ECLI:NL:RBMNE:2019:910

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 maart 2019
Publicatiedatum
6 maart 2019
Zaaknummer
16/659611-18 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en vrijheidsberoving onder invloed van verdovende middelen

Op 6 maart 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die in de periode van 18 tot 19 augustus 2018 te Marknesse drie kamergenoten van hun vrijheid heeft beroofd en twee van hen heeft geprobeerd te doden door hen met een mes te steken. De verdachte verkeerde in vergaande mate onder invloed van verdovende middelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de slachtoffers meerdere malen met een mes heeft gestoken, wat heeft geleid tot ernstige verwondingen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van zes jaar, wat de rechtbank heeft opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met voorwaardelijk opzet heeft gehandeld, aangezien hij het risico op dodelijke verwondingen heeft aanvaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die ook slachtoffer zijn geworden van de gewelddadige handelingen van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/659611-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 6 maart 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1979] te [geboorteplaats] (Bulgarije),
gedetineerd Justitieel Complex Zaanstad.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 november 2018 en 20 februari 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. H.J. Starrenburg, van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. D.G. Nagel, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht en van hetgeen door de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en hun raadsvrouw J.B. Berduszek, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1.
primair:
in de periode van 18 augustus 2018 tot en met 19 augustus 2018 te Marknesse opzettelijk [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] wederrechtelijk van hun vrijheid heeft beroofd;
subsidiair:
in de periode van 18 augustus 2018 tot en met 19 augustus 2018 te Marknesse [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd;
2.
primair:
in de periode van 18 augustus 2018 tot en met 19 augustus 2018 te Marknesse heeft geprobeerd [slachtoffer 1] van het leven te beroven;
subsidiair:
in de periode van 18 augustus 2018 tot en met 19 augustus 2018 te Marknesse [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht;
meer subsidiair:
in de periode van 18 augustus 2018 tot en met 19 augustus 2018 te Marknesse heeft geprobeerd [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
3.
primair:
in de periode van 18 augustus 2018 tot en met 19 augustus 2018 te Marknesse heeft geprobeerd [slachtoffer 2] van het leven te beroven;
subsidiair:
in de periode van 18 augustus 2018 tot en met 19 augustus 2018 te Marknesse [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht;
meer subsidiair:
in de periode van 18 augustus 2018 tot en met 19 augustus 2018 te Marknesse heeft geprobeerd [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2 en 3 (telkens: primair) ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie vindt de verklaring van verdachte, inhoudende dat hij zichzelf heeft verdedigd, volstrekt onaannemelijk. Hij had drie mensen gegijzeld, die op een zeker moment hun kans schoon zagen om hem te overmeesteren. Gelet op het door de verdachte gehanteerde mes in combinatie met het blind om zich heen steken, de plaats en de aard van de verwondingen, is sprake van (voorwaardelijk) opzet bij verdachte om de slachtoffers te doden. De sneeën in de nek, schouder en arm zijn aan te merken als potentieel dodelijk letsel. Daarnaast is het in het licht van dat opzet tekenend dat verdachte, nadat de deur is geforceerd, naar buiten komt en achter [slachtoffer 1] aanloopt. Als verdachte vreesde voor zijn eigen leven, dan had hij de confrontatie niet nogmaals opgezocht.
De officier van justitie acht niet aannemelijk dat verdachte heeft gehandeld uit noodweer(exces). Door het tonen van het mes, bevonden de slachtoffers zich in een situatie waarin zij een beroep zouden kunnen doen op noodweer(exces). Van putatief noodweer van de zijde van verdachte is evenmin sprake geweest, aldus de officier van justitie, nu van hem niet kan worden gezegd dat hij verschoonbaar heeft gedwaald omtrent het bestaan van een noodweersituatie.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van een bewezenverklaring van hetgeen onder 1 ten laste is gelegd, met dien verstande dat zij stelt dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het op slot draaien van de deur.
Zij heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 primair en 3 primair ten laste gelegde en heeft hiertoe gesteld dat verdachte geen (voorwaardelijk) opzet had op het doden van de slachtoffers. De slachtoffers zijn, in de worsteling, door het mes geraakt. Van belang daarbij is de gemoedstoestand van verdachte op dat moment. Er is echter geen sprake van het insteken door verdachte op de slachtoffers. Bevestiging daarvoor kan worden gevonden in het letselpatroon: de verwondingen lijken van de zijkant te zijn aangebracht en niet rechtstreeks horizontaal.
Voorts heeft zij vrijspraak bepleit van het onder 2 subsidiair en 3 subsidiair ten laste gelegde en heeft hiertoe gesteld dat uit de letselverklaringen van de slachtoffers niet blijkt dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewezenverklaring feit 1 primair:
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend en de raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal aangifte van 19 augustus 2018, genummerd PL0900-2018240528-1, opgemaakt door [verbalisant 1] , inspecteur van politie, en [verbalisant 2] , hoofdagent, beide bij de Eenheid Midden-Nederland, houdende de verklaring van [slachtoffer 1] (p. 501 e.v. van proces-verbaal nummer 2018240528);
- een in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige 19 augustus 2018, genummerd PL0900-2018240528-4, opgemaakt door [verbalisant 3] , hoofdagent van politie Eenheid Midden-Nederland, houdende de verklaring van [slachtoffer 3] (p. 551 e.v. van proces-verbaal nummer 2018240528);
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer op 20 februari 2019.
Bewezenverklaring feit 2 primair en feit 3 primair
Bewijsmiddelen [1]
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte op 18 augustus 2018 tegen 23.00 uur in hun kamer in Marknesse kwam en tussen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in ging zitten. Verdachte begon door de kamer te lopen alsof hij gek was. Hij begon te schreeuwen: “Zij komen voor mij, zij komen voor mij, ze zullen mij afmaken”. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] probeerden hem gerust te stellen en te kalmeren, maar verdachte ging hierdoor door het lint. Hij trok het mes en zei “iedereen blijft hier tot in de ochtend”.
Verdachte begon met een mes te zwaaien richting [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . [slachtoffer 1] schreeuwde tegen hem dat hij het mes moest weghalen. Hierdoor werd verdachte alleen maar woedender. Hij zei tegen [slachtoffer 2] “jouw tijd is afgelopen”. [2]
Verdachte kwam naar [slachtoffer 1] toe met het mes en haalde uit met dat mes. [slachtoffer 1] probeerde het te ontwijken. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] probeerden allebei het wapen van verdachte weg te nemen. [slachtoffer 1] weet niet hoe vaak hij door verdachte is gestoken. [3] Tijdens het hele gevecht was het mes alleen in handen van de verdachte. [slachtoffer 1] heeft veel bloed verloren. Hij heeft twee diepe sneeën in zijn linkerarm, er is een pees doorgesneden aan zijn rechterarm direct bij zijn pols aan zijn rechterarm en verdachte heeft geprobeerd zijn nek open te snijden met een verwonding tot gevolg. Voorts heeft verdachte hem een paar keer op zijn bovenbenen geraakt met het mes. Het mes betrof er een voor het fileren van vis, van zo’n 30 à 35 centimeter inclusief het handvat. [4]
Op zondag 19 augustus 2018 zijn door verbalisant [verbalisant 4] foto’s gemaakt, in kamer [nummer] van de [adres] in [woonplaats] , van een vuilniszak waarin een mes is aangetroffen. [5]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat dit het mes is wat hij die avond bij zich had. [6]
In de beslaglijst is dit mes opgenomen als: keukenmes met het opschrift Jaxon. [7]
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte de kamer in kwam met een mes in zijn handen. Verdachte zei dat niemand de deur uit mocht, want als iemand dat wel zou doen, dan zou het erg worden. Niemand mocht bewegen. Wij mochten van verdachte de kamer niet verlaten, want dan zou het een slachthuis worden. Verdachte hield hen ongeveer 30 minuten in spanning. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] besloten uiteindelijk om zichzelf te gaan verdedigen. [8] [slachtoffer 2] sprong op verdachte, waarna verdachte hem met het mes stak. [slachtoffer 1] sprong ook boven op verdachte, waarbij verdachte [slachtoffer 1] in zijn hand raakte met het mes. Toen [slachtoffer 2] op verdachte sprong, stak verdachte hem vier keer in zijn rug en in zijn buik. Verdachte maakte een zwaaiende beweging met het mes. [9]
Getuige [slachtoffer 3] heeft verklaard dat dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] verdachte aanvlogen met het doel hem te overmeesteren en het mes uit zijn handen te pakken. Hij zag dat dit niet lukte en verdachte op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] begon in te steken. Hij zag dat verdachte [slachtoffer 2] in zijn linker zij stak, ongeveer ter hoogte van zijn nieren. [10]
Uit de geneeskundige verklaring van [slachtoffer 1] van 19 augustus 2018 blijkt dat hij twee oppervlakkige snijwonden had. Eén aan zijn rechter pols en één aan zijn linker bovenarm. Daarnaast had hij een diepe snijwond aan zijn onderarm links en letsel aan meerdere spierbuiken. [11]
Uit de geneeskundige verklaring van [slachtoffer 2] van 19 augustus 2018 blijkt dat hij een lapwond aan de achterzijde van zijn schouder had van ongeveer 13 centimeter lang, een tweede kleine wond van ongeveer 5 centimeter op zijn rug/schouder, een wond aan de linkerflank die overgaat naar de borstkas van 5 centimeter met uitpuilend buikschot en een oppervlakkige wond van 3 centimeter op de linkerflank. [12]
Verdachte heeft verklaard dat hij in de kamer zijn mes pakte. Hij liep met het mes in zijn handen heen en weer. Dit mes zat nog wel in een beschermhoesje. Het zou kunnen dat hij ermee heeft gezwaaid. De slachtoffers vielen hem aan, blijkbaar heeft hij hen toen gestoken. Dit was niet doelgericht. Toen zij hem aanvielen, haalde hij het mes uit het hoesje. De verwondingen bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft hij veroorzaakt. [13]
Verdachte had in de voorafgaande zes dagen niet geslapen en amfetamine gebruikt. Op de dag van het incident had hij eveneens amfetamine gebruikt, een joint gerookt en de hele dag bier gedronken. [14]
Bewijsoverweging: het opzet op het doden van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
Door de verdediging wordt betwist dat sprake is geweest van opzet op het doden van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . De rechtbank volgt verdachte voor zover zijn verklaring inhoudt dat hij geen vol opzet had op het intreden van de dood van beide slachtoffers. Daarvoor is geen bewijs voorhanden.
De rechtbank stelt op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen vast dat verdachte de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] met een mes heeft gestoken. Hij heeft, terwijl hij in vergaande mate onder invloed was van het gebruik van verdovende middelen, met een mes wilde zwaaiende en stekende bewegingen gemaakt in de richting van elk van de slachtoffers. Daarbij hebben beide slachtoffers steek- en snijverwondingen opgelopen.
Door en namens de verdachte is aangevoerd dat hij met zijn handelen niet de dood van een van de slachtoffers heeft beoogd. Anders dan de verdediging heeft bepleit is wel komen vast te staan dat verdachte met voorwaardelijk opzet op het doden van zijn slachtoffers heeft gehandeld. Daartoe heeft het volgende te gelden. Door ieder van de slachtoffers meerdere malen met een mes in hun lichamen te steken en te snijden, heeft verdachte het grote en algemeen bekende risico op de koop toegenomen dat daarbij vitale delen van de lichamen geraakt zouden worden als gevolg waarvan de slachtoffers zouden kunnen overlijden. De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht waren op het toebrengen van mogelijk fataal letsel dat het niet anders kan dan dat de verdachte die aanmerkelijke kans op het intreden van dat gevolg van zijn handelen – de dood van elk slachtoffer – bewust heeft aanvaard. De rechtbank acht daarmee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft geprobeerd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven. Daarom komen ook de onder 2 primair en 3 primair tenlastegelegde feiten voor bewezenverklaring in aanmerking.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:

1.

Primair
in de periode van 18 augustus 2018 tot en met 19 augustus 2018 te Marknesse, opzettelijk [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte, toen daar opzettelijk wederrechtelijk
- de deur van de kamer waarin verdachte en die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich bevonden op slot gedraaid en
- (vervolgens) een mes gepakt en (daarmee) zwaaiende bewegingen gemaakt naar die[slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en
- tegen die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gezegd "Iedereen blijft hier tot in de ochtend" en dat zij gijzelaars waren en "Jouw tijd is afgelopen" en dat zij niet mochten praten en als zij dat wel deden hij hun keel zou doorsnijden en hen zou vermoorden, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

2.

Primair
in de periode van 18 augustus 2018 tot en met 19 augustus 2018 te Marknesse, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet meerdere malen, met een mes, in de linkerarm en rechterarm en nek en bovenbenen, althans het lichaam van [slachtoffer 1] heeft gestoken en gesneden, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;

3.

Primair
in de periode van 18 augustus 2018 tot en met 19 augustus 2018 te Marknesse, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet meerdere malen, met een mes, in de zij en de schouder en de rug en de borstkas, van [slachtoffer 2] heeft gestoken en gesneden, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN EN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 primair:
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden, meermalen gepleegd.
feit 2 primair en feit 3 primair: telkens
poging tot doodslag.
Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
De rechtbank overweegt ten overvloede – ook al is er niet een tot ontslag van rechtsvervolging strekkend verweer gevoerd – dat de verklaring van verdachte ter terechtzitting kan worden verstaan als een beroep op verschoonbaar handelen, omdat hij zich plotseling geconfronteerd wist met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , die opstonden en hem aanvielen, wat heeft geresulteerd in een vechtpartij, aldus verdachte.
De rechtbank overweegt dat niet aannemelijk is geworden dat de door verdachte beschreven gedragingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] een aanval jegens hem opleveren, waartegen de verdediging geboden was. Het is verdachte geweest die zijn slachtoffers van hun vrijheid heeft beroofd, en niet valt in te zien dat die slachtoffers niet gerechtigd zijn geweest zich uit hun zeer benarde situatie te bevrijden, op de wijze zoals door hen gedaan: het overmeesteren van de in vergaande mate onder invloed verkerende verdachte en hem te ontdoen van zijn mes.

7.OPLEGGING VAN STRAF

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 6 jaren, met aftrek van het voorarrest. De officier van justitie heeft bij zijn vordering rekening gehouden met het advies van de psychiater en de psycholoog om de feiten verminderd aan verdachte toe te rekenen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw stelt dat verdachte spijt heeft van hetgeen is gebeurd. Hij staat nu anders in de situatie dan dat hij op het moment van handelen stond. Daarnaast heeft hij weliswaar vaker drugs gebruikt en heeft hij daar ook wel enigszins last van gehad, maar soortgelijke situaties hebben zich niet eerder voorgedaan. Voorts heeft hijzelf ook behoorlijk letsel overgehouden aan het incident, waarbij medisch ingrijpen noodzakelijk was. Dit heeft geresulteerd in een metalen plaat in zijn hoofd. De raadsvrouw verzoekt de rechtbank de feiten verminderd aan verdachte toe te rekenen en, gelet op de andere kwalificatie, een straf gelijk aan de voorlopige hechtenis op te leggen. Daarnaast acht zij een voorwaardelijk deel op zijn plaats met als bijzondere voorwaarden een behandelverplichting en reclasseringstoezicht. Taalproblemen zouden hierbij niet onoverkomelijk zijn.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft, terwijl hij in vergaande mate onder invloed van verdovende middelen verkeerde, drie kamergenoten van hun vrijheid beroofd en vervolgens gepoogd twee van deze kamergenoten te doden door hen meermalen te steken met een mes. [slachtoffer 2] heeft hierdoor verwondingen opgelopen aan zijn rug, schouder en linkerflank en [slachtoffer 1] aan zijn bovenbenen, nek en armen, waaronder een doorgesneden pees in zijn rechter pols. Laatstgenoemde is hierdoor ernstig beperkt in zijn mogelijkheden te werken, omdat hij in Nederland was als arbeidskracht voor zwaar lichamelijk werk.
De toekomst omtrent het herstel en daarmee de mogelijkheden tot het verrichten van deze arbeid is dan ook nog onzeker.
Door het agressieve en onvoorspelbare handelen van verdachte heeft hij niet alleen grote vrees aangejaagd en gezorgd voor blijvende fysieke herinneringen en ongemakken bij zijn slachtoffers, maar ook een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers en hun lichamelijke integriteit aangetast. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daarvan vaak nog jarenlang last en de herinnering daaraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. Voorts is het bepaald niet aan verdachte te danken dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] geen verdergaand (dodelijk) letsel hebben opgelopen. Dit is vooral het resultaat van het moedige ingrijpen van de slachtoffers zelf en anderen.
Persoon verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 10 januari 2019, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor (soortgelijke) delicten is veroordeeld in Nederland.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel uit het European Criminal Records Information System van 21 augustus 2018, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor diefstallen met een geweldscomponent in het buitenland.
De rechtbank houdt voorts rekening met de inhoud van de navolgende rapporten:
- een pro Justitia psychiatrisch rapport van 18 oktober 2018, opgemaakt door
dr. C.J.F. Kemperman, psychiater;
- een pro Justitia psychologisch rapport van 29 oktober 2018, opgemaakt door
drs. I. van Asselt, Gz-psycholoog.
- een reclasseringsadvies (rechtszitting) van 29 oktober 2018, opgemaakt door
P.E. Booij, reclasseringswerker bij Tactus Reclassering Flevoland;
- een reclasseringsadvies (rechtszitting) van 10 januari 2019, uitgebracht door
C. Kleine, reclasseringswerker bij GGZ Reclassering Inforsa Amsterdam;
Uit de pro Justitia rapporten van dr. C.J.F. Kemperman en drs. I. van Assel volgt dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar wordt geacht.
De rechtbank is gelet op de conclusies in deze beide rapporten, die de rechtbank overneemt, van oordeel dat het hiervoor bewezen verklaarde verminderd aan verdachte kan worden toegerekend.
Straf
Gelet op het voorgaande tegen het licht van de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank ziet daarbij geen reden om af te wijken van de eis van de officier van justitie. Daarbij houdt de rechtbank geen rekening met eendaadse samenloop, daar in dit geval geen sprake van is. Alles afwegende, legt de rechtbank ter zake van voornoemde feiten aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren op, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De rechtbank gaat niet mee met de adviezen van de psychiater, psycholoog en de reclassering voor zover deze zien op een gedeeltelijk voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden. Ter zitting heeft verdachte erkend een middelenprobleem te hebben. Hij verklaart daarentegen ook dat hij niet van plan is zelfstandig hulp te zoeken voor dit probleem. De rechtbank is derhalve van oordeel dat het verdachte ontbreekt aan intrinsieke motivatie, waardoor de rechtbank geen meerwaarde ziet in het opleggen van behandeling en begeleiding in het kader van een voorwaardelijk strafdeel, nog los van het feit dat de wet, gelet op de hoogte van de op te leggen straf, geen mogelijkheid biedt voor het opleggen van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf.

8.BESLAG

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert het in beslag genomen mes te onttrekken aan het verkeer.
8.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het in beslag genomen mes verbeurd verklaren.
Gebleken is dat het voorwerp aan verdachte toebehoort en dat de bewezen verklaarde feiten onder 2 primair en 3 primair zijn begaan met behulp van dit voorwerp.

9.BENADEELDE PARTIJ [slachtoffer 1]

heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 58.605,12. Dit bedrag bestaat uit € 43.605,12 materiële schade en € 15.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verschil tussen het gemiddeld netto inkomen en het ziektegeld, te weten
€ 1.160,59 euro, toewijsbaar is. Daarnaast zijn ook de kosten van de psycholoog, het ziekenhuis en de vliegtickets van de partner van de benadeelde partij, toewijsbaar.
De benadeelde partij dient in zijn vordering voor zover die betrekking heeft op het verlies aan verdienvermogen niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat de behandeling daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Deze vordering zal dan ook bij de burgerlijk rechter moeten worden aangebracht.
Voorts acht de officier van justitie de gevorderde immateriële schade niet onredelijk, gelet op het letsel en de klachten die zullen blijven. Ook dit deel is aldus toewijsbaar.
De officier concludeert tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 16.807,55 euro, inclusief de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij wat betreft het overige deel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ter zitting aangevoerd dat, zover de vordering ziet op het verlies van verdienvermogen, maximaal het bedrag ter hoogte van het verschil tussen het gemiddeld netto inkomen en het ziektegeld, dient te worden toegewezen. Er zijn immers geen stukken waaruit blijkt dat hij arbeidsongeschikt is geworden. Voor het overige dient de benadeelde partij, ten aanzien van deze schadepost, niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering, omdat het een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De raadsvrouw heeft voorts gesteld dat de immateriële schadevergoeding disproportioneel is en de schade, dan wel de psychische gevolgen van het letsel, niet is onderbouwd met stukken van de psycholoog. Daarnaast is zijn zoon overleden, waardoor niet is vast te stellen in hoeverre de klachten aan het tenlastegelegde zijn te wijten.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De schade voor zover die betrekking heeft op het verlies aan verdienvermogen tot op heden komt in beginsel voor vergoeding in aanmerking. Gelet op het verschil tussen het gemiddeld netto inkomen en het doorbetaalde ziektegeld, zal de rechtbank de vordering tot een beloop van € 1.160,59 euro toewijzen.
De schade voor zover deze betrekking heeft op de behandeling van de psychische klachten bij de psycholoog ter hoogte van € 100,00 komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal de vordering tot het bedrag van € 100,00 toewijzen.
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadepost van de onkosten die zijn gemaakt ten behoeve van het ziekenhuisverblijf van de benadeelde partij ter hoogte van
€ 210,00 komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal de vordering tot het bedrag van € 210,00 toewijzen.
De rechtbank zal de vordering, voor zover die betrekking heeft op de reiskosten van de partner van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , afwijzen, omdat hier geen sprake is van rechtstreekse schade die voor vergoeding in aanmerking komt.
De door [slachtoffer 1] geleden immateriële schade komt in beginsel voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank stelt, gelet op de aard van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn gepleegd en schadevergoedingen die doorgaans bij soortgelijke feiten plegen te worden toegewezen, de aan [slachtoffer 1] toe te wijzen immateriële schade in billijkheid vast op € 5.000,00. De rechtbank zal de immateriële schade tot dit bedrag toewijzen.
De voornoemde schadeposten dienen, voor zover toegewezen, te worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 18 augustus 2018 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. Voor zover deze vordering niet is afgewezen, levert de behandeling van de vordering voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 6.470,59, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 18 augustus 2018 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden vervangen door 20 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.BENADEELDE PARTIJ [slachtoffer 2]

heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 13.233,07. Dit bedrag bestaat uit € 733,07 materiële schade en € 12.500,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van het gehele bedrag, inclusief de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft ter zitting aangevoerd dat de immateriële schadevergoeding buiten disproportioneel is en de schade onvoldoende is onderbouwd.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De schade voor zover die betrekking heeft op het verlies aan verdienvermogen tot op heden ter hoogte van in totaal € 563,07 komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen.
De schade voor zover die betrekking heeft op de reiskosten van in totaal € 50,00 komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal de vordering tot het bedrag van € 50,00 toewijzen.
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadepost van de onkosten die zijn gemaakt ten behoeve van het ziekenhuisverblijf van de benadeelde partij ter hoogte van
€ 120,00 komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal de vordering tot het bedrag van € 120,00 toewijzen.
De door [slachtoffer 2] geleden immateriële schade komt in beginsel voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank stelt, gelet op de aard van de bewezenverklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn gepleegd en schadevergoedingen die doorgaans bij soortgelijke feiten plegen te worden toegewezen, de aan [slachtoffer 2] toe te wijzen immateriële schade in billijkheid vast op € 5.000,00. De rechtbank zal de immateriële schade tot dit bedrag toewijzen.
De voornoemde schadeposten dienen, voor zover toegewezen, te worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 18 augustus 2018 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 5.733,07, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 18 augustus 2018 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden vervangen door 20 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36f, 45, 57, 282, 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder feit 1 primair, 2 primair en 3 primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 1 primair, 2 primair en 3 primair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van zes (6) jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten één mes.
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 6.470,59;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 augustus 2018 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 6.470,59 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 augustus 2018 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 20 dagen hechtenis;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 5.733,07;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 augustus 2018 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer 2] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 5.733,07 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 augustus 2018 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 20 dagen hechtenis;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Dit vonnis is gewezen door mr. N.E.M. Kranenbroek, voorzitter, mrs. R. Veldhuisen en
H. Bakker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.A.L. van Dreumel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 maart 2019.
Mr. Van Dreumel is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij in of omstreeks de periode van 18 augustus 2018 tot en met 19 augustus 2018 te Marknesse, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en / of beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte, toen daar opzettelijk wederrechtelijk
- de deur van de kamer waarin verdachte en/of die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zich bevonden op slot gedraaid en/of
- ( vervolgens) een mes gepakt en/of (daarmee) zwaaiende bewegingen gemaakt naar die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
- tegen die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gezegd "Iedereen blijft hier tot in de ochtend" en/of dat zij gijzelaars waren en/of "Jouw tijd is afgelopen" en/of dat zij niet mochten praten en als zij dat wel deden hij hun keel zou doorsnijden en hen zou vermoorden, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 18 augustus 2018 tot en met 19 augustus 2018 te Marknesse, althans in het arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- een mes gepakt en/of (daarmee) zwaaiende bewegingen gemaakt naar die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
- tegen die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gezegd "Iedereen blijft hier tot in de ochtend" en/of dat zij gijzelaars waren en/of "Jouw tijd is afgelopen" en/of dat zij niet mochten praten en als zij dat wel deden hij hun keel zou doorsnijden en hen zou vermoorden, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
Primair
hij in of omstreeks de periode van 18 augustus 2018 tot en met 19 augustus 2018 te Marknesse, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet meerdere malen, althans eenmaal, met een mes, althans een dergelijk (scherp) (steek)voorwerp, in de linkerarm en/of rechterarm en/of nek en/of bovenbenen, althans het lichaam van [slachtoffer 1] heeft gestoken en/of gesneden, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 18 augustus 2018 tot en met 19 augustus 2018 te Marknesse, althans in het arrondissement Midden-Nederland, aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten: een diepe snijwond in de linker(onder)arm met letsel van meerdere spierbuiken), heeft toegebracht, door voornoemde [slachtoffer 1] opzettelijk meerdere malen, althans eenmaal, met een mes, althans een dergelijk (scherp) (steek)voorwerp, in de linker(onder)arm, althans het lichaam te steken en/of te snijden;
Meer subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 18 augustus 2018 tot en met 19 augustus 2018 te Marknesse, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meerdere malen, althans eenmaal, met een mes, althans een dergelijk (scherp) (steek)voorwerp, in de linkerarm en/of rechterarm en/of nek en/of bovenbenen, althans het lichaam van [slachtoffer 1] heeft gestoken en/of gesneden, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
3.
Primair
hij in of omstreeks de periode van 18 augustus 2018 tot en met 19 augustus 2018 te Marknesse, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet meerdere malen, althans eenmaal, met een mes, althans een dergelijk (scherp) (steek)voorwerp, in de zij en/of schouder en/of de rug en/of de borstkas, althans het (boven)lichaam van [slachtoffer 2] heeft gestoken en/of gesneden,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 18 augustus 2018 tot en met 19 augustus 2018 te Marknesse, althans in het arrondissement Midden-Nederland, aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten: diverse (grote) steekwonden in de zij en/of de schouder en/of de rug en/of de borstkas), heeft toegebracht, door voornoemde [slachtoffer 2] opzettelijk meerdere malen, althans eenmaal, met een mes, althans een dergelijk (scherp) (steek)voorwerp, in de zij, althans het lichaam te steken en/of te snijden;
Meer subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 18 augustus 2018 tot en met 19 augustus 2018 te Marknesse, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meerdere malen, althans eenmaal, met een mes, althans een dergelijk (scherp) (steek)voorwerp, in de zij en/of schouder en/of de rug en/of de borstkas, althans het (boven)lichaam van [slachtoffer 2] heeft gestoken en/of gesneden, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte relaas proces-verbaal met nummer 2018240528, opgemaakt door [verbalisant 5] , inspecteur van politie Midden-Nederland, werkzaam bij de districtsrecherche Flevoland, en gesloten 20 augustus 2018, doorgenummerd van pagina 4 tot en met pagina 642.
2.Pagina 502.
3.Pagina 503.
4.Pagina 504.
5.Pagina’s 539, 540 en 541
6.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer op 20 februari 2019.
7.Pagina 548.
8.Pagina 586.
9.Pagina 587.
10.Pagina 552.
11.Pagina 589.
12.Pagina 637.
13.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer op 20 februari 2019.
14.Idem.