ECLI:NL:RBMNE:2019:936

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 maart 2019
Publicatiedatum
7 maart 2019
Zaaknummer
16/706481-18 en 16/659025-19 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en meineed in vereniging met geweld en andere feitelijkheden

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 7 maart 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen verdachte [verdachte], die beschuldigd werd van verkrachting en meineed. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting van [slachtoffer] op 4 september 2018 te Nieuwegein, waarbij hij samen met een medeverdachte geweld heeft gebruikt. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster, die op verschillende momenten zijn afgelegd, als consistent en betrouwbaar beoordeeld, ondanks enkele tegenstrijdigheden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de seksuele handelingen onder dwang hebben plaatsgevonden, waarbij de aangeefster door de verdachten werd vastgehouden en gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De verdachte is vrijgesproken van de tenlastelegging van meineed, omdat het bewijs daarvoor niet overtuigend was. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer], toegewezen voor een bedrag van € 3.520,88, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RRECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/706481-18 en 16/659025-19 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 7 maart 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1998] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 20 december 2018 en 21 februari 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie, mr. A.M.C.V. Fellinger, en van hetgeen verdachte en diens raadsman, mr. S. Kriekaard, advocaat te Arnhem, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer] en van hetgeen haar advocaat, mr. M.A.J. Kubatsch, advocaat te Utrecht, namens de benadeelde partij naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
16/706481-18[slachtoffer] op 4 september 2018 te Nieuwegein samen met een ander
heeft verkracht;
16/659025-19op 16 januari 2019 te Utrecht als getuige bij de rechter-commissaris onder ede een valse verklaring heeft afgelegd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder beide parketnummers ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de onder parketnummer 16/706481-18 ten laste gelegde verkrachting. Het seksueel contact dat tussen aangeefster en verdachte heeft plaatsgevonden, was zonder enige vorm van dwang of geweld. De raadsman wijst op de innerlijke tegenstrijdigheden in de verklaringen van aangeefster. Wat verder opvalt, is dat aangeefster verklaart dat zij ‘wraak wil nemen en dat is het’. Gelet hierop is het primaire standpunt van de verdediging dat de verklaringen van aangeefster niet tot het bewijs gebruikt mogen worden.
Buiten de verklaring van aangeefster blijkt voorts uit geen enkel ander bewijsmiddel dat sprake is geweest van dwang door middel van het toepassen van geweld of wat voor andere manier dan ook. Gelet op het ontbreken van steunbewijs voor de in de tenlastelegging genoemde gewelddadigheden of andere feitelijkheden, met als doel aangeefster te dwingen seksuele handelingen te ondergaan, dient verdachte dan ook te worden vrijgesproken van de verkrachting.
Ten aanzien van de ten laste gelegde meineed (parketnummer 16/659025-19) heeft de raadsman aangevoerd dat, gelet op de bevindingen van het aanvullende NFI-onderzoek, in samenhang bezien met de verklaringen van aangeefster, verdachte en medeverdachten, niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris op 16 januari 2019 in strijd met de waarheid heeft verklaard. Ook ten aanzien van de tenlastegelegde meineed dient verdachte dan ook te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak van het onder parketnummer 16/659025-19 (meineed) ten laste gelegde
De kern van de verdenking is dat verdachte, gehoord als getuige in de zaak van de medeverdachte, heeft verklaard dat hij alleen orale seks met aangeefster heeft gehad en verder niet intiem met haar is geweest. Deze verklaring zou leugenachtig zijn, gelet op de inhoud van de NFI-rapportages van 3 en 21 januari 2019, waarbij – kort gezegd – op en in het lichaam van aangeefster, waaronder diep vaginaal, DNA-materiaal is aangetroffen dat mogelijk afkomstig is van [verdachte] .
De rechtbank stelt voorop dat aangeefster heeft verklaard dat het seksuele contact met [verdachte] met name bestond uit het (tweemaal) oraal bevredigen van [verdachte] . Geconfronteerd met de bevindingen van het NFI bij de politie, is zij verbaasd en zegt zij: “Ik ben eerlijk hij heeft me vaginaal niet gepakt” (aanvullend proces-verbaal van verhoor aangeefster op 13 februari 2019).
Naar aanleiding van de uitgebrachte NFI-rapportages zijn er door de verdediging vragen gesteld aan de deskundige van het NFI over de interpretatie van de resultaten. Daarbij is samengevat (onder meer) de vraag gesteld of DNA-materiaal van de ene verdachte middels ‘secondary transfer’ via de andere verdachte in of op het lichaam van aangeefster terecht kan zijn gekomen. In het antwoord op die vraag heeft de deskundige van het NFI aangegeven dat indirecte overdracht van materiaal in algemene zin niet uit te sluiten is. Hoe aannemelijk dit is, kan in deze zaak op grond van de beschikbare informatie niet worden aangegeven.
Dit maakt dat de rechtbank van oordeel is dat het wettig en overtuigend bewijs ontbreekt in deze zaak en verdachte van de tenlastegelegde meineed moet worden vrijgesproken.
4.3.2
Bewijsmiddelen voor het onder parketnummer 16/706481-18 (verkrachting) ten laste gelegde [1]
Ter terechtzitting heeft de verdachte het volgende verklaard: [2]
[medeverdachte] nodigde mij uit om mee te gaan met hem en een meisje. Ik wist dat hij die dag ervoor seks met dat meisje had gehad. Ik was op 4 september 2018 de bestuurder van de auto waar het meisje instapte. [medeverdachte] zat toen achterin de auto. Het meisje heeft mij oraal bevredigd. Ik heb filmpjes gemaakt van de seks die zij had met [medeverdachte] .
[slachtoffer] deed aangifte van verkrachting die plaatsvond op 4 september 2018 in Nieuwegein. [3]
V: En hoe ging dat dan verder met [medeverdachte] (
de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte]), wat doet hij precies?
A: (..) Ik moest op mijn knieën de bestuurder (
de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte]) pijpen en dan doet [medeverdachte] bij mij anaal en vaginaal. Ik moest voorover bukken en de bestuurder pijpen. Toen die in mijn mond was klaar gekomen, moest ik met mijn handen mijn billen wijd doen en ging [medeverdachte] in mij stoten. Hij deed dat met zijn geslachtsdeel, zijn piemel. (..) Eerst anaal, daarna vaginaal en dan weer anaal. Met zijn vingers alleen in mijn kontgat. Anaal en vaginaal met zijn piemel. [4]
(..)
V: Is er een moment geweest dat je weg kon komen?
A: ja, toen zij buiten seks met mij wilden hebben. Toen moest ik buiten de auto gaan. Ik ging toen heel hard gillen en rende weg, maar [medeverdachte] was sneller dan mij. De bestuurder ging toen filmen hoe [medeverdachte] mij tegen hield en op de grond ging gooien. [5]
(..)
V: Heb jij ook nog op een andere manier gereageerd?
(..)
A: alleen toen ik weg wilde rennen en hij mij vastpakte en weer meenam naar de auto. Toen heb ik die jongen die achterin zat (
de rechtbank begrijpt: verdachte [medeverdachte]) in zijn hand gebeten.
(..)
A: (..) Hij zei daarna tegen mij: “Je hebt mij heel hard gebeten. Kijk ik heb bloed” en hij liet mij zijn hand zien. Ik zag rood aan zijn middel- of wijsvinger van een hand. [6]
Op 13 september 2018 wordt verdachte [medeverdachte] door de politie (voor de tweede maal) verhoord. [7]
O: In haar aangifte heeft het meisje ook gesproken over het feit dat ze werd vastgepakt door jou. Op dat moment wilde ze wegrennen en werd door jou vastgepakt en meegenomen naar de auto. Jij hield echter volgens haar niet op en maakte een opmerking: “Je hebt mij heel hard gebeten. Kijk ik bloed.” Dit zou rond je middel of wijsvinger zijn geweest. Van welke hand dit was wist ze niet.
V: Wat kan jij daar over verklaren?
A: Dat klopt maar dat is lang geleden. [8]
(…)
Opmerking verbalisanten: De verdachte heeft aan de onderzijde van zijn rechterwijsvinger en aan de zijkant van linker wijsvinger geringe verwondingen. (In beide gevallen ter hoogte van het 2e kootje.) Van beide vingers is een foto gemaakt welke bij dit proces-verbaal zal worden gevoegd. [9]
Door de politie werden op de mobiele telefoon van verdachte [verdachte] videobestanden daterend van 4 september 2018 nageluisterd, bekeken en in een proces-verbaal van bevindingen zoveel mogelijk letterlijk weergegeven. [10]
IMG_ [nummer] .mp4 3:49 uur
(..) Ik zie dat de vrouw rechtop zit en de man voorover gebukt staat bij haar. Ik zie dat hij een trekkende beweging maakt. Ik hoor de vrouw gillen. Ik zie dat de vrouw door de trekkende bewegingen van de man, aan iets wat de vrouw in haar handen heeft en niet loslaat, omvalt en op haar rug op straat ligt. Ik hoor de vrouw weer gillen. Ik zie dat de man een voorwerp in zijn handen heeft met lussen. Ik zie dat de vrouw die lussen vast houdt. Ik zie dat de man nog steeds blijft trekken aan het voorwerp. Ik hoor de vrouw weer gillen. Ik zie dat de vrouw daardoor omrolt op haar buik. Ik zie dat de man een ferme ruk geeft aan het voorwerp en de vrouw dan weer door rolt op haar rug en het voorwerp loslaat. (..) [11]
(..)
IMG_ [nummer] .mp4 4:26 uur
Ik zie de achterkant van een hoofd, met lange zwarte krullen, in de richting van de bestuurdersstoel (..) een vrouw, met haar bovenlichaam liggend op de passagiersstoel van de auto. (..) Ik hoor een mannenstem zeggen: “Wollah, wil je
onverstaanbaarproberen”? Ik hoor een vrouwenstem zeggen: “Uhu nee”. (..) Ik zie dat de vrouw heen en weer beweegt. Ik hoor een mannenstem zeggen: “Hier met je kont
onverstaanbaar”. (..) Ik zie dat een linkerhand vanuit de richting van de bestuurdersstoel komt en haar haar vastpakt. (..) [12]
In de WhatsAppgesprekken tussen verdachten [medeverdachte] en [verdachte] op 3 september 2018 deelt [medeverdachte] de video’s die hij de nacht daarvoor heeft gemaakt met [verdachte] . [13]
[medeverdachte] merkt daarbij op “deze alles doet” [14] , “deze kk wijf ga je nooit vinde ze houdt van pijn”, “dominant”. [15] Tevens merkt hij op “ze wou nog trio io beldejou”. [16]
[verdachte] merkt op “Je moest haar meenemen naar afnhem. Kan ze geen kant op” [17] en “Gaan we vandaag naar haar toe” [18] .
4.3.3
Bewijsoverwegingen ten aanzien van het onder parketnummer 16/706481-18 (verkrachting) ten laste gelegde
4.3.3.1 Betrouwbaarheidsverweer verklaring aangeefster
Uit het dossier blijkt dat aangeefster op meerdere momenten een verklaring heeft afgelegd. Op 4 september 2018 heeft een informatief gesprek zeden plaatsgevonden, op 5 september 2018 heeft zij aangifte gedaan en op 22 september en 30 oktober 2018 is zij door de politie (nader) gehoord.
De rechtbank constateert met de verdediging dat er verschillen zitten in de verklaringen van aangeefster afgelegd op deze verschillende momenten.
Dit maakt echter niet dat de verklaring van aangeefster om die reden als onbetrouwbaar moet worden aangemerkt en moet worden uitgesloten van het bewijs. Voor die beoordeling acht de rechtbank van belang dat wat er volgens aangeefster op het parkeerterrein in Nieuwegein met beide verdachten heeft plaatsgevonden – hetgeen de kern van de verdenking omvat – in al haar verklaringen nagenoeg hetzelfde is. Die verklaring wordt bovendien op een aantal belangrijke punten ondersteund door objectieve bewijsmiddelen, namelijk de videofragmenten op de telefoons van verdachten, waarop verschillende seksuele handelingen te zien zijn, de WhatsAppgespreken tussen verdachten onderling over aangeefsters sieraden die verdachten nog hebben en de chats nadien tussen aangeefster en verdachte [medeverdachte] over de wijze waarop seks heeft plaatsgevonden. Voorts acht de rechtbank van belang dat blijkens de tijdsregistratie van de videofragmenten aangeefster en verdachten ruim drie uur op het parkeerterrein verbleven, binnen welke tijd aangeefster op meerdere momenten en plaatsen verschillende seksuele handelingen heeft verricht met beide verdachten. Dat in dit deel van de verklaring van aangeefster, verschillen tussen haar verklaringen zitten, met name op het punt wie waar, op welk moment, al dan niet ontkleed in de auto zat, verbaast de rechtbank gelet hierop niet.
Voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster is voorts van belang dat zij over de verschillende rol van beide verdachten consistent verklaart. Zelfs op het moment dat zij wordt geconfronteerd met bevindingen van het NFI die volgens de politie duiden op een andere, grotere, rol van verdachte [verdachte] blijft aangeefster bij haar verklaring dat zij het zich niet zo herinnert en blijft zij bij haar eerder afgelegde verklaring.
De verdediging heeft in dit verband nog naar voren gebracht dat ook de politie twijfelt aan de verklaring van aangeefster, en dat aangeefster pas aangifte doet na een beslissing tot ambtshalve vervolging door de officier van justitie. De rechtbank stelt daar tegenover dat aangeefster direct nadat zij door verdachten in de buurt van haar huis is afgezet, de politie belt om aangifte te doen en ook direct haar verhaal doet tegenover de politie. Het feit dat zij vervolgens twijfelt over het doorzetten van de aangifte maakt haar verklaring, gelet op het hiernavolgende, niet onbetrouwbaar. Uit een proces-verbaal van bevindingen (p. 147 van het dossier) blijkt dat aangeefster haar telefoon niet wilde inleveren omdat zij zich vaak eenzaam voelt en ze de telefoon nodig had voor haar sociale contacten, en dat ze zich schaamt voor sommige gesprekken die terug te vinden zijn op haar telefoon. Het is zo dat de officier van justitie besluit tot inbeslagname van deze telefoon, echter, het is aangeefster zelf die vervolgens de keuze maakt om mee te werken aan het forensisch medisch onderzoek en om aangifte te doen. Dat aangeefster door de beslissing van de officier van justitie geen keuze meer had, volgt de rechtbank dan ook niet. Beweegredenen die mogelijk hebben meegespeeld bij het doen van aangifte, zoals het kwijtraken van haar sieraden, maken niet dat de verklaring van aangeefster om die reden onbetrouwbaar is, of zelfs sprake is van een motief bij aangeefster tot het doen van een valse aangifte. Dat aangeefster in haar aangifte zegt ‘wraak te willen nemen’ moet voorts worden bezien in het gehele antwoord op de vraag waarom zij aangifte wil doen, waarop zij ook antwoordt “Ze hebben misbruik van mij gemaakt. Ze hebben mij mishandeld en heel lang vast gehouden.” (p. 152 van het dossier)
Dit alles maakt dat de rechtbank de verklaringen van aangeefster niet aanmerkt als onbetrouwbaar en haar verklaringen dan ook niet uitsluit van het bewijs.
4.3.3.2 Dwang?
De rechtbank stelt voorop dat verdachten niet ontkennen dat zij met aangeefster op het parkeerterrein seks hebben gehad. Dat zij op verschillende wijzen (oraal, vaginaal en anaal) seks hebben gehad met aangeefster wordt bovendien bevestigd door de verschillende videofragmenten die op de telefoons zijn aangetroffen, alsmede de chats nadien tussen verdachte [medeverdachte] en aangeefster. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of deze seksuele handelingen onder dwang hebben plaatsgevonden, hetgeen door verdachten uitdrukkelijk wordt betwist. Voor een bewezenverklaring van ‘dwang’ is vereist dat verdachte opzettelijk heeft veroorzaakt dat aangeefster het seksueel binnendringen van haar lichaam tegen haar wil heeft ondergaan en dat die dwang heeft plaatsgevonden door middel van (bedreiging met) geweld of een andere feitelijkheid.
Voor de beoordeling hiervan acht de rechtbank allereerst de context waarbinnen het contact tussen verdachten en aangeefster heeft plaatsgevonden van belang.
Context
Uit de verklaringen van aangeefster blijkt dat zij een profiel heeft op de datingsite ‘ [datingsite] ’ via welke site zij veelvuldig in contact komt met jongens en ’s nachts afspreekt, veelal om seks te hebben. Vast staat dat aangeefster in de nacht vóór de verdenking (3 september 2018) met verdachte [medeverdachte] via [datingsite] een afspraak heeft gemaakt. Zij heeft die nacht in zijn auto seks met hem gehad. Volgens haar heeft er toen orale en vaginale seks plaatsgevonden met condoom. Die seks was volgens aangeefster vrijwillig, maar heeft zij niet als prettig ervaren. [medeverdachte] zou haar toen al in de auto hebben mishandeld en het duurde veel langer dan dat zij wilde. Zij heeft van hetgeen die nacht is gebeurd geen aangifte gedaan. Ook van deze nacht zijn videofragmenten op de telefoon van [medeverdachte] aangetroffen. Op die fragmenten zijn aangeefster en verdachte [medeverdachte] te zien waarbij hij haar slaat en aan haar haren trekt. De dag daaropvolgend wordt, ditmaal telefonisch, opnieuw een afspraak gemaakt. Aangeefster geeft aan dat zij wist dat – ook al was dit in het telefoongesprek niet expliciet benoemd – er seks zou plaatsvinden, omdat “dit 9 van de 10 keer altijd zo is” als zij met jongens afsprak. Aangeefster verklaart dat zij op 4 september 2018 pas gedurende de rit naar het parkeerterrein in Nieuwegein doorhad dat verdachte [medeverdachte] achterin de auto zat en dus ook bij deze afspraak aanwezig was. De rechtbank kan echter, gelet op de inhoud van het dossier, niet uitsluiten dat aangeefster, ofwel van tevoren ofwel bij het instappen in de auto, wél op de hoogte was van de aanwezigheid van verdachte [medeverdachte] . Zo heeft zij eerder die dag contact met een telefoonnummer eindigend op 69, dat volgens haar het nummer van [medeverdachte] (zijnde verdachte [medeverdachte] ) was. Ook blijkt uit een videofragment op de telefoon van [medeverdachte] dat er vanaf de achterbank van de auto reeds op de weg van Utrecht naar het parkeerterrein in Nieuwegein door hem werd gefilmd.
De rechtbank leidt uit deze feiten en omstandigheden af dat aangeefster een afspraak had gemaakt om seks te hebben en zij op enig moment wist dat dit met twee mannen was, waaronder de haar bekende verdachte [medeverdachte] . Daarmee is uiteraard niet gezegd dat deze seks niet op enig moment tegen aangeefsters wil kan hebben plaatsgevonden en geen sprake kan zijn van verkrachting.
Seksuele handelingen in de auto
Aangeefster heeft verklaard dat er vanaf het moment dat zij op de parkeerplaats in Nieuwegein aan kwamen geweld heeft plaatsgevonden in de vorm van klappen tegen haar hoofd en het trekken aan haar haren. Zij verklaart dat zij tegen verdachten heeft gezegd “Laat mij gaan” en op meerdere momenten de autodeur wilde openmaken, maar dat zij werd tegengehouden door verdachten. Aangeefster verklaart vervolgens dat met name verdachte [medeverdachte] aan haar heeft gezeten en zij beide verdachten in de auto oraal heeft moeten bevredigen.
Belangrijkste ondersteunend bewijsmiddel voor de verklaring van aangeefster dat zij tegen haar wil in de auto is vastgehouden door verdachten en seksuele handelingen moest ondergaan, of verrichten, zijn de videofragmenten aangetroffen op de telefoons van verdachten. Deze beelden ondersteunen haar verklaring dat er in de auto klappen worden gegeven en aan haar haren wordt getrokken, waarbij aangeefster wegduikt en haar gezicht met haar handen afschermt. Ook is op enig moment te zien dat zij bij haar kin wordt gepakt en is te horen dat haar wordt opgedragen haar tong uit te steken. Hoewel deze beelden nadrukkelijk de vraag oproepen of hier sprake was van dwang, speelt bij de waardering hiervan een grote rol dat de inhoud van deze beelden niet wezenlijk anders is dan van de beelden van de nacht daarvoor. Ook die fragmenten bevatten beelden van slaan en aan de haren trekken, terwijl aangeefster zegt dat er toen geen sprake is geweest van onvrijwillige seks. Bovendien is niet eenvoudig vast te stellen of het wegduiken, en het afschermen van het gezicht door aangeefster, komt doordat seksuele handelingen tegen haar wil plaatsvonden, of doordat zij niet (herkenbaar) wil worden gefilmd door verdachten.
Dit alles maakt dat, hoewel de beelden op zichzelf aangeefsters verklaring ondersteunen, de rechtbank voor het dulden of verrichten van de seksuele handelingen die in de auto hebben plaatsgevonden, niet de overtuiging heeft bekomen dat deze tegen de wil van aangeefster hebben plaatsgevonden en acht derhalve de dwang niet bewezen. Van de handelingen en feitelijkheden die daarmee samenhangen, zullen verdachten dan ook eveneens worden vrijgesproken.
Seksuele handelingen buiten de auto
Naar het oordeel van de rechtbank is op basis van de videofragmenten een moment aan te wijzen, waarop het voor verdachten wél duidelijk had moeten zijn dat van vrijwilligheid bij aangeefster niet langer sprake was. Dat is het moment dat aangeefster volgens haar verklaring uit de auto is gestapt, heeft geprobeerd weg te rennen, maar door verdachte [medeverdachte] werd tegengehouden. Zij zou daarbij op de grond terecht zijn gekomen en hard hebben gegild. Dit alles wordt ondersteund door een videofragment dat is aangetroffen op de telefoon van [verdachte] , en is uitgekeken door de politie. Aangeefster verklaart dat zij – om de tas terug te krijgen – weer in de auto moest stappen, waarna verdachte [medeverdachte] haar vervolgens terwijl zij buiten tegen de auto stond vaginaal en anaal heeft gepenetreerd en zij verdachte [verdachte] die in de auto zat oraal moest bevredigen. Dat aangeefster zich op dit moment heeft verzet, blijkt bovendien uit haar verklaring dat ze bij het vastpakken door verdachte [medeverdachte] hem in zijn vinger heeft gebeten. Dit wordt door verdachte [medeverdachte] niet ontkend en wordt ondersteund door de bevindingen van de politie tijdens het tweede verhoor.
Over het ‘tasincident’ heeft verdachte [medeverdachte] een wisselende verklaring afgelegd bij de politie. Zo heeft hij in zijn eerste verhoor verklaard dat er een tas op de grond was gevallen en er wat losgeld op de grond lag wat verdachten terug gedaan hebben in haar tas (p. 52 dossier). In het derde verhoor heeft hij verklaard dat hij de tas direct aan haar heeft terug gegeven en ze daarna gingen praten en toen gelijk naar huis zijn gegaan (p. 82 van het dossier). De inhoud van deze verklaringen verschilt bovendien met de verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting, die heeft verklaard dat beiden ruzie hadden over een ketting die [medeverdachte] was kwijtgeraakt en aangeefster voor hem moest zoeken, waarna ze de tas terug kreeg. Gelet op deze wisselende verklaringen, schuift de rechtbank de uitleg die verdachten aan de beelden hebben gegeven dan ook terzijde.
Naar het oordeel van de rechtbank had het gelet op het verzet van aangeefster – bestaande uit het wegrennen en bijten – duidelijk moeten zijn dat zij het niet naar haar zin had en weg wilde en dat de seksuele handelingen nadien niet meer vrijwillig hebben plaatsgevonden. De rechtbank acht dan ook bewezen dat die seksuele handelingen onder dwang hebben plaatsgevonden en sprake was van verkrachting.
4.3.2.3 Medeplegen?
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verkrachting in vereniging heeft plaatsgevonden. Uit WhatsAppgesprekken tussen verdachten [medeverdachte] en [verdachte] , zoals opgenomen in de bewijsmiddelen, leidt de rechtbank af dat verdachten bij het maken van de afspraak met aangeefster de intentie hadden om seks met haar te hebben. Beiden zijn die nacht urenlang samen in en bij de auto aanwezig, maken filmopnamen van elkaar, houden aangeefster vast en hebben seks met haar. Weliswaar heeft alleen verdachte [medeverdachte] buiten de auto aan (de tas van) aangeefster getrokken, maar verdachte [verdachte] was daarbij en filmde dit. Ook na het moment dat aangeefster tracht weg te komen, verklaart zij dat zij met beiden seks heeft gehad. Aldus is naar het oordeel van de rechtbank sprake van het in vereniging plegen van dwang en van deze seksuele handelingen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
16/706481-18
op 04 september 2018 te Nieuwegein, tezamen en in vereniging met een ander
door geweld en andere feitelijkheden [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die hebben bestaan uit of mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers hebben verdachte en/of zijn mededader
- het lichaam van die [slachtoffer] betast en aangeraakt en
- in elk geval eenmaal zijn penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht en gehouden en
- in elk geval eenmaal zijn penis in de anus van die [slachtoffer] geduwd en gehouden en bewogen en
- in elk geval eenmaal zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd en gehouden en bewogen en
- eenmaal zijn vinger in de anus van die [slachtoffer] geduwd en gehouden en bewogen
en bestaande dat geweld en die andere feitelijkheden hierin dat verdachte en/of zijn mededader
- een fysiek overwicht hebben gehad op die [slachtoffer] , omdat verdachte en zijn mededader getalsmatig in de meerderheid waren en)
- ( toen die [slachtoffer] probeerde te vluchten) die [slachtoffer] heeft tegengehouden (onder meer door die [slachtoffer] vast te pakken) en
- die [slachtoffer] op de grond heeft geduwd en/of gegooid en
- met kracht aan een voorwerp dat die [slachtoffer] vasthield heeft getrokken (waardoor die [slachtoffer] valt en/of omrolt)
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken. Verdachte wordt geheel vrijgesproken van het onder parketnummer 16/659025-19 ten laste gelegde.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
verkrachting, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 15 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank - indien zij tot een bewezenverklaring komt - verzocht bij het bepalen van de straf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte door hem geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Verdachte heeft zijn leven op orde. Hij heeft werk en woont nog bij zijn ouders. Hij is een rustige jongen die zich niet eerder heeft schuldig gemaakt aan soortgelijke strafbare feiten. De onderhavige strafzaak heeft dan ook veel impact op hem gehad.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte [verdachte] heeft zich, met verdachte [medeverdachte] , schuldig gemaakt aan de verkrachting van aangeefster. Verdachten zijn bezig geweest met het bevredigen van hun eigen behoeften, zelfs nadat aangeefster probeerde weg te komen en hard gillend buiten de auto op de grond had gelegen. Vanaf dat moment moet het voor verdachten heel duidelijk zijn geweest dat aangeefster weg wilde. Dit alles vond plaats terwijl aangeefster zich in een benarde situatie bevond: alleen met twee jongens, ’s nachts, op een verlaten parkeerterrein, inmiddels in de wetenschap dat zelfs hard gillen geen soelaas bood. De rechtbank rekent het verdachten zwaar aan dat zij tezamen aangeefster anaal, vaginaal en oraal hebben verkracht en haar ook overigens op buitengewoon respectloze en denigrerende wijze hebben behandeld. Op de videofragmenten is te horen dat verdachten aangeefster beledigen en verdachte [medeverdachte] – terwijl hij aangeefster verkracht – tegen haar zegt: “Ik ga jou in kankermond pissen”.
De rechtbank heeft echter ook oog voor de rol die aangeefster heeft gespeeld vóór de verkrachting. De rechtbank kan er niet omheen dat aangeefster op 3 september 2018 seks heeft gehad met verdachte [medeverdachte] , naar haar zeggen vrijwillig, waarbij zij heeft getolereerd dat zij geslagen werd en dat de seks veel langer duurde dan zij wilde. Ook kan de rechtbank er niet omheen dat aangeefster op 4 september 2018 ’s nachts bij verdachten in de auto is gestapt, in de wetenschap dat er waarschijnlijk seks zou plaatsvinden, dat zij in ieder geval gedurende de rit moet hebben gemerkt dat verdachte [medeverdachte] op de achterbank zat, en dat zij zelf heeft voorgesteld om naar een rustige plek te gaan. Bovendien heeft aangeefster verklaard dat anderen niet kunnen weten hoe zij zich voelt omdat zij haar emoties niet laat zien. Die omstandigheden maken dat op 4 september 2018 een situatie kon ontstaan waarbij aangeefster seksuele handelingen als onvrijwillig heeft ervaren, maar waarbij voor verdachten in eerste instantie mogelijk nog niet kenbaar was dat sprake was van onvrijwilligheid.
Voorts weegt de rechtbank mee hoe groot het aandeel van ieder van de verdachten in de verkrachting van aangeefster is geweest, waarbij de rechtbank het aandeel van verdachte [medeverdachte] groter acht dan dat van verdachte [verdachte] . Daarbij neemt de rechtbank mee dat verdachte [medeverdachte] aangeefster vaginaal en anaal heeft verkracht, dat hij degene is die buiten de auto hard aan de tas van aangeefster heeft getrokken terwijl zij op de grond lag te gillen en dat aangeefster heeft verklaard dat verdachte [medeverdachte] ook overigens agressiever tegen haar deed dan verdachte [verdachte] .
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het uittreksel justitiële documentatie (strafblad) van 7 januari 2019, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een zedendelict.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 10 december 2018 dat is opgesteld door S. Steinau (reclasseringswerker) en A.M. Bruist (unitmanager). Hierin valt te lezen dat een eenzijdig en beperkt beeld van verdachte [verdachte] is gekregen omdat hij geen toestemming heeft gegeven om referenten te raadplegen en omdat geen Pro Justitia onderzoek tot stand is gekomen. Op de praktische leefgebieden zijn geen noemenswaardige problemen te melden. Van de kans op recidive kan geen goede inschatting worden gemaakt. De verwachting is dat verdachte [verdachte] aan een verplichte behandeling niet zal meewerken en dat hij niet van houding zal veranderen. Reclassering Nederland onthoudt zich van advies over de inhoud van eventuele bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke straf.
De op te leggen straf
Gelet op het voorgaande en gelet op de aard en de ernst van het strafbare feit acht de rechtbank een gevangenisstraf de enige straf die passend is.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht gaan voor een verkrachting uit van gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden. Gelet op hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard en de omstandigheden waaronder de verkrachting heeft plaatsgevonden, zal de rechtbank een gevangenisstraf opleggen voor een kortere duur dan de officier van justitie heeft gevorderd en de oriëntatiepunten noemen. De rechtbank acht het ook van belang om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, als stok achter de deur zodat verdachte zich niet wederom zal schuldig maken aan een zedendelict of een ander delict.
Al met al acht de rechtbank een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan negen maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, passend en geboden.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting een lijst met in beslag genomen goederen overgelegd en per voorwerp aangegeven wat haar standpunt is.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht te gelasten dat alle goederen die onder verdachte in beslag zijn genomen, aan hem worden teruggegeven.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gelast dat de onder verdachte [verdachte] in beslag genomen goederen, voor zover die niet reeds door de politie zijn geretourneerd, aan hem zullen worden teruggegeven.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 10.520,88. Voormeld bedrag bestaat uit € 520,88 voor de materiële schade en € 10.000,- voor de immateriële schade die de benadeelde partij als gevolg van het aan verdachte onder parketnummer 16/706481-18 ten laste gelegde feit heeft geleden. De benadeelde partij heeft verzocht het gevorderde bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade. Ook heeft zij verzocht de schadevergoedingsmaatregel (als bedoeld in artikel 36f Sr) aan verdachte op te leggen.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel
toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde verkrachting. Dat betekent dat de benadeelde niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering.
Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de materiële schadepost ten aanzien van de ketting van benadeelde kan worden toegewezen. De overige materiële schadeposten zijn onvoldoende onderbouwd. Ook de vordering tot immateriële schadevergoeding is onvoldoende onderbouwd. De raadsman acht toewijzing van een bedrag van maximaal € 5.000,- hoofdelijk gerechtvaardigd.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de gevorderde materiële schade bestaande uit een vergoeding voor de kleding en de verloren sieraden geldt dat deze schade rechtstreeks uit het bewezenverklaarde voortvloeit. De gevraagde vergoeding komt de rechtbank ook niet bovenmatig voor.
Verder is komen vast te staan dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade, daar er een ernstige inbreuk is gepleegd op haar lichamelijke integriteit. Daarnaast heeft de benadeelde partij voldoende concrete en objectieve gegevens aangevoerd waaruit blijkt dat door het strafbare feit een psychische beschadiging is ontstaan.
Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden, het door de rechtbank bewezen verklaarde onderdeel van de tenlastelegging, alsmede rekening houdende met de context van deze zaak, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid in deze zaak op € 3.000,-.
Met toewijzing van de materiële schade zal de vordering dan ook voor een totaal bedrag van € 3.520,88 worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Verdachte [verdachte] is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader [medeverdachte] hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
De benadeelde partij zal voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard en kan dit deel aanbrengen bij de burgerlijke rechter. Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 242 en 248 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder parketnummer 16/659025-19 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder parketnummer 16/706481-18 ten laste gelegde feit bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 5 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 12 maanden;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 9 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- stelt als algemene voorwaarden dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte, [verdachte] , van de volgende voorwerpen:
  • € 190,- in munten en biljetten - voorwerpnummer G2262318;
  • een zwarte iPad mini - voorwerpnummer G2262343;
  • een iPad in roze etui - voorwerpnummer G2262305;
  • een telefoon met SIN-nummer [SIN-nummer] - voorwerpnummer G2262307;
  • een navigatiesysteem - voorwerpnummer G2262301;
  • een shirt - voorwerpnummer G2261758;
- gelast de teruggave aan medeverdachte, [medeverdachte] , van de volgende voorwerpen:
  • twee geheugenkaarten - voorwerpnummer G2261750;
  • negen Simkaarten - voorwerpnummer G2261736;
  • twee micro SD kaarten - voorwerpnummer G2261723;
  • twee micro SD kaarten en een LYCA MOBIL kaart - voorwerpnummer G2261702;
  • een creditcard op naam van [medeverdachte] - voorwerpnummer G2261685;
  • een telefoon met SIN-nummer [SIN-nummer] - voorwerpnummer: G2261668;
  • een telefoon met SIN-nummer [SIN-nummer] - voorwerpnummer G2261648;
  • een telefoon met SIN-nummer [SIN-nummer] - voorwerpnummer G2261635;
  • een telefoon met SIN-nummer [SIN-nummer] - voorwerpnummer G2261679;
- gelast de teruggave aan het slachtoffer, [slachtoffer] , van de volgende voorwerpen:
  • een shirt - voorwerpnummer G2259597;
  • een broek - voorwerpnummer G2259595;
  • een slip - voorwerpnummer G2259596;
  • een BH - voorwerpnummer G2259593;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 3.520,88;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 september 2018 tot de dag van volledige betaling, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Perrick, voorzitter, mrs. J.A. Spee en E. Slager, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.C. Pagano Mirani, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 maart 2019.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16/706481-18
hij op of omstreeks 04 september 2018 te Nieuwegein, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
door geweld en / of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en / of door bedreiging met geweld en / of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die hebben bestaan uit of mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
- meermalen de borsten van die [slachtoffer] met zijn/hun hand(en) (op en/of onder de kleding)
betast en/of aangeraakt en/of
- het lichaam van die [slachtoffer] betast en/of aangeraakt en/of
- aan de borst van die [slachtoffer] gezogen en/of
- meermalen, in elk geval eenmaal zijn/hun penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd en/of
gebracht en/of gehouden en/of bewogen en/of
- meermalen, in elk geval eenmaal zijn/hun penis in de anus van die [slachtoffer] geduwd en/of
gebracht en/of gehouden en/of bewogen en/of
- meermalen, in elk geval eenmaal zijn/hun penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd en/of
gebracht en/of gehouden en/of bewogen en/of
- meermalen, in elk geval eenmaal zijn/hun vinger(s) in de anus van die [slachtoffer] geduwd en/of
gebracht en/of gehouden en/of bewogen
en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [slachtoffer] naar een verlaten, althans rustige, locatie heeft/hebben gebracht en/of
- een fysiek overwicht heeft/hebben gehad op die [slachtoffer] , omdat verdachte en/of zijn
mededader(s) getalsmatig in de meerderheid waren en/of
- die [slachtoffer] dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: 'ken je mij nog van gisteren?'
en/of 'Nee, je gaat nergens heen. Je blijft hier' en/of 'dan ga ik over jouw hele lichaam
pissen' en/of 'ga aan mijn lul zuigen' en/of dat hij/zij vrienden had(den) en/of dat hij/zij de
naam en het adres van die [slachtoffer] wist(en) en/of dat hij/zij de filmpjes die hij/zij van die
had(den) gemaakt zou(den) verspreiden en/of dat hij/zij een wapen in de auto
had(den), althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- meermalen de haren van die [slachtoffer] heeft/hebben vastgepakt en/of meermalen aan de haren
van die [slachtoffer] heeft/hebben getrokken en/of
- meermalen de pols(en) en/of de hand(en) en/of de armen en/of het gezicht en/of het hoofd
en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- meermalen met zijn/hun hand(en) op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of de borst(en)
en/of de bil(len), althans het lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben geslagen en/of
- ( toen die [slachtoffer] wilde uitstappen en/of probeerde te vluchten) die [slachtoffer] heeft/hebben
tegengehouden (onder meer door die [slachtoffer] vast te pakken) en/of
- die [slachtoffer] op de grond heeft/hebben geduwd en/of gegooid en/of
- de broek van die [slachtoffer] heeft/hebben uitgetrokken en/of de string van die [slachtoffer] kapot
heeft/hebben gescheurd en/of
- die [slachtoffer] (weer) in de auto heeft/hebben geplaatst en/of
- een aansteker (met vlam) dicht bij de haren van die [slachtoffer] heeft/hebben gehouden en/of
- in de (rechter)wang van die [slachtoffer] heeft/hebben gebeten en/of
- meermalen, in elk geval eenmaal het hoofd van die [slachtoffer] heeft/hebben vastgepakt en/of
(vervolgens) het hoofd van die [slachtoffer] naar zijn/hun geslachtsdeel heeft/hebben getrokken
en/of
- meermalen -zakelijk weergegeven- met kracht aan een voorwerp dat die [slachtoffer] vasthield
heeft/hebben getrokken (waardoor die [slachtoffer] valt en/of omrolt) en/of
- het shirt van die [slachtoffer] naar beneden heeft/hebben getrokken en/of (vervolgens)
meermalen de borst(en) van die [slachtoffer] heeft/hebben vastgepakt en/of meermalen in een
tepel van die [slachtoffer] heeft/hebben geknepen en/of
- de kin en/of het gezicht van die [slachtoffer] heeft/hebben vastgepakt en/of omhoog geduwd
en/of meermalen die [slachtoffer] (daarbij) de woorden heeft/hebben toegevoegd: "ga je naar me
kijken of niet" en/of
- die [slachtoffer] heeft/hebben gefilmd (terwijl die [slachtoffer] dit niet wilde) en/of
(terwijl voornoemde handeling(en) (grotendeels) plaatsvonden in een (kleine) auto waarbij
steeds verdachte en/of zijn mededader(s) aanwezig was/waren en/of op een verlaten, althans
rustige, locatie en/of) (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende en /of intimiderende situatie
heeft/hebben doen ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht
art 248 lid 1 Wetboek van Strafrecht
16/659025-19
hij op of omstreeks 16 januari 2019 te Utrecht in een geval waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder ede vorderde en/of daaraan rechtsgevolgen verbond, te weten bij de Rechter-Commissaris op op 16 januari 2019 (tijdens een verhoor van hem, verdachte als getuige in de strafzaak tegen [medeverdachte] 16/706482-18), mondeling en/of schriftelijk
persoonlijk opzettelijk een valse verklaring onder ede heeft afgelegd, te weten:
"Ik heb het meisje niet aangeraakt. Ik ben alleen intiem met haar geweest zoals ik dat heb verklaard bij de politie, daarmee bedoel ik orale seks. Verder heb ik haar niet aangeraakt"
en/of
"Mevrouw [slachtoffer] zegt dat u haar gevingerd zou hebben. Klopt dat?
Zeker niet. Ik heb eerder aangegeven dat het enige moment dat ik intiem met haar was, het moment was dat zij mij oraal bevredigde. Verder heb ik geen intiem contact met haar gehad. Ik heb haar verder nergens aangeraakt";
art 207 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van 14 november 2018, genummerd PL0900-2018256113, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 363. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Verklaring van verdachte [verdachte] op de terechtzitting van 21 februari 2019.
3.Proces-verbaal van aangifte, pagina 151.
4.Proces-verbaal van aangifte, pagina 163.
5.Proces-verbaal van aangifte, pagina 164.
6.Proces-verbaal van aangifte, pagina 161.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , pagina’s 55 tot en met 66.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , pagina 57.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , pagina 58.
10.Proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 341 tot en met 347.
11.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 343.
12.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 344.
13.Extraction Report, pagina’s 306 tot en met 327.
14.Extraction Report, pagina 308.
15.Extraction Report, pagina 310.
16.Extraction Report, pagina 307.
17.Extraction Report, pagina 308.
18.Extraction Report, pagina 314.