ECLI:NL:RBMNE:2020:1142

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 maart 2020
Publicatiedatum
27 maart 2020
Zaaknummer
C/16/498164 / FA RK 20-1474
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 2 maart 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, een beschikking gegeven inzake de voortzetting van een crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie. Dit verzoek volgde op een eerder opgelegde crisismaatregel op 26 februari 2020. De rechtbank heeft de betrokkene, haar advocaat, een arts in opleiding en een psychiater gehoord tijdens de mondelinge behandeling. De betrokkene, geboren in 1990, verblijft in een instelling en heeft verklaard dat zij het liefst weg wil, maar niet wil aangeven waarheen. Haar advocaat pleitte voor afwijzing van het verzoek, met twijfels over de diagnose en de effectiviteit van de opname. Het ziekenhuis concludeerde echter dat voortzetting van de crisismaatregel noodzakelijk was, gezien de zorgen om de betrokkene's toestand en haar weigering van medicatie. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, voornamelijk levensgevaar, en dat de verzochte vormen van verplichte zorg noodzakelijk waren om dit nadeel af te wenden. De machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel werd verleend voor de duur van drie weken, tot en met 23 maart 2020. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter M.E.A. Braeken en schriftelijk uitgewerkt door rechter A.C. Schroten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/498164 / FA RK 20-1474
Betrokkenenummer: [betrokkenenummer]
Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel
Beschikking van 2 maart 2020, naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot voortzetting van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
verblijvende te [verblijfplaats] te [plaatsnaam] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. P.T.M. de Haan.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 27 februari 2020, heeft de officier van justitie verzocht om voortzetting van de op 26 februari 2020 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel d.d.
26 februari 2020;
  • de medische verklaring d.d. 26 februari 2020;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet BOPZ.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 2 maart 2020 te [verblijfplaats] te [plaatsnaam] .
1.3.
Daarbij heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- de betrokkene,
- de advocaat,
- mevrouw [A] , arts in opleiding,
- de heer [B] , psychiater.
1.4.
De officier van justitie heeft van tevoren laten weten dat hij niet voornemens is bij de mondelinge behandeling te verschijnen.
1.5.
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling direct uitspraak gedaan en een kennisgeving mondelinge uitspraak aan de advocaat van betrokkene en aan de vertegenwoordiger van de instelling verstrekt.

2.Beoordeling

2.1.
In de crisismaatregel waarvan de officier van justitie voortzetting vraagt, zijn de volgende vormen van verplichte zorg, als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz, opgenomen:
- toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- controleren op de aanwezigheid van gedag-beïnvloedende middelen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
- opnemen in een accommodatie.
2.2.
Betrokkene heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij het liefst weg wil. Waar zij heen wil, bespreekt zij liever niet. De advocaat pleit voor afwijzing van het verzoek. Hij heeft twijfels over de diagnose en de causaliteit met het ernstig nadeel. Het verblijf in het ziekenhuis beperkt de autonomie van betrokkene. Daarnaast betwist de advocaat de doelmatigheid van de opname, nu betrokkene zich alleen maar slechter voelt worden in het ziekenhuis. Als betrokkene moet worden opgenomen moet dit zo kort mogelijk zijn.
2.3.
Vanuit het ziekenhuis wordt geconcludeerd voor toewijzing van het verzoek. Ze kennen betrokkene nog niet lang en uit de verklaringen volgt geen helder beeld. Zij maken zich echter veel zorgen om haar. Betrokkene is angstig en moeilijk in contact. Ook weigert ze de medicatie. Een langdurige opname lijkt momenteel regressie in de hand te helpen. Het uitgangspunt is dan ook om betrokkene zo kort mogelijk op te nemen. Ten aanzien van de vormen van verplichte zorg stelt het ziekenhuis dat het toedienen van vocht en voeding, het controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen en het beperken van het recht op het ontvangen van bezoek niet nodig zijn.
2.4.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, met name gelegen in levensgevaar. Vermoed wordt dat dit nadeel voornamelijk wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van persoonlijkheidsstoornissen. De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
2.5.
De rechtbank is van oordeel dat bij de voortzetting van de crisismaatregel de verzochte vormen van verplichte zorg, met uitzondering van het toedienen van vocht en voeding, het controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen en het beperken van het recht op het ontvangen van bezoek, noodzakelijk zijn om het nadeel af te wenden. Betrokkene verzet zich tegen deze zorg. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.6.
Deze vormen van verplichte zorg zijn evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.7.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken en aldus geldt tot en met 23 maart 2020.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] , met voor de duur van de machtiging de volgende vormen van verplichte zorg:
- toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 23 maart 2020;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 2 maart 2020 mondeling gegeven door mr. M.E.A. Braeken, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door mr. Z.E.W. Fuchs als griffier, en schriftelijk uitgewerkt op 17 maart 2020 en in afwezigheid van mr. M.E.A. Braeken, ondertekend door mr. A.C. Schroten, rechter.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie op.