ECLI:NL:RBMNE:2019:960

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 maart 2019
Publicatiedatum
11 maart 2019
Zaaknummer
6994442 UC EXPL 18-7060
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Intellectueel-eigendomsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbreuk op auteursrecht door gebruik van logo's in verband met Duchenne-patiënten

In deze zaak vorderde eiseres, een grafisch vormgeefster, dat de stichting, die zich inzet voor Duchenne-patiënten, zou stoppen met het gebruik van logo's die inbreuk maken op haar auteursrechten. Eiseres had in 2011 een logo ontworpen voor de stichting, maar constateerde in 2017 dat de stichting logo's gebruikte die sterk leken op haar ontwerp. Eiseres stelde dat de stichting in strijd handelde met de overeenkomst en haar auteursrechten schond door deze logo's te gebruiken zonder toestemming. De stichting ontkende aansprakelijkheid en verwees naar de universiteiten die de logo's zouden hebben gemaakt.

De kantonrechter oordeelde dat de stichting inbreuk had gemaakt op de auteursrechten van eiseres door het inbreukmakende logo op haar website te tonen. De rechter stelde vast dat eiseres de auteursrechthebbende was en dat de stichting zonder toestemming het logo had gebruikt. De rechter veroordeelde de stichting om het gebruik van het logo te staken en een schadevergoeding van € 925,00 aan eiseres te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg. De rechter wees het meer of anders gevorderde af.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 6994442 UC EXPL 18-7060 ID/963
Vonnis van 6 maart 2019
inzake
[eiseres] ,
tevens handelende onder de naam
[handelsnaam van eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eiseres] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. C.W. Meindersma,
tegen:
1. de stichting
[gedaagde sub 1],
tevens handelende onder de naam
[handelsnaam van gedaagde sub 1],
verder ook te noemen de stichting,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde sub 2] ,
3.
[gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde sub 3] ,
gedaagden,
gemachtigde: mr. W. de Jong en mr. J.J.A. Koningsveld.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 22 augustus 2018,
  • de akte houdende wijziging eis en overlegging producties van eiseres,
  • de comparitie van 22 januari 2019, waarvan aantekening is gehouden.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is grafisch vormgeefster. Zij drijft onder de naam [handelsnaam van eiseres] een eenmanszaak, die zich onder meer toelegt op het ontwerpen van websites en logo’s.
2.2.
De stichting is in 2009 opgericht op initiatief van de Nederlandse stichting Duchenne Parent Project (hierna: DPP) met als doel het ontwikkelen van nieuwe hulpmiddelen ter verbetering van de levenskwaliteit van Duchenne-patiënten door het bijeenbrengen van experts uit verschillende disciplines en kapitaalschieters.
2.3.
[gedaagde sub 2] is werkzaam bij [bedrijfsnaam] , een spin-off van DPP. Hij geeft leiding aan een team ontwikkelaars met als doel het beschikbaar maken van nieuwe technologie voor Duchenne-patiënten. [gedaagde sub 2] is tevens [functie 1] van de stichting.
2.4.
[gedaagde sub 3] is werkzaam bij de [universiteit 2] en de [universiteit 1] als biomedisch technoloog en projectmanager. [gedaagde sub 3] is tevens [functie 2] van de stichting.
2.5.
In 2011 heeft eiseres in opdracht van de stichting het navolgende logo voor de stichting ontworpen (hierna: [handelsnaam van gedaagde sub 1] -logo):
[logo i.v.m. handelsnaam van gedaagde sub 1]
2.6.
In de door eiseres gehanteerde algemene voorwaarden, die deel uitmaken van de met de stichting gesloten overeenkomst, is voor zover van belang bepaald:
“5.1 Wanneer de opdrachtgever volledig voldoet aan zijn verplichtingen ingevolge de overeenkomst, verkrijgt hij een exclusieve licentie tot het gebruik van het ontwerp voorzover dit betreft het recht van openbaarmaking en verveelvoudiging overeenkomstig de bij de opdracht overeengekomen bestemming.
Zijn er over de bestemming geen afspraken gemaakt, dan blijft de licentieverlening beperkt tot dat gebruik van het ontwerp, waarvoor op het moment van het verstrekken van de opdracht vaststaande voornemens bestonden. Deze voornemens dienen aantoonbaar voor het sluiten van de overeenkomst aan de opdrachtnemer bekend zijn gemaakt.
5.2
De opdrachtgever is zonder de schriftelijke toestemming van de opdrachtnemer niet gerechtigd het ontwerp ruimer of op een andere wijze te (laten) gebruiken dan is overeengekomen. In geval van niet overeengekomen ruimer of ander gebruik, hieronder ook begrepen wijziging, verminking of aantasting van het voorlopige of definitieve ontwerp, heeft de opdrachtnemer recht op een vergoeding wegens inbreuk op zijn/haar rechten van tenminste drie maal het overeengekomen honorarium, althans een vergoeding die in redelijkheid en billijkheid in verhouding staat tot de gepleegde inbreuk, onverminderd het recht van de opdrachtgever een vergoeding voor de daadwerkelijk geleden schade te vorderen.”
2.7.
Op 4 augustus 2017 heeft eiseres geconstateerd dat onderstaande op het [handelsnaam van gedaagde sub 1] -logo gelijkende logo’s worden gebruikt op onder meer websites en social media (hierna: [naam 1] -logo en [naam 2] -logo):
[logo i.v.m. naam 1] [logo i.v.m. naam 2]
2.8.
In een brief van 7 september 2017 heeft de gemachtigde van eiseres de stichting bericht dat zij volgens eiseres in strijd handelt met de tussen hen gesloten overeenkomst door het [naam 1] -logo en het [naam 2] -logo te maken en te gebruiken en dat eiseres daardoor schade lijdt. Aan de stichting is een schikkingsvoorstel gedaan inhoudende staking van het gebruik van deze logo’s en betaling van € 5.750,00 exclusief btw ter vergoeding van de door eiseres geleden schade en gemaakte kosten.
2.9.
De stichting heeft daarop het [naam 1] -logo van haar website verwijderd. De stichting heeft iedere aansprakelijkheid ter zake afgewezen en verwezen naar de [universiteit 1] , omdat aan die universiteit het [naam 1] -logo toebehoort voor een gelijknamige project, en naar de [universiteit 2] , omdat aan die universiteit het [naam 2] -logo toebehoort voor een gelijknamig project.

3.Het geschil

3.1.
Eiseres vordert - verkort weergegeven - dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primairde stichting veroordeelt
1. om met onmiddellijke ingang na dagtekening van dit vonnis iedere inbreuk op de auteursrechten van eiseres met betrekking tot haar ontwerpen, waaronder de openbaarmakingen en verveelvoudigingen van het [naam 1] -logo en het [naam 2] -logo, te doen staken en gestaakt te (laten) houden, op straffe van een dwangsom,
2. om zich met onmiddellijke ingang na dagtekening van dit vonnis te onthouden van iedere verdere inbreuk op de auteursrechten van eiseres, althans van elke inbreuk op haar auteursrechten op haar logo’s,
3. tot betaling van een schadevergoeding aan eiseres van € 5.400,00, althans een door de kantonrechter te bepalen bedrag, binnen veertien werkdagen na dagtekening van dit vonnis, te vermeerderen met wettelijke rente,
4. tot betaling van de proceskosten ex 1019h Rv, te vermeerderen met de nakosten en de wettelijke rente,
dan wel
subsidiair[gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] tot het bovenstaande veroordeelt.
3.2.
Gedaagden voeren verweer en concluderen tot niet-ontvankelijkverklaring van eiseres in haar vorderingen, althans tot afwijzing daarvan, met veroordeling van eiseres in de proceskosten ex 1019h Rv, te vermeerderen met de nakosten en de wettelijke rente.
3.3.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat aan het [handelsnaam van gedaagde sub 1] -logo auteursrechtelijke bescherming toekomt en dat eiseres de auteursrechthebbende daarop is.
4.2.
Op grond van artikel 1 Auteurswet (Aw) heeft eiseres als auteursrechthebbende het uitsluitend recht om dit werk openbaar te maken en te verveelvoudigen. Anderen mogen dit in beginsel alleen met voorafgaande toestemming van eiseres, tenzij zij zich op een beperking van de Auteurswet kunnen beroepen. Dat laatste is in dit geval niet gesteld of gebleken. Verder komt eiseres als auteursrechthebbende op grond van artikel 25 lid 1 Aw in beginsel het recht toe om zich te verzetten tegen wijziging, verminking en/of andere aantasting van het werk.
4.3.
Eiseres verwijt de stichting dat zij in strijd handelt met artikel 5.2 van de tot de overeenkomst behorende algemene voorwaarden en inbreuk maakt op de auteurs- en persoonlijkheidsrechten van eiseres op het [handelsnaam van gedaagde sub 1] -logo en/of onrechtmatig handelt. Dit doet de stichting door zonder toestemming van eiseres bewerkte versies van het [handelsnaam van gedaagde sub 1] -logo te (laten) maken en te (laten) verveelvoudigen en openbaar maken dan wel te sublicentiëren. Het gaat daarbij om het [naam 1] -logo en het [naam 2] -logo. De stichting is daarom volgens [eiseres] schadeplichtig jegens eiseres. Voor zover de stichting niet aansprakelijk kan worden gehouden voor deze overschrijding van haar licentie, houdt eiseres de bestuurders [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] persoonlijk aansprakelijk voor de schade die zij heeft geleden door deze onrechtmatige daad.
4.4.
Gedaagden hebben op zichzelf niet (gemotiveerd) betwist dat geconcludeerd kan worden dat het [naam 1] -logo en het [naam 2] -logo zijn ontleend aan het [handelsnaam van gedaagde sub 1] -logo. Dit is terecht, aangezien de auteursrechtelijk beschermde elementen van het [handelsnaam van gedaagde sub 1] -logo op zodanige wijze zijn overgenomen in die logo’s dat de totaalindrukken te weinig verschillen om van nieuwe, oorspronkelijke werken te kunnen spreken. Gedaagden betwisten wel dat zij kunnen worden aangesproken op het maken en gebruiken van deze inbreukmakende logo’s.
4.5.
Tussen partijen staat niet langer ter discussie dat de stichting het [naam 1] -logo en het [naam 2] -logo niet heeft gemaakt en ook niet heeft gebruikt, anders dan door het vertonen van het [naam 1] -logo op haar website (waarop hierna zal worden teruggekomen). Eiseres verwijt de stichting nog wel dat zij, zonder toestemming van eiseres en zonder betaling van enige vergoeding, ten behoeve van de projecten [naam 1] en [naam 2] (klaarblijkelijk) een sublicentie heeft verleend aan derden om het [handelsnaam van gedaagde sub 1] -logo in gewijzigde vorm openbaar te maken en te verveelvoudigen. Dit is gedaan door het verstrekken van de specificaties en/of digitale bestanden. Op die manier heeft de stichting de voorwaarden van de verstrekte licentie overschreden, althans zij heeft het gebruik van deze bewerkingen van het [handelsnaam van gedaagde sub 1] -logo door derden impliciet toegestaan (al dan niet in de vorm van een sublicentie). Eiseres verwijst naar een e-mail van [gedaagde sub 3] van 21 september 2017 aan de gemachtigde van eiseres (productie 30 eiseres) waarin hij, voor zover relevant, heeft geschreven:
“Een aantal leden van het [handelsnaam van gedaagde sub 1] bestuur heeft in 2013 het initiatief genomen om onderzoekers van verschillende universiteiten samen te brengen om samen nieuwe projectvoorstellen te schrijven. Stichting [handelsnaam van gedaagde sub 1] heeft echter geen enkele rol in deze projecten. Gezien de inspanningen vanuit het [handelsnaam van gedaagde sub 1] team, vonden de projectleiders van het [naam 1] en [naam 2] project het gepast om een logo te maken in lijn met het [handelsnaam van gedaagde sub 1] logo. Het [handelsnaam van gedaagde sub 1] bestuur had hier verder geen bezwaar tegen en de projectleiders hebben vervolgens op eigen initiatief studenten gevraagd om de desbetreffende logo’s te maken. [naam 1] is een project van de [universiteit 1] en alle communicatie omtrent het [naam 2] project is de verantwoordelijkheid van de [universiteit 2] . Hier heeft stichting [handelsnaam van gedaagde sub 1] geen enkele invloed op.”
4.6.
De kantonrechter geeft eiseres geen gelijk waar zij stelt dat de stichting artikel 5.2 van de toepasselijke algemene voorwaarden heeft geschonden door op de hiervoor omschreven wijze het [handelsnaam van gedaagde sub 1] -logo ruimer te laten gebruiken dan is overeengekomen. Vast staat dat eiseres aan de stichting een exclusieve licentie heeft verstrekt tot het openbaarmaken en verveelvoudigen van het [handelsnaam van gedaagde sub 1] -logo ten behoeve van de stichting. Op grond van artikel 5.2 mag de stichting zonder toestemming van eiseres het logo niet ruimer of anders (laten) gebruiken dan overeengekomen, waaronder begrepen wijziging, verminking of aantasting van het logo. Naar het oordeel van de kantonrechter is van dergelijk “laten gebruiken” door de stichting geen sprake. Dit vereist namelijk een actieve handeling van de stichting, zoals het beschikbaar stellen van de specificaties en/of digitale bestanden, en daarvan is niet gebleken. Eiseres heeft haar vermoedens in die richting niet nader toegelicht en onderbouwd, zodat het blijft bij vermoedens, die zijn weersproken. Uit de aangehaalde e-mail valt uitsluitend af te leiden dat de stichting geen bezwaar heeft gemaakt toen door derden het voornemen werd geuit om een logo te maken in lijn met het [handelsnaam van gedaagde sub 1] -logo. Daarmee is geen recht gedaan aan de auteursrechten van eiseres op het logo, maar dit handelen van dit stichting levert op zichzelf geen schending van artikel 5.2 op. Verder kan niet worden aangenomen dat er sprake is van sublicentiëring door de stichting, omdat ook daarvoor een actieve handeling van de stichting vereist is. Uit niets blijkt dat de stichting daadwerkelijk een sublicentie heeft verleend aan derden. Dat was haar op grond van de overeenkomst met eiseres ook niet toegestaan. Voornoemd handelen van de stichting kan ook niet als onrechtmatig worden aangemerkt. Anders dan eiseres meent, is niet gebleken dat de stichting de suggestie heeft gewekt dat zij het gebruik van het [handelsnaam van gedaagde sub 1] -logo door derden mocht toestaan.
4.7.
Naar het oordeel van de kantonrechter kunnen [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] evenmin aansprakelijk worden gehouden voor het maken en het gebruiken van het [naam 1] -logo en het [naam 2] -logo door derden. Er is geen aanleiding om te veronderstellen dat eiseres met [gedaagde sub 2] en/of [gedaagde sub 3] in persoon heeft gecontracteerd. De offertes van eiseres voor het ontwerp van het [handelsnaam van gedaagde sub 1] -logo zijn gericht aan de stichting evenals de factuur voor de door eiseres verrichte werkzaamheden en die factuur is door de stichting voldaan. [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] fungeerden jegens eiseres als contactpersonen van de stichting. Er zijn geen omstandigheden gesteld of gebleken waaruit volgt dat [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] als bestuurders niet bevoegd waren om namens de stichting deze overeenkomst van opdracht aan te gaan. Bestuurders van een stichting kunnen onder omstandigheden persoonlijk aansprakelijk zijn uit hoofde van onrechtmatige daad, namelijk als zij hebben bewerkstelligd of toegelaten dat de stichting haar wettelijke of contractuele verplichtingen niet nakomt en hen, mede gelet op hun verplichting tot een behoorlijke taakuitoefening als bedoeld in artikel 2:9 BW, daarvan in de gegeven omstandigheden een voldoende ernstig en persoonlijk verwijt kan worden gemaakt. Omstandigheden die meebrengen dat [gedaagde sub 2] en/of [gedaagde sub 3] in dit geval een dergelijk ernstig persoonlijk verwijt kan worden gemaakt, zijn echter niet gesteld of gebleken.
4.8.
Eiseres verwijt de stichting in deze procedure ook dat zij het inbreukmakende [naam 1] -logo op haar website heeft vertoond. Naar het oordeel van de kantonrechter is deze plaatsing van een door een derde vervaardigd inbreukmakend logo op de eigen website een ongeoorloofde openbaarmaking en daarmee een zelfstandige inbreuk op de auteursrechten van eiseres op het [handelsnaam van gedaagde sub 1] -logo. Het verweer van gedaagden dat er sprake is van een bagatel gaat niet op. Eiseres heeft onweersproken gesteld dat het [naam 1] -logo in ieder geval enkele weken op de website van de stichting heeft gestaan. Uit het overgelegde screenshot blijkt dat het logo bewust is gebruikt ter aanduiding en illustratie van het gelijknamige project. Gelet daarop is er geen sprake van incidenteel gebruik van ondergeschikte betekenis als bedoeld in artikel 18a Aw. Het beroep van gedaagden op het arrest van de Hoge Raad van 20 oktober 1995, NJ 1996, 682 (Dior/Evora) en artikel 6:2 BW gaat evenmin op. De Hoge Raad heeft in het aangehaalde arrest beslist dat het wettelijk systeem van beperkingen op het auteursrecht niet uitsluit dat ook in andere gevallen de grenzen van het auteursrecht nader moeten worden bepaald, in het bijzonder wanneer de behoefte aan een dergelijke begrenzing door de wetgever niet is onderkend en zij past in het stelsel van de wet. Naar het oordeel van de kantonrechter is de door gedaagden voorgestane buitenwettelijke beperking van het auteursrecht hier echter niet op zijn plaats. De omstandigheid dat de stichting zich belangeloos inzet voor verbetering van de levenskwaliteit van Duchenne-patiënten brengt niet zonder meer mee dat zij functioneel gebruik mag maken van auteursrechtelijk beschermde werken. De stichting heeft deelgenomen aan het economisch verkeer. Zij heeft eiseres opdracht gegeven tot het ontwerpen van het [handelsnaam van gedaagde sub 1] -logo en zij is akkoord gegaan met de door eiseres gestelde voorwaarden. Eiseres heeft verklaard dat zij tegen [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] heeft gezegd dat het bewerken van het logo niet is toegestaan vanwege inbreuk op haar auteursrechten op het logo. Gedaagden hebben dit onvoldoende weersproken, zodat de kantonrechter daarvan uitgaat. De stichting moet zich gedragen in overeenstemming met de wet en de contractuele bepalingen die zij afspreekt. Schending van de aan eiseres toekomende auteurs- en persoonlijkheidsrechten op het [handelsnaam van gedaagde sub 1] -logo door ongeoorloofde openbaarmaking brengt in beginsel schade toe aan eiseres. Onder die omstandigheden is het niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid dat eiseres de stichting daarvoor heeft aangesproken en kan de stichting zich niet verschuilen achter het maatschappelijke belang dat zij nastreeft. In dit geval is er dan ook geen reden om op grond van een buitenwettelijke beperking aan eiseres een beroep op haar auteursrechten te ontzeggen.
4.9.
De stichting heeft het [naam 1] -logo na sommatie daartoe van haar website verwijderd, maar zij heeft niet erkend dat zij inbreukmakend heeft gehandeld jegens eiseres en zij heeft ook niet (door middel van een ondertekende onthoudingsverklaring) toegezegd dat zij zich van verdere inbreuken op de auteursrechten van eiseres op het [handelsnaam van gedaagde sub 1] -logo zal onthouden. Eiseres heeft daarom belang bij het onder 1. gevorderde verbod tot het staken van dat handelen op straffe van een dwangsom. Die vordering is in zoverre toewijsbaar. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt en gemaximeerd. Nu van verdere inbreuken niet is gebleken, zal het onder 2. gevorderde verbod worden afgewezen.
4.10.
Eiseres heeft voldoende gesteld om aan te kunnen nemen dat zij schade heeft geleden als gevolg van de plaatsing van het [naam 1] -logo op de website van de stichting. Zij heeft namelijk onweersproken gesteld dat de stichting het [handelsnaam van gedaagde sub 1] -logo zonder haar toestemming in verminkte vorm openbaar heeft gemaakt en dat daardoor haar auteurs- en persoonlijkheidsrechten op het logo zijn geschonden en haar eer en goede naam zijn aangetast. Nu de schade die eiseres heeft geleden niet exact is vast te stellen, zal deze begroot moeten worden op een wijze die het meest in overeenstemming is met de aard van de geleden schade. De kantonrechter ziet geen aanleiding om uit te gaan van het in artikel 5.2 van de algemene voorwaarden genoemde uitgangspunt van (tenminste) driemaal het overeengekomen honorarium. De stichting heeft het logo namelijk niet zelf aangepast, maar alleen in de bewerkte vorm op haar website geplaatst. Dat maakt dat de genoemde vergoeding, die zou neerkomen op een bedrag van € 2.700,00, in redelijkheid niet in verhouding staat tot de gepleegde inbreuk. Eiseres heeft ter zitting als aanknopingspunt genoemd dat dan moet worden uitgegaan van het bedrag dat aan eiseres verschuldigd zou zijn geweest voor overdracht van het auteursrecht op het logo, zijnde € 925,00 exclusief btw. Gedaagden hebben dit desgevraagd niet weerlegd. De kantonrechter zal de door de stichting te vergoeden schade dan ook vaststellen op een bedrag van € 925,00. Het onder 3. gevorderde is in zoverre toewijsbaar. De gevorderde wettelijke rente daarover zal worden toegewezen vanaf de datum van dagvaarding.
4.11.
Nu gedaagden niet hebben geconcretiseerd dat de stichting onvoldoende draagkrachtig is en evenmin dat er sprake is van een reëel restitutierisico aan de zijde van eiseres, gaat de kantonrechter voorbij aan het bezwaar van gedaagden tegen de gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad van het vonnis en ziet de kantonrechter geen aanleiding om aan die uitvoerbaarverklaring bij voorraad de voorwaarde te verbinden dat tot een bepaald bedrag zekerheid moet worden gesteld ex artikel 233 lid 3 Rv.
4.12.
Nu partijen - na vergelijking van de door eiseres ingestelde vorderingen met hetgeen bij dit vonnis wordt toegewezen - als over en weer deels in het ongelijk gesteld moeten worden aangemerkt, zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de stichting om met onmiddellijke ingang na dagtekening van dit vonnis iedere inbreuk op de auteursrechten van eiseres met betrekking tot het [handelsnaam van gedaagde sub 1] -logo te staken en gestaakt te houden, waaronder de openbaarmaking van het [naam 1] -logo,
5.2.
veroordeelt de stichting om aan eiseres een dwangsom te betalen van € 200,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de in 5.1. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt,
5.3.
veroordeelt de stichting om aan eiseres een bedrag van € 925,00 te betalen aan schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 19 januari 2019 tot de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.C. Burgers, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2019.