In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 maart 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot adoptie en vernietiging van een erkenning. Verzoekster, die met de moeder van de minderjarige is gehuwd, heeft op 19 juni 2018 een verzoekschrift ingediend. De rechtbank benoemde op 4 september 2018 mr. C.A.Th. Philipsen tot bijzondere curator over de minderjarige. Tijdens de zitting op 4 februari 2019 zijn verzoekster, de moeder, de bijzondere curator en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming verschenen.
Verzoekster heeft primair verzocht om de adoptie van de minderjarige uit te spreken, en subsidiair om de erkenning van de minderjarige door haar te vernietigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster de minderjarige al had erkend, wat volgens de wet betekent dat adoptie niet meer mogelijk is. De rechtbank heeft het primaire verzoek tot adoptie afgewezen, maar het subsidiaire verzoek tot vernietiging van de erkenning is toegewezen. De bijzondere curator heeft ook verzocht om de erkenning te vernietigen, wat de rechtbank in het belang van de minderjarige heeft goedgekeurd.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de adoptie in het belang van de minderjarige is, en heeft de adoptie uitgesproken onder de voorwaarde dat de vernietiging van de erkenning in kracht van gewijsde gaat. De rechtbank heeft de ambtenaar van de burgerlijke stand gelast om de nodige wijzigingen aan te brengen in de registers van de burgerlijke stand. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. A.G. van Doorn, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. A. Verouden als griffier.