Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Procesverloop
2.Beoordeling
3.Beslissing
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1937 te [geboorteplaats] ;
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 2 maart 2020 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een betrokkene, geboren in 1937. Het verzoek is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en betreft een machtiging voor de duur van zes maanden, zoals bedoeld in de Wet zorg en dwang (Wzd). De rechtbank heeft de mondelinge behandeling gehouden op het woonadres van de betrokkene, waarbij de betrokkene, zijn advocaat en zijn echtgenote zijn gehoord. De betrokkene heeft verklaard dat hij het liefst naar huis wil, maar zijn echtgenote heeft aangegeven dat hij constant hulp nodig heeft en dat de zorg voor haar te zwaar is. De advocaat heeft aangevoerd dat aan de wettelijke vereisten voor de machtiging is voldaan.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, namelijk dementie van het vasculaire type, en dat deze aandoening leidt tot ernstig nadeel, waaronder verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. De rechtbank heeft geconcludeerd dat opname en verblijf noodzakelijk zijn om dit ernstig nadeel te voorkomen, en dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn. De rechterlijke machtiging is verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 2 september 2020.
De beschikking is mondeling gegeven door rechter M.E.A. Braeken en is in het openbaar uitgesproken, met assistentie van griffier Z.E.W. Fuchs. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is op 17 maart 2020 ondertekend door rechter A.C. Schroten. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.