Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
kantonrechter
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde mr. B.A. Smits,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
gemachtigde mr. M. Faber.
1.Het verloop van de procedure
- het verzoekschrift van [eiseres] , op de griffie ontvangen op 27 november 2019;
- het verweerschrift en tegenverzoek van [gedaagde] op de griffie ontvangen op 13 december 2019;
- de aanvullende stukken van [gedaagde] .
2.De feiten
Op de arbeidsovereenkomst is de CAO Bestuurders PO (inclusief bijlagen) van overeenkomstige toepassing (inclusief alle aanvullingen en wijzigingen die deze CAO ondergaat) voor zover in de onderhavige Arbeidsovereenkomst geen afwijkende/aanvullende afspraken zijn gemaakt.(…)”
disfunctioneren van [gedaagde] als bestuurder”. Zij heeft hierbij aangegeven dat de samenwerking tussen haar en [gedaagde] en het stafbureau en [gedaagde] zeer moeizaam verliep.
Deze bijeenkomst werd enkele uren van tevoren door hem belegd waarbij hij zich dwingend opstelde. Dit past niet in de werkcultuur van [eiseres] .(…)
Collega’s voelden zich tijdens de bijeenkomst onveilig door de directe, persoonlijke vragen die [voornaam van gedaagde] stelde in een grote groep. Een collega is huilend en overstuur vertrokken. Dit heb ik later ook met hem doorgesproken en gemerkt dat [voornaam van gedaagde] niet inzag dat zijn manier van vragen stellen deze reactie opriep. Opvallend vind ik dat het openstellen van [voornaam van gedaagde] en het verbinding maken niet tot stand kwam. Ik heb dit echt een aantal keren geprobeerd. Tijdens inhoudelijk gesprekken en overleggen kwamen we niet nader tot elkaar. Hij benaderde alles vanuit zijn eigen bedrijfskundige visie zonder zich te verdiepen/in te leven in de behoefte van de Organisatie. Hierbij bleef hij vasthouden aan zijn eigen standpunten zonder in te zien dat hij niet navolgbaar was.(…)”
3.Het verzoek
4.Het verweer en tegenverzoeken
5.De beoordeling
[voornaam van F] , bij jou speelt er meer, en ik wil het nu op tafel.” Verder blijkt dat de drie leden van het stafbureau negatief reageren op de directe manier van vragen stellen en de bedrijfskundige instelling van [gedaagde] . [gedaagde] heeft over dit gesprek verklaard dat hij inderdaad scherpe en kritische vragen heeft gesteld en hierin ook iets te scherp is geweest. Hij heeft daarom na afloop geprobeerd om met de betreffende werknemers hierover te spreken, hier stonden zij echter niet allemaal voor open.