ECLI:NL:RBMNE:2020:1132

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 maart 2020
Publicatiedatum
27 maart 2020
Zaaknummer
C/16/497375 / FA RK 20-1173
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot verlenen van verplichte zorg onder de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 2 maart 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 14 februari 2020 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om een zorgmachtiging voor betrokkene, geboren in 1963, die lijdt aan een psychische stoornis. De mondelinge behandeling vond plaats op 2 maart 2020, waarbij de rechtbank de betrokkene, zijn advocaat en een psychiater heeft gehoord. De officier van justitie was niet aanwezig tijdens de behandeling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene openstaat voor ambulante behandeling, maar dat er geen verplichte zorg in de thuissituatie zal worden verleend. De gevraagde zorgmachtiging omvat verschillende vormen van verplichte zorg, die alleen bij opname in een accommodatie zullen worden toegepast. De advocaat van betrokkene pleitte voor afwijzing van het verzoek, omdat hij meende dat betrokkene meewerkte en er niet voldaan was aan de vereisten van de Wvggz.

De rechtbank oordeelde dat er voldoende redenen waren voor het verlenen van de zorgmachtiging, gezien de ernst van de psychische stoornis van betrokkene en het risico op ernstige schade. De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor de duur van zes maanden, met de mogelijkheid om betrokkene te stimuleren om zich aan het zorgplan te houden. De beschikking werd mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, waarbij de rechter niet in staat was om te ondertekenen vanwege coronamaatregelen. De beschikking is ondertekend door een andere rechter ter bevestiging.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/497375 / FA RK 20-1173
Betrokkenenummer: OMZ399300
Machtiging tot verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 2 maart 2020, naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1963 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. C.T.W. van Dijk.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 14 februari 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging. Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de medische verklaring d.d. 29 januari 2020;
- de zorgkaart inclusief bijlagen;
- het zorgplan inclusief bijlagen;
- de bevindingen van de geneesheer directeur.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 2 maart 2020, bij betrokkene thuis aan de [adres] te [woonplaats] .
1.3.
Daarbij heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- de betrokkene,
- de advocaat,
- mevrouw [A] , psychiater.
1.4.
De officier van justitie heeft van tevoren laten weten dat hij niet voornemens is bij de
mondelinge behandeling te verschijnen.
1.5.
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling direct uitspraak gedaan en aan de advocaat van betrokkene en aan de vertegenwoordiger van de zorgaanbieder een kennisgeving mondelinge uitspraak verstrekt.

2.Beoordeling

2.1.
Uit de stukken en de mondelinge behandeling is naar voren gekomen dat de betrokkene zoveel mogelijk ambulant zal worden behandeld. Betrokkene staat open om in gesprek te gaan met een psycholoog. De hoop is dat hij hierdoor vrijwillig de zorg zal accepteren. In de thuissituatie zullen geen vormen van verplichte zorg worden verleend. Uit het zorgplan blijkt ook niet dat voldaan is aan de veiligheidsvereisten voor ambulant verplichte zorg uit artikel 2:2 Bvggz. De zorgmachtiging wordt gevraagd met verschillende vormen van verplichte zorg, die uitsluitend bij opname zullen worden toegepast in de accommodatie. Verplichte zorg in de vorm van opname zal bovendien zo kort mogelijk worden toegepast.
2.2.
In het verzoekschrift is, op grond van het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur, verzocht om aan betrokkene de volgende vormen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz te mogen verlenen. Het gaat dan om:
- toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychotische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- controleren op de aanwezigheid van gedag-beïnvloedende middelen;
- opnemen in een accommodatie.
De officier verzoekt deze vormen van verplichte zorg voor de duur van zes maanden.
De vertegenwoordiger van de zorgaanbieder heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat het toedienen van vocht en voeding niet nodig is.
2.3.
De advocaat heeft tijdens de mondelinge behandeling primair gepleit voor afwijzing van het verzoek. Hij ziet de noodzaak van de maatregel niet in, omdat betrokkene meewerkt. Volgens hem is er bovendien niet voldaan aan de vereisten van artikel 5:17 lid 2 van de Wvggz. In het verzoek is niet voldoende gemotiveerd of er minder bezwarende alternatieven zijn en of het verzoek proportioneel, subsidiair en een ultimum remedium is. Subsidiair, indien het verzoek wordt toegewezen, pleit hij dat de verplichte zorg uitsluitend zal worden toegepast bij opname in een accommodatie.
2.4.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen en middelgerelateerde en verslavingsstoornissen.
Deze stoornis leidt bij betrokkene tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op:
- ernstige psychische schade;
- acute maatschappelijke teloorgang.
Om dat nadeel af te wenden, de fysieke gezondheid van betrokkene te herstellen of te stabiliseren en de geestelijke gezondheid van betrokkene dusdanig te herstellen zodat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint, heeft betrokkene zorg nodig.
2.5.
Betrokkene is bereid om in gesprek te gaan met een psycholoog. Aangezien hij al meerdere soorten antipsychotica heeft geslikt, zonder goed resultaat, is hij het niet eens over het innemen van medicatie. Gelet hierop en de dreiging dat als de gesprekken met de psycholoog niet zullen helpen en betrokkene de zorg niet vrijwillig zal accepteren, is verplichte zorg voor betrokkene nodig als stok achter de deur. Betrokkene zal zonder hulp ook steeds meer geïsoleerd raken van sociale contacten.
2.6.
De rechtbank stelt voorop dat het uitgangspunt van de wet is dat opname, en de daarbij behorende vormen van verplichte zorg, ultimum remedium behoren te zijn. De rechtbank is van oordeel dat uit de stukken en de toelichting van de zorgverantwoordelijke ter zitting voldoende blijkt waarom de verzochte vormen van verplichte zorg nodig zijn. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat uit de stukken en hetgeen ter mondelinge behandeling naar voren is gebracht voldoende blijkt dat opname het uiterste middel is. In de instelling kunnen deze vormen van verplichte zorg op een veilige en verantwoorde manier worden toegepast. Een zorgmachtiging (met daarin ook opname als vorm van verplichte zorg) waarbij zoveel als mogelijk vrijwillig ambulant zorg wordt verleend en waar verplichte zorg uitsluitend zal worden toegepast als die ambulante behandeling het ernstig nadeel niet langer kan wegnemen, voldoet naar het oordeel van de rechtbank aan het uitgangspunt van de wet dat verplichte opname ultimum remedium moet zijn. Er zijn in dit geval geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief.
2.7.
Uit de stukken blijkt verder dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.8.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan de criteria voor en de doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz.
2.9.
De zorgmachtiging met de gevraagde vormen van verplichte zorg zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden. Daarmee is het mogelijk om betrokkene gedurende deze gehele periode te stimuleren om zich te houden aan de afspraken in het zorgplan en hem binnen de duur van de maatregel zo kort mogelijk op te nemen.
De verplichte zorg die de rechtbank zal toewijzen kan dus uitsluitend, na opname in een accommodatie worden toegepast. De zorgmachtiging geldt aldus tot en met 2 september 2020.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1963 te [geboorteplaats] , voor de volgende vormen van verplichte zorg:
- toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychotische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- controleren op de aanwezigheid van gedag-beïnvloedende middelen;
- opnemen in een accommodatie.
uitsluitend voor de situatie dat het ernstig nadeel niet overeenkomstig het zorgplan ambulant kan worden afgewend;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 2 september 2020.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 2 maart 2020 door mr. M.E.A. Braeken, rechter, in tegenwoordigheid van de griffier.
In verband met de beperkte toegankelijkheid van de rechtbank wegens de maatregelen samenhangend met het uitbreken van het coronavirus is de genoemde rechter niet in staat deze beschikking te ondertekenen. Mr. A.C. Schroten, rechter heeft vastgesteld dat de tekst van deze beschikking overeenkomt met de door de eerdergenoemde rechter digitaal vastgestelde tekst, en heeft ter bevestiging daarvan deze beschikking ondertekend op
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.