ECLI:NL:RBMNE:2019:810

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 februari 2019
Publicatiedatum
26 februari 2019
Zaaknummer
16/652574-18 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag met bijzondere voorwaarden en schadevergoeding

Op 26 februari 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een man die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De verdachte, geboren in 1961 in Suriname en gedetineerd in Nieuwegein, heeft op 14 juli 2018 in Almere geprobeerd een slachtoffer met een vleesmes van het leven te beroven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met opzet het slachtoffer in de arm heeft gestoken, wat leidde tot een ernstige verwonding en een slagaderlijke bloeding. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van opzet om te doden, maar wel van voorwaardelijk opzet, omdat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zijn handelen tot de dood van het slachtoffer zou kunnen leiden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een behandeling en een contactverbod met het slachtoffer. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 2.000,- toegewezen aan het slachtoffer voor immateriële schade, te vermeerderen met wettelijke rente. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten, de omstandigheden van het geval en de persoonlijke situatie van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/652574-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 26 februari 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1961] te Distrikt Suriname (Suriname),
wonende te [woonplaats] , aan de [adres] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Nieuwegein te Nieuwegein.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 23 oktober 2018, 21 november 2018 en 12 februari 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C. Zijlstra en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. E.D. van Tellingen, advocaat te Almere, alsmede hetgeen mr. H.A.F.C. Tack, advocaat te Amsterdam, namens de benadeelde partij [slachtoffer] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair
op 14 juli 2018 te Almere heeft geprobeerd [slachtoffer] van het leven te beroven door met opzet [slachtoffer] met een (vlees)mes in zijn (boven)lichaam te steken;
subsidiair
op 14 juli 2018 te Almere [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door met een (vlees)mes in het lichaam van [slachtoffer] te steken;
meer subsidiair
op 14 juli 2018 te Almere heeft geprobeerd [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met (vlees)mes in het (boven)lichaam van [slachtoffer] te steken.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder primair ten laste gelegde.
De raadsman heeft betwist dat verdachte opzet heeft gehad op het doden van aangever.
Ten aanzien van het subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman zich niet uitgelaten over de waardering van het bewijs.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Aangever [slachtoffer] heeft op 14 juli 2018 aangifte gedaan. Hij heeft verklaard dat hij is neergestoken door [verdachte] en daardoor een steekwond heeft in zijn linkerarm. [2] Hij zat onder het bloed. Het bloed kwam als een douche uit zijn arm. [3] Aangever heeft verder verklaard dat als hij zichzelf niet had beschermd het mes in zijn borst terecht was gekomen. [4] Het mes was ongeveer 30 centimeter groot.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij ruzie had met aangever en op enig moment een vleesmes heeft gepakt en tegen aangever heeft gezegd ‘
oprotten of ik ga je prikken’. Aangever wilde niet vertrekken waarop verdachte heeft verklaard dat hij hem heeft ‘
geprikt’. Verdachte heeft verklaard dat hij aangever heeft gestoken met het mes dat op de foto’s staat in het dossier, dat het een scherp mes is en dat hij met dit mes vlees sneed.
Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij met ‘stomme kracht’ en met ‘emotie’ [slachtoffer] heeft gestoken. [5] Hij zou gemikt hebben op zijn schouder.
Uit de letselverklaring van [slachtoffer] volgt dat hij een steekwond heeft opgelopen in zijn onderarm met een diameter van ongeveer 2 centimeter. [6] Aangever moest worden geopereerd aan zijn onderarm, omdat zijn slagader was geraakt door de messteek. Dit zorgde voor een inwendige bloeding en oplopende druk in de onderarm met het risico dat de onderarm zou afsterven. De onderarm is in de lengte vanaf de binnenkant van de elleboog tot aan de pols opengesneden.
Bewijsoverwegingen
Op 14 juli 2018 is [slachtoffer] door verdachte in de woning van verdachte binnengelaten. Op enig moment is er een ruzie ontstaan tussen verdachte en aangever. Verdachte heeft in eerste instantie een hamer gepakt en [slachtoffer] hiermee geslagen, om hem uit zijn woning te jagen. Hierop vertrok [slachtoffer] niet uit de woning, waarop verdachte een vleesmes heeft gepakt en daarmee een steekwond in de linkerarm van [slachtoffer] heeft veroorzaakt waarbij een slagader is geraakt.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of verdachte met zijn gedraging heeft geprobeerd [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij de steekbeweging van verdachte heeft willen afweren en dat als gevolg daarvan het mes in zijn linkerarm terecht is gekomen en daar een slagader heeft geraakt.. Dee locatie van de steekwond ondersteunt deze verklaring.
De rechtbank heeft de overtuiging dat verdachte niet het boos opzet heeft gehad [slachtoffer] van het leven te beroven. Dat laat onverlet dat naar het oordeel van de rechtbank wel degelijk sprake is van voorwaardelijke opzet op het doden van [slachtoffer] . Verdachte heeft bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer] als gevolg van zijn handelen zou komen te overlijden. Verdachte had een groot en scherp vleesmes in zijn handen waarmee hij [slachtoffer] te lijf is gegaan en heeft gestoken. Hij heeft tevens verklaard met emotie te hebben gestoken. Hij was boos en wilde dat aangever zijn woning verliet. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte [slachtoffer] met kracht, met een scherp vleesmes, heeft gestoken. Verdachte heeft verklaard dat hij daarbij mikte op de schouder van [slachtoffer] .. Door te handelen als hij heeft gedaan, heeft verdachte het risico aanvaard dat hij een kwetsbaar lichaamsdeel zou raken. De schouder bevindt zich dicht in de buurt van zowel de nek als de hartstreek. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke lichaamsdelen uiterst kwetsbaar zijn en dat als gevolg van een messteek een aanmerkelijke kans ontstaat op een dodelijke afloop. Verdachte heeft [slachtoffer] in zijn arm geraakt, daarbij een slagader geraakt, waardoor verdachte (gelet op het enorme bloedverlies) had kunnen overlijden.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer] door zijn handelen zou komen te overlijden.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
primair
op 14 juli 2018 te Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met een vleesmes met kracht in de arm en een slagader van die [slachtoffer] heeft gestoken, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Poging tot doodslag

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat geen sprake is geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding waartegen verdachte zich noodzakelijkerwijs diende te verdedigen. Er heeft geen noodweersituatie bestaan. De officier van justitie concludeert tot verwerping van het noodweer(exces) verweer. De officier van justitie stelt dat, zoals ook volgt uit de psychiatrische en psychologische onderzoeken, verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is. Verdachte is wel strafbaar, aldus de officier van justitie.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft een beroep gedaan op noodweer(exces). Verdachte heeft zich noodzakelijkerwijs moeten verdedigen tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door [slachtoffer] . Indien de rechtbank van oordeel is dat verdachte daarbij de grenzen van de noodzakelijke verdediging heeft overschreden, wordt een beroep gedaan op noodweerexces.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Noodweer(exces)
Voor noodweer is vereist dat de verdediging is gericht tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding.
Uit de verklaringen die verdachte bij de rechter-commissaris en de politie heeft afgelegd volgt naar het oordeel van de rechtbank dat hij de toedracht van het steekincident bij elk verhoor verder heeft uitbreid ten nadele van [slachtoffer] . Verdachte heeft in eerste instantie op 14 juli 2018 een verklaring afgelegd bij de politie. Op 17 juli 2018 komt verdachte bij de rechter-commissaris voor het eerst met de verklaring dat hij zou zijn gewurgd door [slachtoffer] en zich daartegen moest verdedigen. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij op dat moment pas met die verklaring is gekomen, aangezien zijn advocaat hem in eerste instantie had aangeraden zich te beroepen op zijn zwijgrecht.
Uit het eerste verhoor volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat verdachte zwijgt. Verdachte verklaart op 14 juli 2018 tegenover de politie dat hij zich moest verdedigen om hem ( [slachtoffer] ) het huis uit te krijgen. De politie vraagt hem vervolgens hoe dat zit en of hij ( [slachtoffer] ) aanvallend was. Dan zegt verdachte: weet ik veel, hij viel mij aan omdat hij niet uit mijn huis weg wilde, ik voelde me bedreigd. De politie vraagt vervolgens: wat bedoelt u met bedreigend. Daarop zegt verdachte, weet ik veel. Bij zijn politieverhoor dezelfde avond verklaart hij dat [slachtoffer] overal aanzat, dat hij toen geen lucht meer kreeg, dacht dat hij dood ging, hem ging smeken, hem geld bood om weg te gaan en zich moest verdedigen. Als de politie vervolgens vraagt waarom hij zich moest verdedigen zegt verdachte dat [slachtoffer] een kankergek is, dat hij gewoon niet weg gaat, al ga je smeken dat hij weg moet, hij doet het gewoon niet. Ik heb hoge bloeddruk, het werd mij teveel en ik kreeg daardoor geen lucht meer. Pas bij de rechter-commissaris valt voor de eerste keer het woord “wurgen”.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de feiten en omstandigheden die de verdediging aan het noodweer-verweer ten grondslag heeft gelegd, niet aannemelijk geworden. De rechtbank verwerpt het beroep op noodweer(exces).
Persoonlijkheidsonderzoeken
Bij de beoordeling van de strafbaarheid van verdachte houdt de rechtbank voorts rekening met:
- een psychiatrisch rapport van 29 september 2018, uitgebracht door C.A.J. Veldman, psychiater.
Uit dit rapport volgt dat bij verdachte sprake is van een licht verstandelijke beperking, een antisociale persoonlijkheidsstoornis en verslavingsproblematiek. Verdachte had door zijn verstandelijke beperking onvoldoende overzicht over het complexe probleem waartegenover hij zich gesteld zag. Hij was niet in staat er voor te zorgen dat [slachtoffer] zijn huis verliet. Verdachte kon niet anticiperen op zijn acties. Daarnaast was verdachte geprikkeld doordat hij naar zijn werk moest. Verdachte kon niet tijdig voorzien wat zijn gedrag teweeg zou brengen. Gelet op de stoornissen van verdachte adviseert de psychiater het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen aan verdachte.
- een psychologisch rapport van 28 september 2018, uitgebracht door T. ‘t Hoen, GZ-psycholoog.
Uit dit rapport volgt eveneens dat bij verdachte sprake is van een licht verstandelijke beperking, een antisociale persoonlijkheidsstoornis en verslavingsproblematiek.
Als spanning, angst en onmacht hoog oplopen en verdachte de situatie niet meer overziet, neemt het risico op agressieve impulsdoorbraken toe. Verdachte was op het moment van het tenlastegelegde onvoldoende in staat op een meer gezonde en doordachte wijze keuzes te maken en zijn gedrag bij te sturen. Gelet op de stoornissen van verdachte adviseer de psycholoog het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen aan verdachte.
De rechtbank neemt deze conclusies over en zal het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte toerekenen. Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Aan het voorwaardelijk strafdeel dienen de bijzondere voorwaarden te worden verbonden zoals geadviseerd door de reclassering en deze voorwaarden dienen dadelijk uitvoerbaar verklaard te worden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt zij rekening dient te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De verdediging verzoekt aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, met daarnaast een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, met de door de reclassering genoemde voorwaarden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag door met kracht met een scherp vleesmes inde arm van [slachtoffer] te steken. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij [slachtoffer] met een groot en scherp vleesmes te lijf is gegaan en heeft gestoken. [slachtoffer] heeft als gevolg van het steken door verdachte een slagaderlijke bloeding opgelopen die zonder tijdig medisch ingrijpen tot de dood had kunnen leiden.
Uit hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen en ook door zijn advocaat ter terechtzitting is toegelicht, blijkt dat [slachtoffer] nog altijd veel hinder ondervindt van de gevolgen van het steekincident. [slachtoffer] heeft een operatie moeten ondergaan aangezien er een slagader was geraakt waarbij hij de kans liep zijn gehele onderarm te verliezen. Hij heeft ongeveer zes maanden moeten herstellen van de operatie. Er is sprake van blijvend letsel, gevoelloosheid van pink- en ringvinger en krachtsverlies van arm. Gelet op het voorgaande is duidelijk dat de gedraging van verdachte veel leed (heeft) veroorzaakt bij [slachtoffer] . [slachtoffer] is naar buiten gerend en uiteindelijk bij een bushalte onwel geworden, een spoor van bloed achterlatend. Een en ander heeft op de getuigen hiervan een behoorlijke indruk gemaakt. Het gedraag van verdachte veroorzaakt extra gevoelens van onveiligheid en onrust in de maatschappij.
Persoon van de verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook acht geslagen op:
  • een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 31 december 2018;
  • een reclasseringsadvies van 12 oktober 2018, opgesteld door B. Westra, reclasseringswerker, waarin wordt geadviseerd aan verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen en daaraan de volgende bijzondere voorwaarden te verbinden: meldplicht bij het Leger des Heils in Lelystad, meewerken aan een ambulant hulpverleningstraject zoals dat al loopt bij het Leger des Heils en een contactverbod met [slachtoffer] . Daarbij is dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden geadviseerd;
Op te leggen straf
Naast de reeds hiervoor opgenomen omstandigheden heeft de rechtbank bij de straftoemeting ook rekening gehouden met het volgende. Verdachte is op dit moment nog steeds in het bezit van een eigen huurwoning. Het is duidelijk dat verdachte er jaren over heeft gedaan om op dit punt in zijn leven te komen. Ter terechtzitting is naar voren gekomen dat de woning van verdachte nog maar voor een korte periode voor hem beschikbaar kan worden gehouden. De rechtbank is van oordeel dat het verlies van zijn woning als niet te onderschatten risico met zich meebrengt dat verdachte (wederom) zal afglijden. Dit is niet in het belang van verdachte en ook niet van de maatschappij. Verder houdt de rechtbank er rekening mee dat, zoals ook al uit het persoonlijkheidsonderzoek naar voren is gekomen, verdachte vanuit spanning, angst en onmacht heeft gereageerd en op dat moment niet in staat was om een andere keus te maken.
Alles overwegende acht de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 4 maanden geheel voorwaardelijk en met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden. Aan deze voorwaardelijke straf zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden. De rechtbank zal de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaren. De aard, de ernst en de context van het bewezenverklaarde feit in samenhang met de justitiële documentatie betreffende verdachte maken dat er naar het oordeel van de rechtbank ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 3.000,- bestaande uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 1500,- voor toewijzing in aanmerking komt. Het overige deel van de vordering dient niet-ontvankelijk te worden verklaard. De officier van justitie stelt tevens dat de schadevergoedingsmaatregel kan worden opgelegd.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen, aangezien de benadeelde partij geen stukken ter onderbouwing heeft overgelegd waaruit kan worden afgeleid dat hij psychische schade heeft geleden.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit het procesdossier en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen, is de rechtbank voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Anders dan de raadsman stelt is het op grond van de wet in dit geval niet noodzakelijk dat de benadeelde partij stukken ter onderbouwing overlegt waaruit volgt dat de benadeelde partij psychische schade heeft geleden als gevolg van het handelen van verdachte. Uit de overgelegde letselrapportage van dr. M. Wind, GGD-arts, van 15 juli 2018 en de foto’s in het procesdossier, blijkt dat het slachtoffer als gevolg van het steekincident een diepe steekwond in zijn linkerarm heeft opgelopen en dat zijn gehele onderarm opengesneden moest worden omdat ten gevolge van die steekwond (waarbij een slagader is geraakt) de druk in de arm te groot was geworden. Ook staat vast dat het slachtoffer in het ziekenhuis is behandeld en een operatie heeft moeten ondergaan en het herstel ongeveer zes maanden heeft geduurd. Tevens stelt de rechtbank vast dat sprake is van blijvend letsel, te weten gevoelloosheid van pink- en ringvinger en krachtsverlies van de arm. Deze immateriële schade stelt de rechtbank naar billijkheid vast op een bedrag van € 2.000,-.
De rechtbank merkt op dat er mogelijk sprake is geweest van enige mate van eigen schuld aan de zijde van aangever. Verdachte heeft steeds herhaald dat hij aangever heel erg graag uit zijn woning wilde hebben en dat aangever hier niet aan voldeed. In hoeverre en in welke mate hiervan sprake is, is een kwestie die deze strafprocedure te buiten gaat. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De rechtbank zal de vordering tot het bedrag van € 2000,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 14 juli 2018 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.000,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 14 juli 2018. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 30 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 36f, 45, 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 4 (vier) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als algemene voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , zolang het Openbaar Ministerie dit noodzakelijk acht;
* zich op de door de reclassering aan te geven dagen en tijdstippen bij het Leger des Heils te Lelystad aan De Meent 2 zal melden, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich onder behandeling zal (blijven) stellen van het Leger des Heils en Amethist of een soortgelijke zorginstelling, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de meldplicht en ambulant hulpverleningstraject en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- waarbij de politie opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van het contactverbod;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering en de politie dadelijk uitvoerbaar zijn;
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 2000,-;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2018 tot de dag van volledige betaling;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 2000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2018 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 30 dagen hechtenis;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.E.M. Kranenbroek, voorzitter, mrs. R.B. Eigeman en N.V.M. Gehlen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. O.S. Salet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 februari 2019.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 14 juli 2018 te Almere, althans in het arrondissement Midden Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met een (vlees)mes (met kracht) in de richting van de borst en/of in de arm en/of in een slagader, althans in (de richting van) het lichaam, van die [slachtoffer] heeft gestoken, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 14 juli 2018 te Almere, althans in het arrondissement Midden Nederland, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar 1ichamelijk letsel, namelijk: verwondingen aan de arm
(waarbij deze verwondingen (groot) bloedverlies hebben opgeleverd en/of
- waarbij deze verwondingen operatief ingrijpen noodzakelijk hebben gemaakt en/of
- als gevolg van deze verwondingen langdurige (medische) zorg nodig is/zal zijn en/of
- als gevolg waarvan een lange herstelperiode noodzakelijk is/ te verwachten is en/of
- als gevolg waarvan (een) (blijvende) litteken(s) is/zijn ontstaan / te verwachten is/zijn en/of
- als gevolg waarvan (een) blijvende (gedeeltelijke) beperking(en) aan (de/een spier(en) van) de (onder)arm en/of de hand en/of een/de vinger(s) is/zijn ontstaan, althans te verwachten is/zijn),
heeft toegebracht, door voornoemde [slachtoffer] opzettelijk met een (vlees)mes (met kracht)
in zijn arm, althans zijn lichaam, te steken, althans te raken;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 14 juli 2018 te Almere, althans in het arrondissement Midden Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een (vlees)mes (met kracht) in de richting van de borst en/of in de arm en/of in een slagader, althans in (de richting van) het lichaam, van voornoemde [slachtoffer] heeft gestoken, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 16 juli 2018, genummerd 2018202880, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 130. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 12.
3.Pagina 13.
4.Pagina 16.
5.Pagina 116.
6.Pagina 19.