat opname in een ouderencentrum haar zou scheiden van haar dochter. De advocaat van de betrokkene pleitte voor afwijzing van het verzoek, terwijl de hulpverlener van de dochter aangaf dat er zorgen zijn over de situatie van de betrokkene.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, namelijk dementie, wat leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel omvat risico's zoals maatschappelijke teloorgang, levensbedreigende ziekte en verwaarlozing van de zorg voor anderen. De rechtbank concludeerde dat opname en verblijf noodzakelijk zijn om dit ernstig nadeel te voorkomen, en dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden beschikbaar zijn. Ondanks het verzet van de betrokkene tegen opname, heeft de rechtbank geoordeeld dat voldaan is aan de criteria voor het verlenen van de machtiging.
De machtiging tot opname en verblijf is verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 12 september 2020. De beschikking is mondeling gegeven door rechter D.J. van Maanen en in het openbaar uitgesproken met bijstand van griffier Z.E.W. Fuchs. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.