5.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 23 augustus 2017 fietste in het centrum van Almere-Stad waar hij [verdachte] , [A] en [B] tegen kwam. [slachtoffer] fietste in de richting van het [.] . Die gasten kwamen achter hem aangerend. [slachtoffer] kreeg vervolgens klappen van [voornaam van A] . [voornaam van A] sloeg [slachtoffer] met een gebalde rechtervuist net achter zijn oor. [slachtoffer] verklaarde dat hij pijn voelde toen hij werd geraakt. Op de plek waar hij werd geraakt zat een behoorlijke bult.
Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat de hierna genoemde verdachte [1] [verdachte] betreft en verdachte [2] [A] .Verbalisant [verbalisant] heeft camerabeelden van het incident bekeken. Uit het proces-verbaal beschrijving camerabeelden komt het volgende naar voren:
18:51 verdachte 1 loopt naar het slachtoffer. Verdachten 2 en 3 volgen. Verdachte 1 zoekt confrontatie met het slachtoffer. Verdachte 2 volgt. Slachtoffer vlucht. Verdachte 2 duwt het slachtoffer, waardoor het op de rode bank terecht komt. Verdachte 1 staat op de rode bank achter het slachtoffer en geeft met zijn linkerbeen een krachtige trap tegen het hoofd van slachtoffer;
18:51 verdachte 2 geeft met zijn linkerbeen een krachtige trap tegen het hoofd van het slachtoffer;
18:51 verdachte 1 geeft met zijn linkerbeen een krachtige trap tegen het hoofd van slachtoffer;
18:51 verdachte 2 geeft met zijn rechterbeen een krachtige trap tegen het hoofd van het slachtoffer;
18:52 verdachte 1 geeft met zijn linkerbeen een krachtige trap op het hoofd van slachtoffer. Tegelijkertijd slaat verdachte 2 met zijn linkerarm krachtig tegen het hoofd van het slachtoffer;
18:52 verdachte 2 slaat meerdere keren met beide armen krachtig tegen het hoofd van het slachtoffer;
18:52 alle drie de verdachten lopen weg.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat [voornaam van slachtoffer] werd aangesproken door drie jongens. Verdachte [1] (
de rechtbank begrijpt: [voornaam van verdachte]) ging voor hem staan en maakte een slaande beweging richting hem. [voornaam van slachtoffer] liep weg. Verdachten [1] en [2] liepen achter hem aan. [voornaam van slachtoffer] ging op een bank zitten. Verdachte [1] ging achter hem op de bank staan en gaf een trap tegen het hoofd van [voornaam van slachtoffer] . Hij werd behoorlijk hard getrapt. Hierna kreeg [voornaam van slachtoffer] van verdachte [1] een aantal vuistslagen.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij zag dat verdachte [1] (
de rechtbank begrijpt: [voornaam van A]) het slachtoffer een ferme duw gaf waardoor hij op een bank terecht kwam.
Hierna werden er meerdere klappen uitgedeeld richting slachtoffer. Hij werd geslagen door
verdachten [1] en [2]. Getuige [getuige 1] zag dat verdachte [2] vervolgens ook op het bankje
ging staan en het slachtoffer een krachtige trap met zijn voet op het achterhoofd gaf.
Hierdoor viel het slachtoffer naar voren en kreeg van beide daders nog meer klappen en
schoppen.
Verdachte heeft ter terechtzitting op 28 november 2018 verklaard :
Het klopt dat dit is gebeurd op het [.] in Almere. Dat is inderdaad [slachtoffer] . Het was niet de bedoeling om hem aan te raken. Ik wilde verhaal halen. Ik liep op hem af en hij deed lacherig, waardoor ik boos en agressief werd. Ik ben toen doorgeslagen.
Vervolgens kwam ik van achteren aanrennen en stond ik achter hem op het bankje. Ik heb hem toen hard geschopt op zijn hoofd. Ik had niet de bedoeling om hem dood te maken. Dat was niet één keer, maar vaker.
Vrijspraak primair
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij het slachtoffer meerdere keren, onder andere op het hoofd, heeft geschopt. Hij heeft dit met geschoeide voet, te weten met gymschoenen, gedaan. Dit blijkt uit de verklaringen van getuige [getuige 2] , getuige [getuige 1] en uit datgene wat verbalisant [verbalisant] aan de hand van de camerabeelden heeft gerelateerd.
De vraag die de rechtbank ten aanzien van het primair ten laste gelegde moet beantwoorden is of verdachte met zijn handelen (voorwaardelijk) opzet op de dood van [slachtoffer] heeft gehad. Daarvoor is van belang of verdachte met zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer] zou overlijden ten gevolge met name het schoppen tegen het hoofd van [slachtoffer] .
De rechtbank is van oordeel dat sprake is geweest van fors geweld door verdachte en medeverdachte doordat zij met sportschoenen meermalen tegen het hoofd van het slachtoffer hebben geschopt. Verdachte is op de bank gesprongen, waar het slachtoffer op zat, waardoor hij met zijn been op hoofdhoogte van het slachtoffer kwam en heeft hem vervolgens van achteren tegen het hoofd van slachtoffer geschopt.
In bepaalde omstandigheden kan het met geschoeide voet tegen het hoofd schoppen, een aanmerkelijke kans op het intreden van de dood opleveren. In de onderhavige zaak heeft de rechtbank weliswaar kunnen vaststellen dat verdachte en zijn mededader meermalen tegen het hoofd van het slachtoffer hebben geschopt, maar heeft de rechtbank niet kunnen vaststellen dat dit met een zodanige kracht is gebeurd, dan wel met zodanig hard, puntig of anderszins gevaarlijk schoeisel, dat met dit schoppen een aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer is ontstaan. Verdachte zal daarom van het primair ten laste gelegde medeplegen van poging doodslag worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring subsidiair
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de subsidiaire ten laste gelegde poging tot zware mishandeling van [slachtoffer] . Verdachte en de medeverdachte hebben meerdere keren tegen het hoofd van het slachtoffer geschopt en geslagen. Aldus handelend heeft verdachte de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer hierdoor zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.