ECLI:NL:RBMNE:2020:108

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 januari 2020
Publicatiedatum
15 januari 2020
Zaaknummer
16/028627-19 en 16/098731-19 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op fastfoodrestaurant met geweld en bedreiging

Op 14 januari 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen drie jongens, van wie er twee 17 jaar en één 18 jaar oud was, die betrokken waren bij een gewapende overval op een KFC-restaurant in Almere op 28 januari 2019. Tijdens deze overval, die plaatsvond rond 23:50 uur, bedreigden de jongens het personeel met wapens en geweld, waarbij ze een bedrag van €2.700,- hebben gestolen. De verdachten droegen bivakmutsen en gebruikten hamers en een vuurwapen om hun eisen kracht bij te zetten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overval niet alleen materiële schade heeft veroorzaakt, maar ook hevige gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers heeft teweeggebracht. De verdachten hebben zich tijdens de rechtszaak weinig verantwoordelijk getoond en hebben nauwelijks verklaringen afgelegd. De rechtbank heeft hen daarom een jeugddetentie opgelegd van 1 jaar, waarvan een deel voorwaardelijk, en daarnaast een gedrag beïnvloedende maatregel (GBM) voor de twee jongere verdachten. De derde verdachte kreeg een PIJ-maatregel, wat betekent dat hij onder toezicht komt te staan van de jeugdreclassering. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/028627-19 en 16/098731-19 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 14 januari 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2001] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen met gesloten deuren van 16 juli 2019, 11 oktober 2019, 17 december 2019 en 14 januari 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. H.J. Starrenburg en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. I. Stas, alsmede mevrouw M.J. Mostert, reclasseringswerker bij Samen Veilig Midden-Nederland en de heer G. Pos van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: RvdK) naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
16/028627-19
Op 28 januari 2019 in [woonplaats] samen met anderen een gewapende overval heeft gepleegd op de [fastfoodrestaurant] , waarbij € 2.700,- is weggenomen.
16/028627-19
Op 15 oktober 2018 in Almere een stroomstootwapen voorhanden heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 16/028627-19 ten laste gelegde
Bewijsmiddelen [1]
Op 28 januari 2019 omstreeks 23:50 uur heeft er bij de [fastfoodrestaurant] in [woonplaats] een overval plaatsgevonden. [2] Er kwamen zes jongens de [fastfoodrestaurant] binnen. Ze droegen bivakmutsen [3] of hadden hun gezicht bedekt. [4] De jongens sprongen over de toonbank en liepen langs de toonbank en riepen: “Wij willen geld!” [5] en “Geef geld, geef alle geld.”. [6] De jongens sloegen met hamers. [7] Eén van de jongens had een vuurwapen in zijn hand en richtte het vuurwapen op [slachtoffer 1] . De jongen zei tegen [slachtoffer 1] : “Open de kassa-lade”. [8] De jongens trokken [slachtoffer 2] aan haar arm mee naar de kassa’s en nadat ze de kassa’s hadden leeggehaald riepen ze: “Waar staat de kluis, loop naar de kluis”. [9] Eén van de jongens had een mes in zijn handen, dat hij tegen de rug van [slachtoffer 2] aanzette. [10] [slachtoffer 3] werd door een van de jongens bedreigd met een ijzeren staaf. De jongen zei: “Waar is het geld, waar is de kassa?” [11]
Bij de overval is ongeveer € 2.700,00 weggenomen uit de kluis en de kassalades. [12]
[aangever] heeft namens Collins Foods Ltd aangifte gedaan van de overval. Collins Foods Ltd is de eigenaar van de vestiging. [13] Ook door [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] ,
[slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , die op het moment van de overval aan het werk waren in de [fastfoodrestaurant] , is aangifte gedaan. [14]
Getuige [getuige 1] , die zich op het moment van de overval bij de Drive Thru van de [fastfoodrestaurant] bevond, zag twee brommers met daarop zes jongens aan komen rijden. Op allebei de brommers zaten drie personen. De brommers waren donkergroen en zwart van kleur en van het merk Piaggio Zipp 2000. [15] Ook getuige [getuige 2] zag twee scooters met zes jongens. De jongens trokken iets over hun hoofd en reden richting de [fastfoodrestaurant] . [16]
Op 29 januari 2019 zijn twee scooters aangetroffen. Op de [adres] in [woonplaats] is een groene scooter van het merk Piaggio Zip aangetroffen en op het [adres] in [woonplaats] is een zwarte scooter van het merk Piaggio zip aangetroffen. [17]
Uit de historische gegevens en de locatie van de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] bleek dat hij op 28 januari 2019 vanaf 23:54 uur tot en met 29 januari 2019 12:49 uur een zendmast [adres] in [woonplaats] aanstraalde. [18] Het [adres] in [woonplaats] ligt hemelsbreed op 300 meter afstand van de [fastfoodrestaurant] op de [adres] in [woonplaats] . De woning van medeverdachte [medeverdachte 2] bevindt zich op een afstand van hemelsbreed 750 meter tussen de zendmasten [adres] en [adres] in [woonplaats] . [19]
Uit onderzoek in de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] is gebleken dat zijn telefoon, kort na de overval, gegevens had weergegeven van Thuisbezorgd.nl. Er werd een vordering gedaan bij Thuisbezorgd op het adres van medeverdachte [medeverdachte 2] namelijk [adres] en hieruit bleek dat op 29 januari 2019 omstreeks 00:20 uur twee bestellingen waren gedaan, voor zes maaltijden. Een deel van de bestelling was gedaan op naam van ‘ [naam] ’. De maaltijden zijn contant afgerekend en afgeleverd op het [adres] . [20]
Uit de historische gegevens van de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] bleek ook dat de telefoon van [medeverdachte 1] op 28 januari 2019 om 12.54.35 uur contact had met het telefoonnummer [telefoonnummer] . Het telefoonnummer [telefoonnummer] is in de politiesystemen gekoppeld aan medeverdachte [medeverdachte 2] . Verder was te zien dat het telefoonnummer van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] meerdere malen op verschillende data contact hadden met elkaar. Zo ook meerdere malen op de dag van de overval en de dag na de overval. [21]
Ook de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 2] is onderzocht. Op de telefoon stond een foto met de datum 28 januari 2019 en tijdstip 23:32 uur (daadwerkelijke tijd 00:32 uur). Dit betreft ongeveer één uur na de overval. De foto was op 17 april 2019 verwijderd. Op 16 april 2019 werd medeverdachte [medeverdachte 1] aangehouden. Op de foto is een persoon te zien die op bed ligt met een vuurwapen in zijn hand. De persoon had een stapel geldbiljetten in zijn hand en er lagen 8 rolletjes met muntgeld. Aangever [aangever] had verklaard dat er bij de overval op 28 januari 2019 de nodige rollen met muntgeld zijn weggenomen. [22]
Op 24 april 2019 is de woning van medeverdachte [medeverdachte 2] op het [adres] in [woonplaats] doorzocht. In de woning worden onder meer een Nike handschoen, een Parajumpers jas en een Nike schoenen aangetroffen. [23] De politie heeft vastgesteld dat de aangetroffen goederen gelijkenis vertonen met de op de camerabeelden zichtbare en bij de overval door de daders gebruikte (hand)schoen(en) en jas. [24]
Op 8 april 2019 zijn in het televisieprogramma
Opsporing Verzochtde videobeelden van de overval vertoond. [25]
Het telefoonnummer van medeverdachte [medeverdachte 1] is getapt. Op de taplijn werden onder meer de volgende gesprekken gevoerd.
10 april 2019: [medeverdachte 1] belt met [A]
[medeverdachte 1] : broer weet je wat voor gevoel ik heb?
[A] : nou
[medeverdachte 1] : gister na die torie toch, ik heb live gekeken, en me ma weet er ook van en me zus ook en zo. Maar ze hebben me niet gelekt je weet toch, kanker strijders.
[medeverdachte 1] : Ik denk aii, opeens sluiten zij af met ons. Ze zeggen, we hebben al meer dan 20 tips binnen gekregen en zijn al meer dan 15 keer gebeld, ik dacht kanker zooi. [26]
14 april 2019: [medeverdachte 1] belt met onbekende vrouw
NNV: nu ze zegt, eh je mattie's hebben OV gepleegd he. Ik zeg; huh welke mongool, gaan ze dat nadoen ntv [naam] , en ntv. Ik kijk zo, ik kijk gewoon. Ze zei ik weet niet, maar het zijn sowieso jongens die jij kent. Want het zijn boys uit [woonplaats] . Ik kijk zo die video, ik zie jou, [verdachte] , [medeverdachte 2] .
[medeverdachte 1] : tweede keer ging ik niet mee. Ik was alleen die eerste keer, eerste keer was ik die jongen met die pistool die die vrouw vastgreep.
[medeverdachte 1] : je zou zeggen, die torie, iedereen, als je me goed kent weet je direct welke ik ben en zo dat is het. [27]
14 april 2019: [medeverdachte 1] belt met onbekende vrouw
NNV: maar hoezo is [verdachte] nog steeds niet geveegd, en jij ook niet, en de rest ook niet?
[medeverdachte 1] : Broer, ik zeg jou ga kijken, die dinge, die dinge van mij is zeker al duizend keer bekeken 40K views of zo, meer zelfs.
NNV: Ja en nog steeds zijn, nog steeds zijn jullie niet gepakt en terwijl zelfs mensen die jullie gewoon normaal kennen, gewoon, gewoon, iedereen in A///weet gewoon dat jullie het zijn hè.
[medeverdachte 1] : oh ja maar in ieder geval. Volgens mij ga, ik ga het eerste gepakt worden denk ik man kanker veel tips. Die, je weet toch?
NVV: hebben mensen anonieme tips gegooid?
[medeverdachte 1] : kijk.je weet, ze sloten die ding af toch, toen kwamen zij weer terug bij ons. Over de overval op [fastfoodrestaurant] hebben wij al meer dan 25 tips en er is al meer dan 7 keer gebeld.
NNV: Lijp
[medeverdachte 1] : en zo en, je herkent mij niet maar, gewoon mijn gedrag en hoe ik loop. Je weet toch op het laatst zie je iemand met een pistool richten op die mensen toch?
NNV: Ja
[medeverdachte 1] : Dat iedereen, dat was ik.
[medeverdachte 1] : En die vrouw die ik had vastgepakt.
NNV: maar ook, ook gewoon op die video als hoe je net terug keek. Ze melden het ook gewoon echt. Diegene richt een pistool op d'r hoofd broer, dan, dan daarvoor ga
[medeverdachte 1] : Ja dat was ik. [28]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft de beelden van de overval bekeken en moest bij het bekijken van de beelden direct aan verdachte denken, gezien het uiterlijk van NN2, de vorm van zijn hoofd, neus, gezicht, wenkbrauwen en zijn lichaamslengte en de slanke/smalle bouw. [29]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft de beelden van de overval bekeken en zag dat de neus van verdachteen de stand van de ogen overeenkwamen met NN2. Tevens zag de verbalisant dat verdachte de lengte heeft van 1.57 cm en dat NN2 de kleinste was van de overvallers. Omdat verbalisant verdachte nog nooit in persoon heeft gezien, kan hij geen herkenning opmaken. Wel ziet hij grote gelijkenissen met persoon NN2 en verdachte. [30]
Door een getuige onder nummer is ten overstaan van de rechter-commissaris op
27 november 2019 verklaard dat zij verdachte heeft herkend als één van de overvallers. Zij heeft verdachte ontelbare keren gezien en herkende hem aan zijn manier van bewegen tijdens het lopen. Hij was frontaal in beeld, wat het voor de getuige helder maakte dat hij degene was die te zien was. [31]
Bewijsoverwegingen
De hiervoor weergegeven (belastende) feiten en omstandigheden vragen om een verklaring van verdachte (vgl 3 EHRM John Murray tegen het Verenigd Koninkrijk, NJ 1996, 725). Verdachte heeft zich echter bij de politie op zijn zwijgrecht beroepen. Ook ter terechtzitting heeft verdachte zich ten aanzien van belangrijke punten op zijn zwijgrecht beroepen. Verdachte heeft aldus naar het oordeel van de rechtbank ten aanzien van voornoemde redengevende feiten en omstandigheden geen aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende verklaring afgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de stukken in het dossier, in onderling verband en samenhang bezien, en gelet op het uitblijven van een verklaring van verdachte, wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte op 28 januari 2019 samen met zijn medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] en drie onbekend gebleven personen de overval op de [fastfoodrestaurant] heeft gepleegd. De rechtbank gaat er daarbij vanuit dat verdachte de persoon is op de beelden met de sjaal voor zijn gezicht, medeverdachte [medeverdachte 2] de persoon is op de beelden met de handschoen en medeverdachte [medeverdachte 1] de persoon is op de beelden met het pistool.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de bewijsmiddelen dat er een nauwe en bewuste samenwerking bestond tussen verdachte en zijn medeverdachten, zodat de rechtbank ook het tenlastegelegde medeplegen wettig en overtuigend te bewijzen acht.
Ten aanzien van het onder 16/098731-19 ten laste gelegde
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 16/028627-19 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen [32] :
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 17 december 2019;
  • een proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina’s 18-23;
  • een proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 3 en 4;
  • een proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 12 en 13.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
16/028627-19
op 28 januari 2019 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met anderen uit kassalades van de [fastfoodrestaurant] een geldbedrag van ongeveer 2700,- euro, dat aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorde, te weten aan Collins Foods Ltd, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door voornoemde [fastfoodrestaurant] binnen te gaan, terwijl verdachte en zijn mededaders bivakmutsen, althans gezichtsbedekking droegen en
- vervolgens over de toonbank te springen en langs de toonbank te lopen en te roepen: "wij willen geld" en "geef geld, geef alle geld” en met hamers, te slaan en
- ( vervolgens) een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op voornoemde
[slachtoffer 1] te richten en te zeggen: "open de kassalade" en
- een ijzeren staaf op voornoemde [slachtoffer 3] en/of
[slachtoffer 4] te richten en te vragen "waar is het geld, waar is de kassa", en
- vervolgens voornoemde [slachtoffer 2] aan haar arm mee te trekken naar de kassa's en
(nadat verdachte en zijn mededaders de kassa's hadden leeggehaald) tegen
voornoemde [slachtoffer 2] te roepen: "waar staat de kluis, loop naar de kluis" en een mes te richten op de rug van voornoemde [slachtoffer 2] .
16/098731-19
op 15 oktober 2018 te Almere een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht,
voorhanden heeft gehad.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 16/028627-19 en 16/098731-19 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
1.
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
2.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een jeugddetentie van 330 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 153 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van
2 jaren, met als bijzondere voorwaarde de maatregel toezicht en begeleiding van de jeugdreclassering.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte zal worden opgelegd de
maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige (hierna: GBM) voor de duur van één jaar
met het door de RvdK geadviseerde programma en een avondklok.
Hij heeft voorts verzocht om het programma behorende bij de GBM dadelijk uitvoerbaar te
verklaren.
Daarnaast wil de officier van justitie dat aan verdachte wordt opgelegd de vrijheidsbeperkende maatregel van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) voor de duur van twee jaren, inhoudende:
  • een contactverbod met de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ;
  • een contactverbod met aangevers [aangever] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] ;
  • een locatieverbod voor de [fastfoodrestaurant] ( [fastfoodrestaurant] ) aan de [adres] in [woonplaats] ;
waarbij bij iedere overtreding een jeugddetentie van vijf dagen dient te worden opgelegd met een maximum van zes maanden. De officier van justitie heeft verzocht om ook deze maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht ten aanzien van de op te leggen straf en/of maatregel aansluiting te zoeken bij hetgeen de RvdK heeft geadviseerd en te volstaan met het opleggen van een jeugddetentie gelijk aan het voorarrest. Ten aanzien van de GBM heeft de raadsvrouw verzocht de vervangende jeugddetentie vast te stellen op de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De raadsvrouw heeft verzocht de door de officier van justitie gevorderde contact- en locatieverboden niet op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf/maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met vijf anderen schuldig gemaakt aan een gewapende overval op de [fastfoodrestaurant] ( [fastfoodrestaurant] ). Verdachte en zijn medeverdachten hebben daarbij op buitengewoon dreigende en gewelddadige wijze de medewerkers van de [fastfoodrestaurant] gedwongen tot afgifte van het geld uit de kassa’s en de kluis. Verdachten droegen daarbij bivakmutsen of andere gezichtsbedekkende kleding en hadden wapens bij zich. Er is een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op een van de medewerkers gericht en er is ook gedreigd met een mes, een breekijzer en een hamer. Verdachte heeft bij het personeel en de omstanders in de [fastfoodrestaurant] hevige gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt. Dit spreekt duidelijk uit de aangiften en de getuigenverklaringen die zijn afgelegd. Het is algemeen bekend dat dit soort gewelddadige overvallen zoals deze, voor de direct betrokkenen bijzonder traumatiserend zijn en tot langdurige psychische schade kunnen leiden. Dit blijkt in deze zaak ook uit de schriftelijke slachtofferverklaring van één van de slachtoffers. Daarnaast hebben overvallen zoals deze niet alleen grote impact op de slachtoffers, maar versterken ook gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij. Verdachte heeft zich van dit alles niets aangetrokken en heeft alleen gedacht aan zijn eigen financiële gewin. Verdachte heeft over zijn betrokkenheid niets willen verklaren en laat door zijn proceshouding onduidelijkheid bestaan over waarom hij tot de overval is overgegaan. Verdachte heeft bovendien op geen enkele wijze verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen en zich geen moment rekenschap gegeven van de gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers. Dit weegt de rechtbank in strafverzwarende zin mee.
Daarnaast heeft verdachte een stroomstootwapen voorhanden gehad. Een dergelijk wapen kan bij anderen letsel toebrengen.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft rekening gehouden met een verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 17 oktober 2019, waaruit blijkt dat verdachte eerder (niet onherroepelijk) is veroordeeld voor vermogensdelicten.
Uit het psychologisch onderzoek pro Justitia van 23 augustus 2019, opgemaakt door
drs. L. Heukelom, GZ-psycholoog blijkt dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis in de vorm van een aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis, gecombineerd beeld en een oppositionele-opstandige stoornis. Deze stoornis was aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde. Omdat verdachte niet in gesprek wilde over het tenlastegelegde is geen zicht gekomen op eventuele drijfveren en het verband tussen het tenlastegelegde en de stoornis. Tevens kunnen geen conclusies getrokken worden over de toerekeningsvatbaarheid. De rechtbank neemt deze conclusie over en is van oordeel dat geen aanleiding bestaat om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten. De psycholoog heeft het recidiverisico op soortgelijk gedrag, zonder inzet van begeleiding en/of behandeling hoog ingeschat.
Uit een advies van de RvdK van 9 december 2019, opgesteld door G. Pos, volgt dat verdachte zich goed heeft gehouden aan zijn schorsingsvoorwaarden. Er is een (prille) positieve ontwikkeling te zien en er lijkt sprake te zijn van een intrinsieke motivatie bij verdachte. De RvdK is van mening dat daarnaast extrinsieke motivatie, middels een stevige stok achter de deur, noodzakelijk is. De RvdK acht daarom een GBM noodzakelijk, en adviseert daarbij om het ITB Harde Kern Traject als module binnen de GBM maatregel op te leggen en zo een stevige stok achter de deur te creëren en de kans van slagen van het ITB traject te vergroten. De RvdK is van mening dat er een reëel risico is dat verdachte bij tegenslagen motivatie verliest voor de voorwaarden die gesteld zijn. De externe motivatie van een GBM wordt dan ook noodzakelijk geacht, waarbij de inzet van een time-out verdachte weer op scherp kan zetten. Het grootste voordeel binnen een GBM maatregel is dat de hulpverlening door kan blijven lopen wanneer er een time-out wordt ingezet. Daarnaast adviseert de RvdK om binnen de GBM elektronische controle, een contactverbod met medeverdachten en een individuele behandeling bij de Waag op te leggen. Een avondklok acht de RvdK niet noodzakelijk. Naast het advies GBM, adviseert de RvdK een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, waarbij het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het voorarrest met als bijzondere voorwaarden het meewerken aan een passende vorm van dagbesteding in de vorm van werk en/of school en het meewerken aan behandeling vanuit De Waag.
De adviesrapportage van Samen Veilig Midden-Nederland (SAVE) van 7 november 2019, opgemaakt door M.J. Mostert, die ook ter terechtzitting als deskundige is gehoord, vermeldt dat indien verdachte zich goed zal houden aan de voorwaarden en de in te zetten modules, de kans op recidive als laag wordt ingeschat. SAVE sluit zich aan bij het rapport van de RvdK en komt tot een soortgelijk strafadvies.
De op te leggen straf / maatregel
Alles afwegende acht de rechtbank een jeugddetentie van 365 dagen, waarvan 188 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. De rechtbank legt daarbij als bijzondere voorwaarden op: dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering in het kader van de maatregel Toezicht en Begeleiding, ook als dit inhoudt meewerken aan behandeling bij de Waag en meewerken aan zinvolle dagbesteding in de vorm van werk en/of school. De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gelet op de ernst van het feit, het strafblad van verdachte, de proceshouding van verdachte, zijn jeugdige leeftijd en straffen die in soortgelijke zaken aan minderjarige daders worden opgelegd.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat verdachte een stevige stok achter de deur nodig heeft om er voor te zorgen dat hij zich op een positieve manier blijft ontwikkelen en niet opnieuw strafbare feiten zal plegen. De rechtbank zal daarom - gelet op de bevindingen en adviezen van de Raad voor de Kinderbescherming en Samen Veilig Midden-Nederland, zoals hiervoor weergegeven - een GBM aan verdachte opleggen. Gelet op de persoon van verdachte, zijn houding en problematiek, zijn het teweegbrengen van gedragsverandering bij verdachte en het beperken van het recidiverisico naar het oordeel van de rechtbank binnen een andere modaliteit en duur niet haalbaar. Een voordeel van de GBM is dat dat er een time out van de maatregel kan plaatsvinden als verdachte zich niet aan de voorwaarden houdt. De rechtbank verwacht dat de GBM op langere termijn voor gedragsverandering bij verdachte zal zorgen. De rechtbank zal de GBM, op de wijze zoals geadviseerd, opleggen voor de duur van zes maanden.
De rechtbank zal bepalen dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van zes maanden indien verdachte niet naar behoren aan de tenuitvoerlegging van de GBM meewerkt. De vervangende jeugddetentie is daarmee in duur gelijk aan de GBM. De rechtbank overweegt daartoe dat zij van belang vindt dat de vervangende jeugddetentie, die onderdeel uitmaakt van de GBM, een zodanige stok achter de deur vormt dat verdachte niet op enig moment in de verleiding komt zich aan het programma van de GBM te onttrekken.
De GBM zal aldus worden ingericht dat verdachte de komende zes maanden zal (blijven) deelnemen aan ITB Harde Kern, de komende zes maanden zal meewerken aan elektronisch toezicht, zal deelnemen aan individuele/systeemgerichte gesprekken uitgevoerd door
De Waag, zich zal inzetten voor een dagbesteding in de vorm van werk en/of school en zich zal houden aan een contactverbod met medeverdachten en met aangevers.
Omdat verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van een vermogensdelict en uit de inhoud van voornoemde rapportages blijkt dat sprake is van een hoog recidivegevaar, moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen. Daarnaast is dadelijke uitvoerbaarheid gelet op het voornoemde in het belang van verdachte. De rechtbank beveelt daarom op grond van artikel 77w, zesde lid van het Wetboek van Strafrecht dat de opgelegde GBM en aldus het daarbij behorende programma dadelijk uitvoerbaar zijn.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank het niet noodzakelijk dat aan verdachte een contact- en locatieverbod in de vorm van een maatregel zoals bedoeld in artikel 38v, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht zal worden opgelegd. De rechtbank zal het contactverbod met medeverdachten en aangevers, zoals hiervoor is overwogen, opleggen als onderdeel van de GBM en de rechtbank is van oordeel dat dit afdoende is.

9.BESLAG

Verbeurdverklaring
De rechtbank zal het in beslag genomen voorwerp, te weten:
- groene bivakmuts (goednummer: G2402746);
verbeurd verklaren.
Dit voorwerp is vervaardigd of bestemd tot het begaan van het bewezen verklaarde misdrijf.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- jas Stone Island (goednummer G2402705);
- pet met logo (goednummer: G2402683);
- schoen Nike (goednummer: G2402661);
- handschoen Showa (goednummer: G2402649);
- bivakmuts (goednummer: G2402750).

10.BENADEELDE PARTIJ [slachtoffer 1]

heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 8.827,21. Dit bedrag bestaat uit € 3.827,21 materiële schade en € 5.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering volledig kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Daarnaast heeft hij gevorderd de vordering hoofdelijk toe te wijzen en ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel geen vervangende jeugddetentie op te leggen.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de materiële schade op het standpunt gesteld dat de vordering ten aanzien van de kosten van de psychiater niet-ontvankelijk moet worden verklaard, nu dit deel onvoldoende is onderbouwd. Subsidiair heeft zij ten aanzien van de gevorderde kosten van de psychiater gesteld dat de toekomstige kosten onvoldoende zijn onderbouwd en aldus de vordering voor dat deel niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft zij zich op het standpunt gesteld dat deze moet worden gematigd. Daarnaast heeft zij verzocht ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel geen vervangende jeugddetentie op te leggen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De schade voor zover die betrekking heeft op het eigen risico van de zorgverzekering ten aanzien van de kosten van de psycholoog is voldoende onderbouwd. De rechtbank zal daarom dit deel van de gevorderde materiële schade, te weten € 286,00, toewijzen.
De schade voor zover die betrekking heeft op het eigen risico van de zorgverzekering voor de apotheekkosten (€ 98,74) is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd, nu niet is gebleken dat deze kosten zijn gemaakt voor medicatie ten gevolge van het tenlastegelegde. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
De schade voor zover die betrekking heeft op de reeds gemaakte kosten van de behandeling van psychiater, die inmiddels € 2683,04 bedragen en waarvan 30% niet door de zorgverzekering wordt vergoed, zijn voldoende onderbouwd. De rechtbank zal daarom dit deel van de gevorderde materiële schade, te weten € 804,91, toewijzen.
De schade voor zover die betrekking heeft op de toekomstige kosten van de behandeling van psychiater is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd, omdat niet is gebleken dat deze kosten daadwerkelijk door de benadeelde partij gemaakt zijn. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Immateriële schade
Van de in artikel 6:106 lid 1, onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon op andere wijze is geval sprake indien de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij voldoende concrete gegevens heeft aangevoerd waaruit is gebleken dat psychische schade is ontstaan. De rechtbank zal daarom de gevorderde immateriële schade, te weten € 5.000,00 volledig toewijzen.
Totaalbedrag
De rechtbank zal de vordering tot een totaalbedrag van € 6.090,91 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente van 28 januari 2019 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 6.090,91 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 28 januari 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting niet worden aangevuld met vervangende jeugddetentie.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.BENADEELDE PARTIJ [slachtoffer 4]

heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.000,00, bestaande uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
11.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering volledig kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Daarnaast heeft hij gevorderd de vordering hoofdelijk toe te wijzen en ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel geen vervangende jeugddetentie op te leggen.
11.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Wel heeft de raadsvrouw verzocht ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel geen vervangende jeugddetentie op te leggen.
11.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de overval een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke integriteit van de benadeelde en dat daarmee is voldaan aan de vereiste aantasting in de persoon op andere wijze, zoals bedoeld in artikel 6:106 lid 1, onder b, van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank zal daarom de gevorderde immateriële schade, te weten € 1.000,00 volledig toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 28 januari 2019 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 4] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.000,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 28 januari 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting niet worden aangevuld met vervangende jeugddetentie.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

12.BENADEELDE PARTIJ [slachtoffer 2]

heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 5.000,00, bestaande uit materiële schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
12.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat de vordering niet voldoende onderbouwd is.
12.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat de vordering niet voldoende onderbouwd is.
12.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij niet voldoende onderbouwd is en een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zullen kosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.

13.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 33, 33a, 36f, 57, 77a, 77g, 77i, 77w, 77wa, 77wc, 77x, 77y, 77z, 77aa en 312 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 26 en 54 van de Wet wapens en munitie;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

14.BESLISSING

De rechtbank:
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 16/028627-19 en 16/098731-19 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 16/028627-19 en 16/098731-19 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 16/028627-19 en 16/098731-19 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievan
365 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van jeugddetentie een gedeelte van
188 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijdvan
2 jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich zal houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering in het kader van de maatregel Toezicht en Begeleiding uit te voeren door Samen Veilig Midden-Nederland, ook als dit inhoudt dat verdachte;
* meewerkt aan een zinvolle vorm van dagbesteding in de vorm van werk en/of
school;
* zich onder behandeling zal stellen van De Waag of een soortgelijke instelling, teneinde zich te laten behandelen, zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
Waarbij aan de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden
Maatregel
- legt op aan verdachte de
maatregel betreffende het gedrag van de jeugdigevoor de duur van
6 maanden, bestaande uit het volgende programma:
continuering van de ITB Harde Kern, voor de duur van zes maanden;
deelneming aan individuele/systeemgerichte gesprekken uitgevoerd door De Waag;
een contactverbod met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en met aangevers
[aangever] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en
[slachtoffer 4] ;
4. elektronisch toezicht;
5. inzetten voor een dagbesteding in de vorm van werk en/of school;
  • draagt Samen Veilig Midden-Nederland op de tenuitvoerlegging van de maatregel te ondersteunen;
  • beveelt dat als verdachte niet naar behoren meewerkt aan de tenuitvoerlegging van de maatregel
Dadelijke uitvoerbaarheid
- beveelt dat het programma waaruit de maatregel bestaat op grond van artikel 77w, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, dadelijk uitvoerbaar is;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
 groene bivakmuts (goednummer: G2402746);
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen:
  • jas Stone Island (goednummer G2402705);
  • pet met logo (goednummer: G2402683);
  • schoen Nike (goednummer: G2402661);
  • handschoen Showa (goednummer: G2402649);
  • bivakmuts (goednummer: G2402750).
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 januari 2019 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat
€ 6.090,91 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 januari 2019 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 0 dagen jeugddetentie;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 4]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 4] toe tot een bedrag van
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 4] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 januari 2019 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 4] aan de Staat € 1.000,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 januari 2019 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 0 dagen jeugddetentie;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • verklaart [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.B. Eigeman, voorzitter en tevens kinderrechter,
mr. D.S. Terporten-Hop, kinderrechter en H. Bakker, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. G.J. van Klompenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van
14 januari 2020.
Bijlage: de tenlasteleggingen
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16/028627-19
hij op of omstreeks 28 januari 2019 te [woonplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, uit één of meerdere kassalade(s) van de [fastfoodrestaurant] een geldbedrag van ongeveer 2700,- euro, in elk geval enig geldbedrag, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan Collins Foods Ltd en/of [aangever] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door - voornoemde [fastfoodrestaurant] binnen te gaan, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) bivakmutsen, althans (gedeeltelijke) gezichts/hoofdbedekking, droeg(en) en/of
- ( vervolgens) over de toonbank te springen en/of langs de toonbank te lopen en/of (daarbij) te roepen: "wij willen geld" en/of "geef geld, geef alle geld", althans woorden van aard en/of
strekking en/of (daarbij) met hamers, althans (een) hard(e) en/of stevig(e) voorwerp(en) te slaan op de toonbank en/of
- ( vervolgens) (van zeer nabij) een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op voornoemde
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te richten en/of gericht te houden en/of (daarbij) te zeggen/roepen:
"open de kassalade", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- een ijzeren staaf, althans een hard en/of stevig voorwerp, op voornoemde [slachtoffer 3] en/of
[slachtoffer 4] te richten en/of gericht te houden en/of (daarbij) te vragen/roepen: "waar is het
geld, waar is de kassa", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) voornoemde [slachtoffer 2] aan haar arm (mee) te trekken naar de kassa's en/of
(nadat verdachte en/of zijn mededader(s) de kassa's hadden leeggehaald)(vervolgens) tegen
voornoemde [slachtoffer 2] te zeggen/roepen: "waar staat de kluis, loop naar de kluis", althans
woorden van gelijke aard en/of strekking en/of (daarbij) een mes, althans een scherp en/of
puntig voorwerp te richten en/of te prikken op/in de rug van voornoemde [slachtoffer 2] .
16/098731-19
hij op of omstreeks 15 oktober 2018 te Almere een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht voorhanden heeft gehad.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 26 augustus 2019, genummerd 2019029132, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 5019. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 1001.
3.Pagina 1018.
4.Pagina 2034.
5.Pagina 1018.
6.Pagina 1023.
7.Pagina 1024.
8.Pagina 1018.
9.Pagina 1024.
10.Pagina 1019.
11.Pagina 1026 en pagina 1029.
12.Pagina 1001.
13.Pagina 1001.
14.Pagina 1017, pagina 1023, pagina 1028 en pagina 1030.
15.Pagina 1034 en pagina
16.Pagina 1043.
17.Pagina 1143.
18.Pagina 1248.
19.Pagina 1333.
20.Pagina 1248 en 1249.
21.Pagina 1232.
22.Pagina 1360.
23.Pagina 248.
24.Pagina’s 1308-1310 en 1496.
25.Pagina 1277.
26.Pagina 1255.
27.Pagina 1259.
28.Pagina 1267.
29.Pagina 1199.
30.Pagina 1141.
31.Een proces-verbaal van verhoor getuige van de rechter-commissaris van 27 november 2019.
32.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 3 februari 2019, genummerd 2018297151, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 26. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.