Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
h.o.d.n. [handelsnaam] ,
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 27 februari 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap [partij I] B.V. en [partij II]. [partij I] had eerder een verstekvonnis verkregen tegen [partij II] wegens een onbetaalde factuur van € 423,53. [partij II] kwam in verzet tegen dit verstekvonnis, nadat zij onder druk van een executoriaal beslag een bedrag van € 1.100,40 had betaald. De kantonrechter oordeelde dat de overeenkomst tussen [partij I] en [partij II] tot stand was gekomen door bedrog, aangezien [partij I] onjuiste mededelingen had gedaan tijdens een telefoongesprek op 3 oktober 2017. De kantonrechter stelde vast dat [partij I] zich voordeed als een onafhankelijke partij en onterecht druk uitoefende op [partij II] om de overeenkomst te sluiten. Hierdoor was de overeenkomst vernietigbaar.
De kantonrechter vernietigde het verstekvonnis en wees de vordering van [partij I] af. Tevens werd [partij I] veroordeeld tot terugbetaling van het door [partij II] betaalde bedrag van € 1.100,40. In reconventie vorderde [partij II] schadevergoeding voor de advocaatkosten die zij had gemaakt als gevolg van de onterechte executie van het verstekvonnis. De kantonrechter kende deze kosten, ter hoogte van € 2.616,42, toe aan [partij II]. Daarnaast werd [partij I] veroordeeld in de proceskosten van [partij II], die op € 4.360,84 werden vastgesteld. De uitspraak benadrukt de problematiek van acquisitiefraude en de bescherming van kleine ondernemers tegen onrechtmatige handelspraktijken.