In deze beschikking van de Rechtbank Midden-Nederland, uitgesproken op 19 maart 2020, wordt de hoofdverblijfplaats van de kinderen [kind 1] en [kind 2] vastgesteld na een langdurige en complexe procedure tussen de ouders. De rechtbank heeft de verzoeken van beide ouders om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hen vast te stellen beoordeeld, waarbij de belangen van de kinderen voorop stonden. De moeder heeft verzocht om de hoofdverblijfplaats van [kind 2] bij haar vast te stellen, terwijl de vader verzocht om de hoofdverblijfplaats van [kind 1] bij hem te bevestigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen sinds het uiteengaan van de ouders in november 2017 bij de vader verblijven en dat de omgang met de moeder problematisch is. De rechtbank heeft ook de invloed van de ouders op de kinderen en de negatieve ervaringen van de kinderen met de moeder in overweging genomen. De rechtbank concludeert dat de hoofdverblijfplaats van [kind 1] bij de vader blijft, terwijl de hoofdverblijfplaats van [kind 2] bij de moeder wordt vastgesteld. De rechtbank heeft ook een zorgregeling vastgesteld, waarbij [kind 2] gedurende twee maanden geen contact heeft met de vader en de omgang met de moeder wordt geregeld. Deze beslissing is genomen in het belang van de kinderen, waarbij de rechtbank de noodzaak van stabiliteit en een veilige omgeving voor de kinderen benadrukt.