ECLI:NL:RBMNE:2020:1063

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 maart 2020
Publicatiedatum
20 maart 2020
Zaaknummer
8026867 UC EXPL 19-9810 JH/1050
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van parkeerkosten en schadevergoeding door Q-Park Operations Netherlands B.V. na onbetaald verlaten van parkeergarage

In deze zaak vordert Q-Park Operations Netherlands B.V. betaling van € 307 aan hoofdsom, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten van gedaagde, die zijn auto op 1 maart 2019 zonder betaling uit de parkeergarage heeft gereden. Q-Park stelt dat gedaagde tekortgeschoten is in de nakoming van de (parkeer)overeenkomst en onrechtmatig heeft gehandeld. Gedaagde voert aan dat hij met spoed naar het ziekenhuis moest en de parkeerpas van zijn zoon gebruikte, maar dat hij deze niet meer had bij het verlaten van de garage. Hij heeft geprobeerd een medewerker van Q-Park te vinden, maar dit is niet gelukt, waardoor hij onder de slagboom doorreed.

De kantonrechter oordeelt dat gedaagde zijn verplichtingen niet is nagekomen door de parkeergarage zonder betaling te verlaten. Q-Park heeft in haar algemene voorwaarden opgenomen dat bij een dergelijke gedraging het tarief voor een verloren parkeerkaart en een schadevergoeding van € 300,00 verschuldigd is. De rechter concludeert dat de schadevergoeding niet onredelijk hoog is en dat er geen sprake is van een oneerlijk beding in de zin van de richtlijn 93/13/EEG. Gedaagde heeft onvoldoende pogingen ondernomen om op een rechtmatige manier de parkeergarage te verlaten.

De vordering van Q-Park wordt toegewezen, inclusief de wettelijke rente en de buitengerechtelijke kosten. Gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken door kantonrechter A.S. Penders op 4 maart 2020.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 8026867 UC EXPL 19-9810 JH/1050
Vonnis van 4 maart 2020
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Q-Park Operations Netherlands B.V.,
gevestigd te Maastricht,
verder ook te noemen Q-Park,
eisende partij,
gemachtigde: mr. C.F.P.M. Spreksel,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Q-Park exploiteert de parkeergarage Nieuwegein-AZN. Bezoekers die hun auto in deze garage willen parkeren, rijden langs een bord met informatie over onder meer de tarieven en over de toepasselijkheid van algemene voorwaarden. Voor het gebruik van de parkeergarage is een parkeervergoeding verschuldigd.
2.2.
[gedaagde] is eigenaar van een BMW X3 met kenteken [kenteken] . Hij is op 1 maart 2019 om 12.33 uur als bestuurder van zijn auto de parkeergarage uitgereden zonder te betalen.
2.3.
De gemachtigde van Q-Park heeft [gedaagde] bij brief van 4 april 2019 aangesproken tot betaling van € 300 aan boete plus € 7 voor het tarief ‘verloren kaart’.

3.Het geschil

3.1.
Q-Park vordert veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 307 aan hoofdsom, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten. Q-Park legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] tekortgeschoten is in de nakoming van de door partijen gesloten (parkeer)overeenkomst, althans onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. Hij stelt dat hij met spoed naar het ziekenhuis moest en met de parkeerpas van zijn zoon de parkeergarage is binnengereden. Toen hij het ziekenhuis twee dagen later mocht verlaten, had hij niet de beschikking over de parkeerpas van zijn zoon. Hij heeft een medewerker van Q-Park gezocht. Toen hij niemand kon vinden, zag hij geen andere mogelijkheid dan vlak achter zijn voorganger aan onder de slagboom door te rijden.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde] heeft zijn auto in de parkeergarage van Q-Park geparkeerd en daarmee de verplichting op zich genomen om hiervoor te betalen en om de parkeergarage te verlaten door het invoeren van de parkeerkaart. Het staat vast dat [gedaagde] de parkeergarage is uitgereden zonder te betalen en zonder een parkeerkaart in te voeren. In haar algemene voorwaarden heeft Q-Park opgenomen dat bij een dergelijke gedraging het tarief voor een verloren parkeerkaart en de schadevergoeding van € 300,00 dient te worden betaald.
4.2.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat de door Q-Park van hem gevorderde schadevergoeding van € 300,00 onredelijk hoog is. Nog los van dit verweer, dient ambtshalve beoordeeld te worden of het beding in de algemene voorwaarden onredelijk bezwarend is in de zin van artikel 3 lid 1 van Richtlijn 93/13/EEG. Q-Park heeft in de dagvaarding gewezen op de preventieve werking die van de schadevergoeding uitgaat, de gevaarzetting voor andere verkeersdeelnemers in en buiten de parkeergarage en het feit dat [gedaagde] er bewust voor heeft gekozen de parkeergarage op deze ongebruikelijke en ongewenste wijze te verlaten. Ook heeft zij een onderbouwing gegeven van de door haar geleden schade. Niet alleen loopt zij door het 'treintje rijden' inkomsten mis, maar ook heeft zij kosten moeten maken door investeringen in camerasystemen voor scherpe detectie van het 'treintje rijden'. Die schade bestaat uit geleden omzetderving, gemaakte kosten, uitgevoerde werkzaamheden, reeds gedane en toekomstige investeringen, ingeschakelde derden en preventie. Gelet op deze toelichting, die door [gedaagde] niet is betwist, is van een oneerlijk beding in de zin van de hiervoor genoemde richtlijn naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake.
4.3.
De kantonrechter ziet ook geen reden om te oordelen dat de boete moet worden gematigd. Dat sprake is van een absolute noodsituatie die maakte dat [gedaagde] niet anders kon handelen, is niet gebleken. Dat [gedaagde] bij binnenkomst van de garage geen parkeerkaart heeft ontvangen, omdat hij de parkeerpas van zijn zoon heeft gebruikt, maakt dit niet anders. Zoals Q-Park terecht stelt, had [gedaagde] voor het uitrijden het parkeertarief voor een verloren kaart kunnen betalen en op die manier alsnog kunnen beschikken over een parkeerkaart. Van serieuze pogingen om een medewerker van Q-Park te bereiken is ook niet gebleken. [gedaagde] had de belknoppen in de parkeergarage kunnen gebruiken of het op het informatiebord vermelde 0900-nummer kunnen bellen. Hij heeft dit niet gedaan. De kantonrechter komt dan ook tot de slotsom dat [gedaagde] onvoldoende mogelijkheden heeft gezocht om op een rechtmatige manier de parkeergarage te verlaten.
4.4.
Het voorgaande leidt ertoe dat de hoofdsom van € 307 wordt toegewezen. Ook de gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar. Q-Park heeft betaling gevorderd van de wettelijke rente vanaf de pleegdatum. [gedaagde] heeft hier geen verweer tegen gevoerd.
4.5.
Q-Park maakt tot slot aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke kosten. De sommatiebrief van 4 april 2019 voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW en de gevorderde kosten sluiten aan bij het tarief volgens de wettelijke staffel van het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten. Deze kosten zijn daarom toewijsbaar. De gevorderde rente daarover wordt afgewezen, omdat niet gesteld of gebleken is dat Q-Park die kosten eerder aan haar gemachtigde heeft voldaan.
4.6.
[gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van Q-Park worden begroot op:
- dagvaarding € 85,18
- griffierecht € 121,00
- salaris gemachtigde €
144,00(2 punten x tarief € 72,00)
Totaal € 350,18

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Q-Park tegen bewijs van kwijting te betalen € 353,05 met de wettelijke rente over € 307 vanaf 1 maart 2019 tot de voldoening;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Q-Park, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 350,18;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.S. Penders, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2020.