ECLI:NL:RBMNE:2020:1138

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 maart 2020
Publicatiedatum
27 maart 2020
Zaaknummer
C/16/498161 / FA RK 20-1471
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 2 maart 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, een beschikking gegeven inzake de voortzetting van een crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie. Dit verzoek volgde op een eerdere crisismaatregel die op 27 februari 2020 was opgelegd. De betrokkene, geboren in 1968 in Irak en verblijvende in een instelling, heeft te maken met een psychische stoornis die leidt tot ernstig lichamelijk letsel. Tijdens de mondelinge behandeling zijn de betrokkene, haar advocaat en een afdelingsarts gehoord. De advocaat pleitte voor afwijzing van het verzoek, terwijl de afdelingsarts de noodzaak van voortzetting van de crisismaatregel benadrukte, gezien de verwaarlozing van de betrokkene en haar weigering om noodzakelijke medische zorg te ontvangen. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel en dat de voortzetting van de crisismaatregel noodzakelijk was. De rechtbank verleende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor de duur van drie weken, tot en met 23 maart 2020, met specifieke vormen van verplichte zorg, waaronder het toedienen van vocht, voeding en medicatie, en opname in een accommodatie. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter M.E.A. Braeken en schriftelijk uitgewerkt door rechter A.C. Schroten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/498161 / FA RK 20-1471
Betrokkenennummer: [betrokkenenummer]
Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel
Beschikking van 2 maart 2020, naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot voortzetting van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats] (Irak),
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
verblijvende te [naam instelling] , locatie [naam locatie] te [plaatsnaam] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. M.I. Tonk.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 27 februari 2020, heeft de officier van justitie verzocht om voortzetting van de op 27 februari opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn (onder meer) de volgende bijlagen gevoegd:
- een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel d.d.
27 februari 2020;
  • de medische verklaring d.d. 27 februari 2020;
  • de relevante politiegegevens.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 2 maart 2020 te [naam instelling] , locatie [naam locatie] te [plaatsnaam] .
1.3.
Daarbij heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- de betrokkene;
- de advocaat;
- de heer [A] , afdelingsarts.
Voor betrokkene was er telefonisch een tolk beschikbaar.
1.4.
De officier van justitie heeft van tevoren laten weten dat hij niet voornemens is bij de mondelinge behandeling te verschijnen.
1.5.
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling direct uitspraak gedaan en een kennisgeving mondelinge uitspraak aan de advocaat van betrokkene en aan de vertegenwoordiger van de instelling verstrekt.

2.Beoordeling

2.1.
In de crisismaatregel waarvan de officier van justitie voortzetting vraagt, zijn de volgende vormen van verplichte zorg, als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz, opgenomen:
- toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- controleren op de aanwezigheid van gedag-beïnvloedende middelen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.
2.2.
De advocaat heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat er geen duidelijk beeld is over betrokkene. Betrokkene zegt dat ze last heeft van benauwdheid en niet snapt waarom ze in de instelling zit. Haar wens is om naar huis te gaan. De advocaat pleit dan ook voor afwijzing van het verzoek.
2.3.
De afdelingsarts pleit voor toewijzing van het verzoek. Hij stelt dat er sprake is van toenemende verwaarloosbaarheid. Betrokkene valt vaak en ze is er van overtuigd dat ze geen zuurstof krijgt. De huisarts heeft gemeld dat betrokkene ook de zorg verwaarloosd. Volgens de longspecialist verliest ze veel bloed. Ze wil echter geen bloed afgeven en weigert antibiotica en antipsychotica in te nemen. Zij slikt enkel een maagtablet. Bovendien heeft betrokkene een mentor, de arts acht haar dan ook wilsonbekwaam. Ten aanzien van de vormen van verplichte zorg stelt hij dat het beperken van de bewegingsvrijheid, insluiten, uitoefenen van toezicht, onderzoek aan kleding of lichaam, onderzoek van de woon of verblijfsruimte, controle op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen en het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, niet nodig zijn.
2.4.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, met name gelegen in ernstig lichamelijk letsel. Vermoed wordt dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van met name schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
2.5.
De rechtbank is van oordeel dat bij de voortzetting van de crisismaatregel de volgende vormen van verplichte zorg, te weten,
- toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- opnemen in een accommodatie;
noodzakelijk zijn om het nadeel af te wenden. Betrokkene verzet zich tegen deze zorg. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. Gelet op de verklaring van de afdelingsarts neemt de rechtbank de verplichte zorg in de vorm van verplichte zorg: het beperken van de bewegingsvrijheid, insluiten, uitoefenen van toezicht, onderzoek aan kleding of lichaam, onderzoek van de woon of verblijfsruimte, controle op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen en het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, niet op in de beschikking.
2.6.
Deze vormen van verplichte zorg zijn evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.7.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken en aldus geldt tot en met 23 maart 2020.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats] (Irak), met voor de duur van de machtiging de volgende vormen van verplichte zorg:
- toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- opnemen in een accommodatie.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 23 maart 2020;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 2 maart 2020 mondeling gegeven door mr. M.E.A. Braeken, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door mr. Z.E.W. Fuchs als griffier, en schriftelijk uitgewerkt op 17 maart 2020 en in afwezigheid van mr. M.E.A. Braeken, ondertekend door mr. A.C. Schroten, rechter.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.