ECLI:NL:RBMNE:2019:884

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 februari 2019
Publicatiedatum
4 maart 2019
Zaaknummer
C/16/472376 / JL RK 18-773
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van minderjarige met afwijzing verzoek onderzoek deskundige

In deze zaak heeft de kinderrechter op 15 februari 2019 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [voornaam van minderjarige]. De kinderrechter constateert dat de ondertoezichtstelling van [voornaam van minderjarige] noodzakelijk is vanwege de onrustige situatie tussen de ouders en de zorgen over de ontwikkeling van het kind. De ouders zijn verwikkeld in een heftige strijd, wat leidt tot een loyaliteitsconflict voor [voornaam van minderjarige]. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 23 februari 2020 en de machtiging tot uithuisplaatsing in een pleegzorgvoorziening tot 23 augustus 2019. De kinderrechter heeft de verzoeken van de gecertificeerde instelling (GI) om een onderzoek te gelasten afgewezen, maar benadrukt dat de GI de regie moet nemen in de uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregelen. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat er meer duidelijkheid moet komen over het perspectief van [voornaam van minderjarige] en dat er onderzoek moet worden gedaan naar de situatie bij vader, ondanks het lopende strafrechtelijk onderzoek. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld en de beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Familierecht
Zittingsplaats: Lelystad
zaakgegevens : C/16/472376 / JL RK 18-773
datum uitspraak: 15 februari 2019

beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van

Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, hierna te noemen de gecertificeerde instelling, gevestigd te [vestigingsplaats] ,
betreffende
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam van minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[belanghebbende 1] , hierna te noemen de moeder,

wonende op een geheim adres,

[belanghebbende 2] , hierna te noemen de vader,

wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 17 december 2018, ingekomen bij de griffie op 18 december 2018;
- een faxbericht van de GI van 8 februari 2019 met als bijlage de mening van moeder en vader over het verzoek en een rapportage gezinsonderzoek van [naam instelling] ;
- een faxbericht van 11 februari 2019 van mr. J. Kluivers, advocaat van moeder, ingekomen bij de griffie op 11 februari 2019;
- pleitaantekeningen van mr. J. Kluivers van 12 februari 2019, ingekomen voorafgaand aan de zitting bij de griffie op 12 februari 2019.
Op 12 februari 2019 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. J. Kluivers,
- de vader, bijgestaan door mr. M.S. Krol,
- vertegenwoordigers van de GI, mevrouw [A] en de heer [B] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam van minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam van minderjarige] verblijft in een pleeggezin.
Bij beschikking van 20 februari 2018 is de ondertoezichtstelling van [voornaam van minderjarige] verlengd tot 23 februari 2019. De kinderrechter heeft bij beschikking van 4 oktober 2018 ook de machtiging uithuisplaatsing verlengd in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [voornaam van minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar.Tevens wordt verzocht de uithuisplaatsing van [voornaam van minderjarige] in een pleeggezin te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
Het standpunt van belanghebbenden
Moeder heeft ter zitting naar voren gebracht dat het beter gaat met [voornaam van minderjarige] . Hij heeft minder zorgen aan zijn hoofd en op het schoolplein heeft hij geen begeleiding meer nodig. [voornaam van minderjarige] is klaar met de plaatsing in het pleeggezin en wil volgens moeder graag naar huis. De omgang tussen moeder en [voornaam van minderjarige] verloopt goed. Ondanks de uitkomsten van het gezinsonderzoek is de omgang tot op heden niet verder uitgebreid of opgebouwd. Dit frustreert moeder. De advocaat van moeder heeft in haar betoog ter zitting allereerst gerefereerd aan de voor de zitting ingediende pleitnota. Het voorliggende verzoek is ingediend door mevrouw [C] terwijl zij niet meer werkzaam is bij de GI. Het is onduidelijk wie het verzoekschrift heeft ondertekend en of deze ondertekening wel rechtsgeldig is. De bijgevoegde rapportage bij het verzoek is verouderd en de gestelde doelen zijn niet realistisch. Daarnaast ontbreekt een actueel plan van aanpak van de GI. [naam instelling] heeft inmiddels, zij het wel zeer summier, een gezinsonderzoek uitgevoerd. De conclusies zijn duidelijk en daar moet naar gehandeld worden. De omgang tussen moeder en [voornaam van minderjarige] moet zo snel als mogelijk worden uitgebreid. De GI heeft hier echter tot op dit moment niets mee gedaan. Primair is verzocht om het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren. Het verzoekschrift voldoet niet aan de wettelijke vereisten en de stukken zijn verouderd. Moeder wil dat de gedwongen maatregelen niet worden voortgezet. Subsidiair heeft de advocaat verzocht om de uithuisplaatsing van [voornaam van minderjarige] te beperken tot zes maanden. Dit om de conclusie van het gezinsonderzoek te volgen en de omgangsmomenten uit te breiden zodat er uiteindelijk toegewerkt kan worden naar een thuisplaatsing. Ook zal op zeer korte termijn de Video Interactie Begeleiding (VIB) gestart moeten worden. De gezinscoach van moeder heeft aangegeven dit te kunnen gaan begeleiden. Een uithuisplaatsing van [voornaam van minderjarige] voor een langere duur is niet in zijn belang en sluit niet aan bij de wettelijke normen en uitgangspunten van deze maatregel. Daarnaast heeft de advocaat zich ter zitting aangesloten bij het verzoek van de advocaat van vader om een onderzoek te gelasten ingevolge artikel 810a van Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Dit is in het belang van [voornaam van minderjarige] .
Vader heeft ter zitting naar voren gebracht dat een verlenging van de ondertoezichtstelling nodig is aangezien er genoeg speelt in het leven van [voornaam van minderjarige] . [voornaam van minderjarige] heeft uitlatingen gedaan die niet kloppen. Er moet onderzocht worden waar dit vandaan komt. Daarnaast zijn de loyaliteitsproblemen nog aanwezig. Vader heeft twijfels geuit over de huidige plek waar [voornaam van minderjarige] verblijft in verband met de hechting aan pleegmoeder. De advocaat van vader heeft ter zitting vraagtekens gezet bij de indiening en ondertekening van het verzoekschrift door de GI. Mevrouw [C] heeft het verzoek opgemaakt terwijl zij al lang niet meer werkzaam is bij de GI. De advocaat vraagt zich daarom af hoe mevrouw [C] dan een verzoek kan indienen bij de rechtbank. Daarnaast is het verzoekschrift ondertekend in opdracht (i.o.). Er zijn duidelijke restricties voor een i.o. ondertekening en wie dit mag doen namens de GI. Het is niet duidelijk wie dit verzoekschrift heeft ondertekend en of diegene daartoe bevoegd is. De advocaat verzoekt daarom primair om de verzoeken van de GI niet ontvankelijk te verklaren dan wel te beperken in duur. Dit om de GI de mogelijkheid te bieden de verzoeken op de juiste wijze in te dienen met een actueel beeld van de situatie van [voornaam van minderjarige] en passende doelstellingen. Subsidiair heeft de advocaat aangevoerd dat er geen regie wordt gevoerd door de GI ten aanzien van de opgelegde maatregelen. Er is de afgelopen jaren geen enkel (gezins- of perspectief)onderzoek gestart in de thuissituatie bij vader. Dit terwijl de advocaat van vader hier de afgelopen jaren meerdere malen om verzocht heeft. De advocaat verzoekt om alsnog een onderzoek te starten bij vader. Voor nu wordt er door de GI enkel gerefereerd aan het strafrechtelijk onderzoek dat er loopt naar het vermeende seksueel misbruik door vader. De GI handelt alsof vader al veroordeeld is. Er moeten feiten zijn om tot een veroordeling van vader te komen. Die zijn er nu niet. Het kan niet zo zijn dat er in afwachting van het strafrechtelijk onderzoek geen enkel onderzoek bij vader in de thuissituatie plaatsvindt. Er wordt door de GI over artikel 3.3 van de Jeugdwet heengestapt. De feiten moeten volledig en naar waarheid door hen worden aangevoerd. Daarnaast is er geen duidelijk plan van aanpak van de GI en zijn er geen duidelijke doelstellingen met tijdlijnen vastgesteld. Vader wordt gewoonweg niet meegenomen in de uitvoering van de maatregelen door de GI. De advocaat is van mening dat de rechtbank de regie zal moeten gaan nemen in deze zaak en verzoekt daarom een onderzoek te gelasten ingevolge artikel 810a Rv. Het NIFP zal onderzoek moeten gaan uitvoeren. De advocaat verzoekt om de duur van de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing te beperken in afwachting van de uitkomsten van dit NIFP onderzoek.
De vertegenwoordigers van de GI hebben ter zitting naar voren gebracht dat de werkwijze ten aanzien van de indiening van het verzoekschrift niet correct is. Zij weten niet wie het verzoekschrift i.o. heeft ondertekend en op welke wijze het verzoekschrift is ingediend bij de rechtbank. Wel heeft mevrouw [C] het verzoek nog zelf opgesteld. De conclusie van het uitgevoerde gezinsonderzoek bij moeder is dat [voornaam van minderjarige] op dit moment in een veilige en stabiele opvoedingsomgeving verblijft in het pleeggezin. [voornaam van minderjarige] is daar veilig en zit niet tussen de strijd van ouders. De omgangsmomenten met moeder moeten verder uitgebreid en gemonitord worden. Wel zal hier de ontwikkeling van de speltherapie in meegenomen moeten worden. De verwachting is dat de omgang van moeder met [voornaam van minderjarige] uitgebreid zal worden naar één keer per week. De GI wil de komende drie tot zes maanden gaan bekijken hoe deze omgangsmomenten gaan verlopen. Het risico van een terugval bij [voornaam van minderjarige] blijft aanwezig. Het is niet uitgesloten dat [voornaam van minderjarige] op de lange termijn terug kan naar moeder. Er moet dan wel sprake zijn van een stabiele situatie aldaar. Ten aanzien van de situatie van vader heeft de GI naar voren gebracht niet aan waarheidsvinding te doen. Wel speelt het strafrechtelijk onderzoek een grote rol in de situatie van vader. Er is daarom op dit moment geen gezinsonderzoek bij hem gestart. [voornaam van minderjarige] laat na de belmomenten met vader druk gedrag zien. Het is niet duidelijk waar dit gedrag vandaan komt en of dit een positieve of negatieve invloed heeft op [voornaam van minderjarige] . Dit zal verder bekeken moeten worden. De nieuwe vertegenwoordigers van de GI zijn er op dit moment van overtuigd dat zij de regie van de opgelegde maatregelen kunnen blijven uitvoeren. Wel is hierbij medewerking van ouders nodig. Daarnaast kunnen de vertegenwoordigers zich ook vinden in het verzoek van de advocaten om een onderzoek te gelasten van een deskundige.
De beoordeling
OntvankelijkheidDe kinderrechter constateert dat het opmaken, ondertekenen en indienen van het verzoekschrift onzorgvuldig is uitgevoerd door de GI. Het verzoekschrift is ondertekend door mevrouw [C] terwijl de kinderrechter op de zitting van 20 november 2018 van mevrouw [C] heeft gehoord dat zij de GI op zeer korte termijn (twee dagen daarna) ging verlaten. Het is dan ook hoogst opmerkelijk dat 17 december 2018 een verzoek wordt ingediend waar de naam van mevrouw [C] onderstaat en waarbij in opdracht een handtekening is geplaatst. Ook is niet duidelijk geworden wie het verzoekschrift in opdracht heeft ondertekend. Deze werkwijze wekt verwarring bij alle partijen. De door de advocaten bepleite conclusie dat dit tot niet-ontvankelijkheid moet leiden deelt de kinderrechter echter niet. Door de GI is naar voren gebracht dat dit verzoek (kennelijk nog tijdens haar dienstverband bij de GI) door mevrouw [C] is opgesteld. Dit is gezien haar vrij recente en intensieve betrokkenheid te rechtvaardigen, al had uiteraard haar naam niet meer onder het verzoek moeten staan. Ook is ter zitting niet gebleken dat de GI (op dat moment vertegenwoordigd door de nieuwe gezinsvoogd en een collega) het verzoekschrift niet meer handhaaft of niet meer achter de inhoud staat. Ten slotte acht de kinderrechter een beslissing tot niet-ontvankelijkheid niet in het belang van [voornaam van minderjarige] . Duidelijkheid over zijn plaatsing bij het pleeggezin en zijn ondertoezichtstelling heeft de voorkeur boven langer durende vertraging en onzekerheid. De kinderrechter passeert het verweer van de advocaten om voormelde redenen en gaat over tot een verdere inhoudelijke behandeling van het verzoek.
Ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing
De afgelopen periode van de ondertoezichtstelling is zeer onrustig verlopen. De strijd tussen ouders is nog altijd aanwezig. Dit blijkt uit de incidenten die zijn voorgevallen tussen ouders en het aanhangig gemaakte kort geding voor een contact- en straatverbod van moeder jegens vader. De ouderschapsbemiddeling staat on hold. Er is tot nu toe geen enkele verbetering in het contact of de communicatie tussen ouders. Daarnaast heeft [voornaam van minderjarige] in het pleeggezin zeer zorgelijke uitlatingen gedaan over mogelijk seksueel misbruik door vader. Dit heeft grote gevolgen gehad voor de uitvoering en invulling van de ondertoezichtstelling en gezorgd voor grote onrust bij alle betrokkenen. Moeder heeft aangifte gedaan en er is een strafrechtelijk onderzoek gestart naar aanleiding van de uitlatingen van [voornaam van minderjarige] . Dit onderzoek is nog niet afgerond en onduidelijk is wat het vervolg zal zijn. Als gevolg van deze ontwikkeling is in eerste instantie de omgang met beide ouders tijdelijk stopgezet. Inmiddels is de omgang met moeder hervat en heeft vader (na een daartoe strekkende beslissing van de kinderrechter) meerdere belmomenten met [voornaam van minderjarige] gehad. Bij moeder heeft inmiddels een gezinsonderzoek plaatsgevonden. De conclusie van dit gezinsonderzoek is – kort gezegd – dat plaatsing binnen het pleeggezin dient te worden gecontinueerd, waarbij moeder een grotere rol in de verzorging en opvoeding van [voornaam van minderjarige] moet worden gegeven. Voorts wordt geconcludeerd dat zicht moet worden gekregen op de pedagogische vaardigheden van moeder. Ten slotte dient de omgang te worden uitgebreid. Opvallend genoeg wordt er geen enkele conclusie gegeven in dit onderzoek over het perspectief van [voornaam van minderjarige] . Evenmin wordt nader onderzoek geadviseerd. Bij vader heeft er, ondanks de vele verzoeken van vader en zijn advocaat in de afgelopen periode, geen enkel onderzoek plaatsgevonden. De GI heeft nu het standpunt ingenomen dat vanwege het lopende strafrechtelijk onderzoek er geen gezinsonderzoek gestart kan worden bij vader in de thuissituatie.
Gelet op het voorgaande komt de kinderrechter tot de conclusie dat de zorgen in de ontwikkeling van [voornaam van minderjarige] nog zeer groot zijn. De ontwikkeling van [voornaam van minderjarige] wordt daarmee nog altijd bedreigd. Ouders zijn, door de heftige onderlinge strijd waarin zij zijn verwikkeld, niet in staat om deze bedreigingen gezamenlijk weg te nemen. [voornaam van minderjarige] zit in een loyaliteitsconflict en heeft al veel meegemaakt, waarbij en waardoor hij ook zijn eigen problematiek heeft. De recente ontwikkelingen rondom het strafrechtelijk onderzoek naar vader zullen daarnaast nog veel onrust en zorgen opleveren in de komende periode. Er is daarmee voldaan aan de wettelijke criteria als genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter acht het komende jaar toezicht op de ontwikkeling van [voornaam van minderjarige] absoluut noodzakelijk.
Daarnaast is de kinderrechter van oordeel dat de uithuisplaatsing van [voornaam van minderjarige] moet worden voortgezet. [voornaam van minderjarige] heeft baat bij de geboden rust en regelmaat die hij ontvangt in het pleeggezin. Hij wordt niet belast met de strijd tussen ouders en ervaart daardoor geen loyaliteitsproblemen. Zoals ook overwogen in de beschikking van 4 oktober 2018 is er bij moeder vooralsnog een onvoldoende veilige basis voor een terugkeer van [voornaam van minderjarige] . Er is door de GI op dit moment geen nadere invulling gegeven aan de uitkomsten van het gezinsonderzoek. De omgang tussen [voornaam van minderjarige] en moeder is niet uitgebreid en er is onvoldoende zicht op de mogelijkheden en vaardigheden van moeder. Een thuisplaatsing van [voornaam van minderjarige] bij moeder komt daarom op dit moment te vroeg. Ook is niet duidelijk of [voornaam van minderjarige] bij vader geplaatst kan worden. De verlenging van de uithuisplaatsing van [voornaam van minderjarige] is noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW). De kinderrechter ziet wel aanleiding om de duur van de machtiging uithuisplaatsing te beperken tot zes maanden en overweegt daartoe als volgt.
In de conclusie van het gezinsonderzoek is duidelijk uiteengezet dat de omgang tussen [voornaam van minderjarige] en moeder uitgebreid kan worden en dat er eventueel VIB gestart kan worden bij moeder om meer zicht te krijgen op haar mogelijkheden. Dit onderzoek is toch al enige tijd geleden afgerond door [naam instelling] en duidelijk is dat er meer onderzoek moet plaatsvinden. Er is echter nog niets ondernomen door de GI, noch is er een standpunt van de GI kenbaar gemaakt hoe het traject verder vorm moet worden gegeven. De kinderrechter vindt dit strijdig met het belang van [voornaam van minderjarige] en verzoekt de GI met klem en met spoed de verdere uitbreiding van de omgang te gaan vormgeven en zo nodig een VIB traject te starten bij moeder. Daarnaast zal de GI, nu [naam instelling] in het gezinsonderzoek geen uitsluitstel heeft gegeven over het perspectief van [voornaam van minderjarige] , in de komende zes maanden moeten gaan onderzoeken of er aanleiding is voor een perspectiefonderzoek bij moeder. De vraag of nader onderzoek noodzakelijk is dient zo snel mogelijk beantwoord te worden en bij een positief antwoord dient dit onderzoek in gang te worden gezet. Bij een negatief antwoord dient onderbouwd te worden waarom de GI, tegen de achtergrond van de conclusies van [naam instelling] , een perspectiefonderzoek niet nodig vindt. Immers is, zoals ook reeds opgemerkt in de beschikking van 4 oktober 2018, het uiteindelijke primaire doel van de opgelegde maatregel thuisplaatsing van de minderjarige bij één van de ouders. Er moet dan ook binnen een afzienbare termijn duidelijk worden of dat in het geval van [voornaam van minderjarige] mogelijk is. Gelet op hierop zal de GI in deze zes maanden eveneens een gezinsonderzoek bij vader moeten inzetten. Mocht er geen onderzoek ingezet gaan worden bij vader dan dient de GI dit te onderbouwen en te motiveren. Enkel en alleen het gegeven dat er een strafrechtelijk onderzoek loopt tegen vader acht de kinderrechter geen reden om niet te starten met een gezinsonderzoek bij vader. Er moet simpelweg duidelijkheid komen.
Verzoek onderzoek deskundige gelasten 810a Rechtsvordering
Concluderend komt de kinderrechter tot het oordeel dat de GI de komende zes maanden de regie zal moeten gaan nemen in de uitoefening van de opgelegde kinderbeschermingsmaatregelen. Er zijn door de GI inmiddels nieuwe jeugdhulpverleners aangesteld. Deze hebben ter zitting uitgesproken vertrouwen te hebben in de uitoefening van de maatregelen. De GI zal, zoals hiervoor overwogen, duidelijkheid moeten gaan creëren over het perspectief van [voornaam van minderjarige] . De kinderrechter ziet op dit moment nog mogelijkheden en ziet daarom geen aanleiding om de regie over te nemen en een onderzoek te gelasten. Dit verzoek zal de kinderrechter dan ook op dit moment afwijzen. De kinderrechter sluit overigens niet uit dat dit in de toekomst anders zal zijn. Dit is afhankelijk van het verloop van de ondertoezichtstelling, de uithuisplaatsing en de rol van betrokkenen daarin.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam van minderjarige] tot 23 februari 2020;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam van minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg, tot uiterlijk 23 augustus 2019;
wijst het meer of anders gevraagde af;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2019 door mr. K.G. van de Streek, kinderrechter, in tegenwoordigheid van J.A.R. Bastiaans, als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op