4.3Het oordeel van de rechtbank
In een proces-verbaal van bevindingen staat onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:
‘Wij kregen op 11 september 2018 omstreeks 19.55 uur de melding om te gaan naar de [adres] te [woonplaats] . Aldaar zou er gevochten zijn in de woning. Wij zagen dat, naar later bleek het slachtoffer [slachtoffer] , in de deuropening stond. Hij stond in zijn onderbroek en had een ontbloot bovenlijf. Ik zag dat [slachtoffer] een shirt tegen zijn bovenbeen hield. Ik zag dat hij onder het bloed zat. Ik zag dat de gehele woning onder het bloed zat. Wij zagen dat hij op de bank ging zitten en zei: "Ik heb pijn." Hij wees naar zijn zij. Wij zagen dat er een snijwond in zijn linker zij zat, ter hoogte van zijn ribben. Wij zagen dat er ook snij/steekwonden in zijn linker bovenarm en bovenbeen zaten. Wij zagen dat er veel bloed uit deze wonden kwam.
Op de vraag wat er was gebeurd antwoordde hij: "Gestoken. 2 jongens." Hierop vroeg ik, verbalisant [verbalisant] of hij die jongens kende. Wij hoorden dat hij zei: "Ja."
Aangever [slachtoffer] heeft als getuige ter terechtzitting onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
‘Op 11 september 2018 heeft verdachte mij gebeld en gevraagd of hij en een vriend van hem – die ik ken als [A] – konden langskomen. Die [A] mocht niet meekomen van mij, ik mag hem niet. Hij heeft [A] toch meegenomen want vervolgens stonden verdachte en ook [A] voor de deur die dag en ik heb ze beiden binnen gelaten in mijn woning.
Ik kocht mijn cocaïne bij verdachte en er is daaruit een schuld ontstaan van € 125,00 bij verdachte. Ik heb mijn bankpasje met pincode aan verdachte gegeven om mijn schuld te betalen, dit was al een tijd vóór 11 september 2018. Toen zij binnen waren was het eerst gezellig, maar op enig moment gingen zij op zoek naar iets waardevols in mijn woning. Ze waren beiden aan het zoeken. Verdachte deed de ramen dicht. Verdachte zei dat ik geld aan hem moest terugbetalen. Verdachte en [A] gingen toen in het Marokkaans met elkaar praten, ik kon het niet verstaan. Ineens kreeg ik van alle kanten klappen op mijn hoofd. Van allebei kreeg ik klappen. Ik heb daarbij messteken aan mijn linkerkant, namelijk in mijn been, mijn zij, mijn rug en dicht bij mijn hart opgelopen.’
In een letselrapportage betreffende [slachtoffer] , opgemaakt op 7 december 2018, staat onder meer het volgende opgenomen:
“SEH diagnose:
Thuis heeft meneer veel bloed verloren en is ter plaatse geholpen door het MMT (mobiel medisch team). Hierna is hij overgeplaatst naar het AMC. Hier werd op de SEH een klaplong links vastgesteld en behandeld. Op beeldvormend onderzoek bleek een klein fragment van de linker 9e rib te zijn gebroken.(....)
De buik van meneer is op de operatiekamer geopend en werd een beschadiging van de milt vastgesteld. Van 11-09-2018 t/m 13-09-2018 heeft meneer op de intensive care gelegen en van 13-09 t/m 17-09-2018 op een gewone afdeling (....)
De aanwezige littekens zullen aanwezig blijven.”
In voornoemde letselrapportage staat voorts ten aanzien van de geconstateerde littekens, zakelijk weergegeven, het volgende opgenomen:
‘- aan de bovenkant van de linker onderarm is een scherp begrensd paars-roze huidverkleuring zichtbaar. Het is een litteken;
- halverwege de buitenkant van de linker bovenarm is een scherp begrensd paars-roze huidverkleuring zichtbaar. Het is een litteken;
- halverwege de achterkant van de linker bovenarm is een scherp begrensd paars-roze huidverkleuring zichtbaar. Het is een litteken;
- aan de linker zijkant van de borstkas, richting de voorkant, is een scherp begrensd paars-roze huidverkleuring zichtbaar. Het is een litteken;
- onder de linker oksel is een scherp begrensd paars-roze huidverkleuring zichtbaar. Het is een litteken;
- aan de linker zijkant van de borstkas, richting de rug, is een scherp begrensd paars-roze huidverkleuring zichtbaar. Het is een litteken;
- halverwege de buitenkant van het linker bovenbeen is een scherp begrensd paars-roze huidverkleuring zichtbaar. Het is een litteken;
Ten aanzien van voornoemde letsels heeft [slachtoffer] aangegeven dat deze zijn ontstaan door het steken met een mes en in de letselrapportage wordt daarbij (steeds) aangegeven dat deze letsels goed bij deze toedracht kunnen passen.
Over de buik vanaf de onderkant van het borstbeen tot even boven de navel is een scherp begrensd paars-roze huidverkleuring zichtbaar. Het is een litteken. [slachtoffer] vertelt dat dit ontstaan is na en spoedoperatie in het ziekenhuis. Dit kan goed passen bij het geconstateerde letsel.’
In een proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het uitlezen van de telefoon van [slachtoffer] staat onder meer, zakelijk weergegeven:
‘Dat er op 11 september 2018 om 19:11 uur door [verdachte] is gebeld naar het slachtoffer en dit gesprek 0:28 seconden duurde. Dat er om 19:11 uur nogmaals door [verdachte] is gebeld naar het slachtoffer en dit gesprek 0:16 seconden duurde. Dat er door het slachtoffer om 19:13 uur is teruggebeld naar “ [verdachte] ” en dit gesprek 00:03 seconden duurde. Dat er door het slachtoffer om 19:14 uur is teruggebeld naar “ [verdachte] ” en dit gesprek 00:03 seconden duurde.’
Getuige [getuige] , woonachtig aan de [adres] te [woonplaats] , heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
‘Ik zag vanavond, vlak voordat jullie (
de rechtbank begrijpt: de ambtenaren van politie)kwamen, een rode auto aankomen. Ik zag dat het kenteken van het voertuig [kenteken] was. Ik zag dat er twee mannen uit stapten. Ik zag dat de mannen een nogal stoere manier van lopen hadden. Het leek ook alsof zij iets van plan waren, zo liepen ze. Ze liepen in de richting van het hoekje bij nummer [nummer] . Ze liepen erg snel. Ik wist eigenlijk gelijk dat het niet goed was. Ze waren allebei licht getint, beetje stoere mannen en allebei zwart haar. Ik heb ze niet daar naar binnen zien gaan maar vlak erna hoorde ik veel lawaai. Ik hoorde gebonk en gerommel. Dat duurde ongeveer twee minuten. Ik denk dat de rode auto er ongeveer 10 tot 15 minuten heeft gestaan. Het lawaai kwam uit de richting van woning [nummer] .’
Ze kwamen echt met een vaart aanrijden en stapte meteen uit en liepen versneld naar de buurman.’
Verdachte heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
‘Ik ben op 11 september 2018 in de avond met een ander, [A] , in mijn auto naar de woning van aangever gegaan en wij zijn bij aangever in zijn woning geweest. [A] heeft aangever in elkaar geslagen; hij heeft hem geslagen en gestompt. [A] en ik zijn tegelijkertijd weggegaan. Wij renden weg uit de woning en zijn in mijn auto gestapt. ’
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 3 ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 15 februari 2019;
- het Proces-verbaal van bevindingen ‘aantreffen drugs in fouillering’;
- het ‘Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen’;
- de rapportages van het Nederlands Forensisch Instituut.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1:
Op grond van de inhoud van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast:
- verdachte heeft kort voordat hij naar aangever ging, telefonisch contact gezocht met aangever en met aangever afgesproken om bij hem, aangever, langs te gaan;
- aangever heeft tegen verdachte gezegd dat hij niet wilde dat [A] mee zou komen;
- verdachte is vervolgens met [A] naar aangevers woning gegaan, in kennelijke haast;
- aangever heeft verdachte en [A] binnengelaten in zijn woning;
- dat er vervolgens buiten de woning van aangever gebonk en gerommel hoorbaar was, kennelijk afkomstig uit die woning;
- verdachte en [A] hebben in die woning geweld jegens aangever gebruikt, welk geweld bestond uit het slaan/stompen door zowel verdachte als [A] ;
- aangever vlak daarna ontdekte dat hij meermalen was gestoken;
- verdachte en [A] zijn vervolgens gezamenlijk die woning uitgerend.
Verklaring(en) / proceshouding verdachte
Verdachte heeft zich gedurende het voorbereidende onderzoek veelal op zijn zwijgrecht beroepen en pas bij de rechter-commissaris op enkele inhoudelijke vragen antwoord gegeven. Hij heeft toen verklaard dat hij in de woning van aangever was en dat er ruzie ontstond met aangever.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft verdachte meer vragen beantwoord. Zo heeft hij erkend dat hij in de woning was toen er geweld werd gebruikt jegens aangever, maar heeft hij ontkend dat hij zelf daarin enig aandeel heeft gehad. Verdachte heeft verklaard dat de met hem meegekomen man, [A] , waarvan hij nadere persoonsgegevens niet wil noemen, uit het niets begon te schreeuwen en de aangever heeft geslagen, waarbij verdachte niet heeft gezien dat aangever is gestoken. Evenmin heeft verdachte een mes gezien, zo heeft hij verklaard. Derhalve legt verdachte – uiteindelijk, na eerst te hebben gezwegen – de verantwoordelijkheid voor alles wat aangever is aangedaan, zowel daar waar het gaat over de aanleiding als ook de geweldshandelingen, neer bij de niet nader door verdachte aangeduide man [A] .
Betrouwbaarheid verklaring(en) van aangever
Aangever is diverse malen gehoord door de politie. Het eerste, korte, verhoor vond krap een dag na het incident plaats toen aangever in het ziekenhuis verbleef en op de afdeling intensive care werd verpleegd en verzorgd. Aangever heeft toen verklaard dat beide personen een mes hadden en dat beiden hebben gestoken. In het desbetreffende proces-verbaal relateren verbalisanten dat aangever meermalen op een morfinepomp drukte, dat aangever emotioneel werd en dat hij aangaf dat hij pijn heeft en niet verder wil spreken, waarop verbalisanten hebben aangeven dat een nader verhoor zal worden afgenomen als hij beter aanspreekbaar is. De rechtbank zal deze verklaring, gelet op wat aldus is gebleken over aangevers toestand toen en daar, niet bezigen voor het bewijs.
Het nadere verhoor van aangever heeft vervolgens plaatsgevonden op 15 september 2018. Tijdens dat verhoor heeft aangever uitgebreider en gedetailleerder verklaard over wat zich op 11 september 2018 heeft afgespeeld in zijn woning en wat hem is aangedaan. Aangever heeft onder meer verklaard dat het beide personen, waaronder verdachte, zijn geweest die hem hebben geslagen, maar dat hij niet weet wie van hen beiden hem heeft gestoken. Ook dit verhoor vond plaats toen aangever in het ziekenhuis verbleef, overigens zonder bijstand van een tolk.
De rechtbank heeft de noodzaak van een verhoor van aangever als getuige aangenomen en is daarom overgegaan tot zijn verhoor ter terechtzitting. Dit verhoor is gehouden met bijstand van een tolk. De aangever heeft ter terechtzitting als getuige uitgebreid verklaard over de afspraak die met verdachte werd gemaakt om bij aangever langs de komen en hetgeen vervolgens in de woning heeft plaatsgevonden kort voordat het geweld jegens hem werd toegepast. Ten aanzien van het op hem uitgeoefende geweld heeft hij verklaard dat verdachte en [A] hem hebben geslagen, maar dat hij niet heeft gezien wie van hen beiden hem heeft gestoken. Hij ontdekte pas later de bloedende steekletsels. De inhoud van deze verklaring komt op essentiële onderdelen overeen met zijn op 15 september 2018 afgelegde verklaring. De inhoud van de verklaring van aangever vindt bovendien verankering in andere bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank in het bijzonder oog heeft voor het feit dat aangever zijn pinpas met pincode aan verdachte heeft afgegeven als onderpand voor een schuld die aangever had voor de door verdachte eerder aan hem geleverde drugs. Die pinpas is ook aangetroffen bij verdachte en verdachte heeft erkend daarover te hebben beschikt in het kader van een openstaande schuld van aangever. Verdachte heeft in het geheel geen vragen willen beantwoorden die betrekking hadden op zijn handel in drugs. Verdachte heeft echter wel erkend dat de bij hem aangetroffen en inbeslaggenomen cocaïne en heroïne zijn eigendom zijn, dat hij zelf die middelen niet gebruikt en ook nimmer gebruikt heeft.
Dit een en ander ondersteunt de verklaring van aangever dat verdachte drugs aan aangever verkocht. Uit dit een en ander blijkt bovendien dat allerminst sprake was van een gelijkwaardige relatie tussen aangever en verdachte. Integendeel, veel wijst erop dat het verdachte was die de lakens uitdeelde. Dat beeld wordt ook bevestigd in het bezoek dat verdachte aan aangever heeft gebracht, te weten met [A] , in weerwil van de verklaarde wens van aangever. De rechtbank acht al met al de verklaring van aangever, zoals afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting, betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
Medeplegen
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen volgt dat de steekverwondingen zijn toegebracht bij gelegenheid van het door verdachte en [A] op aangever toegepaste geweld. De precieze rolverdeling tussen verdachte en medeverdachte [A] op het moment van het steken is echter niet komen vast te staan. Op momenten voorafgaand aan en na afloop van het steken blijkt steeds van een gezamenlijkheid van handelen door verdachte en [A] . Ten aanzien van het bij aangever toegebrachte steekletsel wijst verdachte iedere eigen betrokkenheid van de hand en is volgens zijn verklaring [A] degene die daarvoor feitelijk verantwoordelijk is, zonder zijn stellingen – ook waar het gaat om de identiteit van [A] – nader te concretiseren en zodoende verifieerbaar te maken.
Tegenover de voor het bewijs redengevende en voor verdachte in hoge mate belastende feiten en omstandigheden zoals deze volgen uit de gebezigde bewijsmiddelen en de hiervoor opgesomde vaststellingen, levert de verklaring van verdachte volstrekt onvoldoende op om die redengevendheid te kunnen ontzenuwen. Bij die stand van zaken houdt de rechtbank het ervoor dat bij het op aangever toegepaste geweld sprake is geweest van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [A] , welk geweld mede heeft bestaan in het meermalen steken in het lichaam van aangever. De aard en ernst van het bij aangever toegebrachte steekletsel in aanmerking genomen – onder meer daar waar zich vitale organen bevinden – voert de rechtbank tot de conclusie dat ook het tenlastegelegde opzet op de dood van aangever voor bewezenverklaring in aanmerking komt. De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierna onder 5 omschreven.
Vast dat verdachte en [A] geweld hebben toegepast jegens aangever en dat aangever een schuld heeft/had bij verdachte ter hoogte van € 125,00, op welk geldbedrag de tenlastelegging ook is toegespitst en op welk bedrag het dwingen tot de afgifte ervan, gelet ook op het debat ter zitting, zou moeten zien. Uit de door aangever ter terechtzitting als getuige afgelegde verklaring komt echter onvoldoende duidelijk naar voren dat het toegepaste geweld is gepleegd met het oogmerk om de afgifte van dat of enig ander geldbedrag, mogelijk te maken. Aangever heeft immers ook verklaard dat er in de woning is gesproken over een regeling die getroffen kon worden over de schuld. Nu naar het oordeel van de rechtbank uit de bewijsmiddelen niet ondubbelzinnig blijkt dat het toegepaste geweld in verband staat met het dwingen tot de afgifte van voornoemd, dan wel enig ander geldbedrag, zal de rechtbank verdachte van het hem onder 2 ten laste gelegde vrijspreken.