ECLI:NL:RBMNE:2020:1102

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 maart 2020
Publicatiedatum
25 maart 2020
Zaaknummer
16-305538-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een recidivist voor winkeldiefstal met oplegging van ISD-maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 24 maart 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 35-jarige man, die werd verdacht van winkeldiefstal. De verdachte, geboren in Letland en momenteel verblijvend in de PI Zaanstad, had op 24 december 2019 een flesje parfum gestolen bij de Douglas in Utrecht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte al veelvuldig voor diefstallen was veroordeeld en ondanks geboden hulp bleef recidiveren. Tijdens de zitting op 10 maart 2020 heeft de verdachte zijn schuld bekend en is er gesproken met zijn advocaat, mr. S.D. Groen, en de officier van justitie, mr. R.J.J.S. Visser.

De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en vastgesteld dat aan alle wettelijke vereisten voor de vervolging was voldaan. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het feit had gepleegd. Gezien de ernst van de feiten en de recidive, heeft de rechtbank besloten om een ISD-maatregel op te leggen voor de duur van twee jaar. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de verslavingsproblematiek van de verdachte en de noodzaak om hem te helpen bij zijn re-integratie in de maatschappij. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de ISD-maatregel op te leggen, toegewezen, ondanks het verweer van de advocaat om een minder ingrijpende maatregel te overwegen.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de ISD-maatregel noodzakelijk is om de maatschappij te beschermen tegen de diefstallen van de verdachte en om hem de kans te geven zijn verslavingsproblematiek aan te pakken. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-305538-19
Vonnis van de meervoudige kamer van 24 maart 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1984] in [geboorteplaats] (Letland),
nu verblijvend in de PI Zaanstad.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De rechtszaak tegen verdachte heeft in het openbaar plaatsgevonden op de zitting van 10 maart 2020. Verdachte was bij deze zitting aanwezig, waardoor juridisch gezien sprake is van een vonnis op tegenspraak.
De rechtbank heeft tijdens de zitting gesproken met en geluisterd naar de standpunten van verdachte zelf, zijn advocaat mr. S.D. Groen en de officier van justitie mr. R.J.J.S. Visser.

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt verdachte ervan dat hij betrokken is geweest bij een strafbaar feit. Deze verdenking staat beschreven in de tenlastelegging, die als bijlage is opgenomen in dit vonnis.
Kort gezegd verdenkt de officier van justitie verdachte ervan dat hij op 24 december 2019 een flesje parfum heeft gestolen bij de Douglas in Utrecht.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in de zaak tegen verdachte, moet zij eerst kijken of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het feit op de tenlastelegging heeft gepleegd. Verdachte heeft op de zitting ook toegegeven dat hij het flesje parfum heeft gestolen.
4.2
Het standpunt van de advocaat
De advocaat vindt ook dat bewezen kan worden dat verdachte het flesje parfum heeft gestolen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft tijdens de zitting toegegeven dat hij het feit op de tenlastelegging heeft gepleegd en de advocaat heeft niet om vrijspraak gevraagd. De rechtbank zal daarom niet uitschrijven wat er in de bewijsstukken staat, maar de bewijsstukken alleen opsommen. De rechtbank verwijst met voetnoten naar de plaats in het dossier waar de bewijsstukken te vinden zijn.
De bewijsstukken [1] :
- de aangifte door [aangever] , namens Douglas, van 24 december 2019 [2] ;
- de bekennende verklaring van verdachte op de zitting van 10 maart 2020 [3] .

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 24 december 2019 te Utrecht een flesje parfum dat toebehoorde aan Douglas heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Verdachte wordt vrijgesproken van alles wat meer of anders ten laste is gelegd dan wat hierboven is bewezen.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Gedragingen zijn volgens de wet alleen strafbaar als er geen rechtvaardigingsgrond voor die gedragingen bestaat. Als een dader zich kan beroepen op zo’n rechtvaardigingsgrond is zijn gedrag niet in strijd met het recht. Er is niet gebleken dat er zo’n rechtvaardigingsgrond voor het door verdachte gepleegde feit bestond. Het door verdachte gepleegde feit is dus strafbaar.
De wet noemt het door verdachte gepleegde feit: diefstal.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Verdachten zijn volgens de wet alleen strafbaar als zij geen beroep kunnen doen op een schulduitsluitingsgrond. Als een dader zich kan beroepen op een schulduitsluitingsgrond is zijn gedrag niet verwijtbaar. Er is niet gebleken dat verdachte een beroep kon doen op zo’n schulduitsluitingsgrond. Verdachte is dus strafbaar.

8.OPLEGGING VAN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat aan verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ‘ISD-maatregel’) voor de duur van twee jaren wordt opgelegd. Volgens de officier van justitie is aan alle vereisten voor het opleggen van die maatregel voldaan. De officier van justitie vindt de maatregel passend, omdat zo gewerkt kan worden aan de verslavingsproblematiek van verdachte en aan zijn terugkeer in de maatschappij. Ook is de maatregel volgens de officier van justitie in het belang van de maatschappij.
8.2
Het standpunt van de advocaat
De advocaat van verdachte heeft de rechtbank verzocht om geen ISD-maatregel op te leggen. Die maatregel mag volgens de advocaat niet te snel worden opgelegd, omdat het een ultimum remedium is. Volgens de advocaat moet eerst worden gekeken of de problematiek van verdachte met een minder ingrijpend middel kan worden aangepakt, zoals bijvoorbeeld een voorwaardelijke ISD-maatregel met bijzondere voorwaarden. De advocaat heeft de rechtbank verzocht de zaak aan te houden om de reclassering alsnog onderzoek te laten doen naar de mogelijkheden van een klinisch traject.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft goed nagedacht over de vraag welke straf en/of maatregel in de zaak van verdachte passend zou zijn. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het strafbare feit, de omstandigheden waaronder verdachte dat feit heeft gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft ook gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
De rechtbank zal aan verdachte een ISD-maatregel opleggen voor de duur van twee jaren. Hieronder legt de rechtbank uit waarom zij dat doet.
8.3.1
De ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de diefstal van een parfum. Een feit als dit veroorzaakt veel overlast voor winkels en het winkelpubliek. Daarnaast heeft het gedrag van verdachte ook schade opgeleverd voor Douglas.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Strafblad
Uit de justitiële documentatie (het ‘strafblad’) van verdachte blijkt dat hij al vele malen eerder bij de strafrechter is geweest voor soortgelijke feiten. Hij is in de afgelopen vijf jaar tien keer veroordeeld voor vermogensdelicten.
Adviezen van deskundigen
Verdachte heeft een gesprek gevoerd met mevrouw Rijbroek van de reclassering van Fivoor. Volgens Fivoor is de voornaamste reden dat verdachte strafbare feiten pleegt zijn forse verslavingsproblematiek. Daarnaast speelt ook het ontbreken van huisvesting, een inkomen en een steunend netwerk een rol. Verdachte gebruikt al sinds jonge leeftijd drugs en om dit te kunnen bekostigen pleegt hij diefstallen.
Verdachte is eerder veroordeeld waarbij bijzondere voorwaarden zijn opgelegd, maar dat heeft nog niet tot een resultaat geleid. Het is niet gelukt om afspraken te maken met verdachte, of afspraken worden, vanwege de gebrekkige motivatie van verdachte, niet nagekomen. Fivoor vindt dat de mogelijkheden voor behandeling en begeleiding binnen een ambulant kader onvoldoende zijn gebleken om een contact met verdachte op te bouwen en toe te werken naar verandering in zijn gedrag. De beste kans om tot verandering van gedrag bij verdachte te komen, is wanneer verdachte voor langere tijd in een gestructureerd kader verblijft waarin hij met de opbouw van zijn leven kan gaan beginnen. Fivoor vindt dat het kader van de ISD-maatregel heel geschikt is. Fivoor verwacht dat elk ander traject zal mislukken omdat de kans op terugval in middelen erg groot is en daarmee ook de kans op terugval in delictgedrag. Verdachte gebruikt sinds de voorlopige hechtenis geen drugs meer en toont enige motivatie. Wat Fivoor betreft is er dan ook nu een kans om deze positieve ontwikkeling voort te zetten binnen het kader van een ISD-maatregel.
Op de zitting heeft mevrouw Rijbroek een toelichting gegeven op het rapport. Zij gaf aan dat er momenteel geen wachtlijst is voor de ISD-maatregel. Verdachte zal dus direct aan de slag kunnen gaan met de maatregel. Een klinisch traject in het kader van een voorwaardelijke ISD-maatregel is volgens mevrouw Rijbroek minder wenselijk. Verdachte heeft namelijk aangegeven dat hij daar niet aan wil meewerken. Gelet op het verleden van verdachte, verwacht mevrouw Rijbroek ook niet dat een klinisch traject voldoende zal zijn. Zij vreest dat verdachte in dat geval weer de fout in zal gaan.
8.3.3
Oplegging van ISD-maatregel
Verdachte heeft zich, na al tien keer eerder te zijn veroordeeld voor een vermogensdelict, opnieuw schuldig gemaakt aan een diefstal. Dit bovendien binnen een tijdsbestek van nog geen vier jaar. De rechtbank acht daarom een lange onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende sanctie in beginsel passend.
Om een ISD-maatregel op te kunnen leggen, moet allereerst zijn voldaan aan de eisen die de wet – in artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht – stelt. Dat is het geval. Verdachte heeft zich namelijk schuldig gemaakt aan een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, terwijl uit het strafblad blijkt dat hij in de vijf jaren voorafgaand aan dit misdrijf al meer dan drie keer is veroordeeld voor andere misdrijven. De vrijheidsbenemende straffen die hem daarvoor zijn opgelegd zijn ten uitvoer gelegd. Verder blijkt uit het rapport van Fivoor en het strafblad van verdachte dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan. Voorts eist de veiligheid van goederen naar het oordeel van de rechtbank het opleggen van de ISD-maatregel. Verdachte heeft zich voor de zoveelste keer schuldig heeft gemaakt aan een diefstal en de kans op herhaling van strafbare feiten is volgens de reclassering groot.
Naast de eisen die de wet stelt, dient ook voldaan te zijn aan de voorwaarden voor het opleggen van de ISD-maatregel uit de Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers van het Openbaar Ministerie. Ook dat is het geval. Verdachte valt namelijk onder de definitie van stelselmatige dader zoals gehanteerd in deze richtlijn: hij is een persoon van 18 jaar of ouder en uit het strafblad van verdachte blijkt dat er over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen hem zijn opgemaakt voor meer dan tien misdrijffeiten. Ten minste één van die misdrijven heeft plaatsgevonden in de laatste twaalf maanden voorafgaand aan zijn aanhouding op 24 december 2019.
Daarmee is aan alle voorwaarden voor het opleggen van een ISD-maatregel voldaan. Ook aan het tweeledige doel van de ISD-maatregel wordt in onderhavig geval tegemoetgekomen. Enerzijds acht de rechtbank het opleggen van de maatregel noodzakelijk om de maatschappij te beschermen tegen de diefstallen die verdachte blijft plegen. Anderzijds krijgt verdachte met de maatregel hulp bij het aanpakken van zijn (verslavings)problematiek. Op die manier kan voorkomen worden dat verdachte in de toekomst strafbare feiten zal plegen en wordt de kans op een succesvolle resocialisatie door verdachte vergroot.
De rechtbank zal dus geen onderzoek laten doen naar de mogelijkheden van een klinisch traject, al dan niet in het kader van bijzondere voorwaarden, zoals door de advocaat van verdachte is verzocht. Verdachte heeft bij eerdere veroordelingen waarbij bijzondere voorwaarden zijn opgelegd geen medewerking verleend aan het uitvoeren van die bijzondere voorwaarden. Ook tijdens de zitting gaf verdachte aan dat hij zijn problematiek zelf wil en kan aanpakken. Vanwege de hardnekkige verslavingsproblematiek en de uit het verleden gebleken wisselende en vaak ook ontbrekende motivatie om de aanwijzingen van deskundige hulpverlening op te volgen heeft de rechtbank er geen vertrouwen in dat een klinisch traject in een voorwaardelijk kader zal slagen.
8.3.4
Conclusie
Gelet op alles wat hiervoor is besproken, legt de rechtbank aan verdachte een
ISD-maatregel voor de duur van twee jarenop. Om de herhaling van strafbare feiten te beëindigen en om de problematiek van verdachte zo goed mogelijk te behandelen, is een langdurig traject nodig. De rechtbank zal de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht daarom niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikel 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging maatregel
- legt aan verdachte op de
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
twee jaren.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.W.A. Vonk, voorzitter, mrs. L.E. Verschoor-Bergsma en H.J. ter Meulen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F. Verkuijlen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 maart 2020.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 december 2019 te Utrecht een flesje parfum, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan Douglas, heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
(art. 310 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 24 december 2019, genummerd PL0900-2019384464, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 35. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering (blz. 5 van het proces-verbaal met nummer PL0900 2019026147Z), te weten een aangifteformulier voor winkeliers van 24 december 2019, p. 6-13.
3.Proces-verbaal ter terechtzitting van 10 maart 2020.