In deze zaak heeft de kantonrechter op 13 maart 2020 uitspraak gedaan in een kort geding waarin de eiser, die onder bewind staat, een loonvordering had ingesteld tegen meerdere gedaagden, waaronder Payroll B.V. en Logistics B.V. De eiser was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. J.A.C.M. van Ginneken, werkzaam bij FNV te Rotterdam. Tijdens de mondelinge behandeling op 28 februari 2020 werd duidelijk dat de eiser niet bevoegd was om de procedure zelf te voeren, aangezien hij onder bewind stond. De kantonrechter heeft vastgesteld dat alleen de bewindvoerder de eiser kan vertegenwoordigen in deze procedure.
De gemachtigde van de eiser had tijdens de zitting aangegeven dat hij telefonisch contact had gehad met de bewindvoerder, maar de kantonrechter wees erop dat er een onvoorwaardelijke machtiging van de bewindvoerder nodig was om de procedure op naam van de bewindvoerder te kunnen voeren. De gemachtigde kreeg de gelegenheid om een schriftelijke verklaring van de bewindvoerder over te leggen, maar de overgelegde e-mail bevatte geen onvoorwaardelijke machtiging. De kantonrechter oordeelde dat de eiser niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn vordering, omdat de procedure niet op de juiste wijze was ingesteld.
De proceskosten werden aan de zijde van de gedaagden begroot op nihil, aangezien zij zonder gemachtigde waren verschenen en geen kosten hadden opgegeven. De kantonrechter heeft de eiser veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Payroll c.s. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.