ECLI:NL:RBMNE:2020:1141

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 maart 2020
Publicatiedatum
27 maart 2020
Zaaknummer
C/16/498273 / FA RK 20-1528
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 2 maart 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, een beschikking gegeven inzake de voortzetting van een crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie. Dit verzoek volgde op een eerder opgelegde crisismaatregel op 27 februari 2020. De betrokkene, geboren in 1954, is momenteel onderworpen aan verplichte zorg vanwege een psychische stoornis. Tijdens de mondelinge behandeling zijn de betrokkene, haar advocaat mr. M.I. Tonk, en een psychiater gehoord. De betrokkene verzet zich tegen de voortzetting van de maatregel en uitte onvrede over de gang van zaken in het ziekenhuis, terwijl de psychiater pleitte voor toewijzing van het verzoek, gezien de eerdere positieve respons op medicatie.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene, veroorzaakt door haar psychische stoornis. De rechtbank oordeelde dat de gevraagde vormen van verplichte zorg noodzakelijk zijn om het dreigende nadeel af te wenden. De machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel is verleend voor een periode van drie weken, tot en met 23 maart 2020. De beschikking is mondeling gegeven door rechter mr. M.E.A. Braeken en schriftelijk uitgewerkt door mr. A.C. Schroten. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/498273 / FA RK 20-1528
Betrokkenenummer: [betrokkenenummer]
Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel
Beschikking van 2 maart 2020naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot voortzetting van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1954 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
verblijvende te [verblijfplaats] te [plaatsnaam] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. M.I. Tonk.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 28 februari 2020, heeft de officier van justitie verzocht om voortzetting van de op 27 februari 2020 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel d.d.
27 februari 2020;
  • de medische verklaring d.d. 27 februari 2020;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wvgzz.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 2 maart 2020 te [verblijfplaats] te [plaatsnaam] .
1.3.
Daarbij heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- de betrokkene;
- de advocaat;
- de heer [A] , psychiater.
1.4.
De officier van justitie heeft van tevoren laten weten dat hij niet voornemens is bij de mondelinge behandeling te verschijnen.
1.5.
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling direct uitspraak gedaan en een kennisgeving mondelinge uitspraak aan de advocaat van betrokkene en aan de vertegenwoordiger van de instelling verstrekt.

2.Beoordeling

2.1.
In de crisismaatregel waarvan de officier van justitie voortzetting vraagt, zijn de volgende vormen van verplichte zorg, als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz, opgenomen:
- toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.
2.2.
De advocaat heeft tijdens de mondelinge behandeling geconcludeerd voor afwijzing van het verzoek. Betrokkene heeft de wens om naar huis te gaan. Ze is ontevreden over de gang van zaken in het ziekenhuis. Zij stelt dat ze onrustig wordt van de medicijnen en dat het verwarrend is dat ze nu op een andere plek is dan bij haar vorige opname. Ook heeft zij geen goede klik met de psychiater. Bovendien maakt zij zich zorgen om haar man, volgens haar moet hij juist worden opgenomen.
2.3.
De psychiater pleit voor toewijzing van het verzoek. Tijdens de vorige opname van betrokkene ging het goed met de medicatie en mocht zij naar huis. Thuis is zij echter onder dezelfde medicatie gedecompenseerd. Betrokkene is paranoïde en psychotisch. Met een verhoging van de medicatie hoopt de psychiater dat het beter zal gaan met betrokkene. Ten aanzien van de vormen van verplichte zorg stelt de psychiater dat het toedienen van vocht en voeding, onderzoek aan kleding en lichaam en onderzoek van de woon- of verblijfsruimte niet nodig zijn.
2.4.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, met name gelegen in acute maatschappelijke teloorgang. Vermoed wordt dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van bipolaire-stemmingsstoornissen. De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
2.5.
De rechtbank is van oordeel dat bij de voortzetting van de crisismaatregel de gevraagde vormen van verplichte zorg, met uitzondering van het toedienen van vocht en voeding, onderzoek aan kleding en lichaam en onderzoek van de woon- of verblijfsruimte, noodzakelijk zijn om het nadeel af te wenden. Betrokkene verzet zich tegen deze zorg. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.6.
Deze vormen van verplichte zorg zijn evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.7.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken en aldus geldt tot en met 23 maart 2020.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1954 te [geboorteplaats] , met voor de duur van de machtiging de volgende vormen van verplichte zorg:
- toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 23 maart 2020;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 2 maart 2020 mondeling gegeven door mr. M.E.A. Braeken, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door mr. Z.E.W. Fuchs als griffier, en schriftelijk uitgewerkt op 17 maart 2020 en in afwezigheid van mr. M.E.A. Braeken, ondertekend door mr. A.C. Schroten, rechter.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.