ECLI:NL:RBMNE:2019:6786

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 januari 2019
Publicatiedatum
11 januari 2024
Zaaknummer
16/182786-18 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersruzie leidt tot aanrijding en belediging van politieambtenaren

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 7 januari 2019 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersruzie. Op 13 september 2018 heeft de verdachte, na een conflict met het slachtoffer, met zijn auto op het slachtoffer ingereden. Het slachtoffer belandde op de motorkap van de auto en viel vervolgens van de auto af, waarbij hij diverse verwondingen opliep, waaronder een gebroken sleutelbeen en ribben, en een klaplong. Na zijn aanhouding beledigde de verdachte twee politieagenten die hem hielpen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een voorwaardelijke rijontzegging van 12 maanden, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel had toegebracht aan het slachtoffer en dat hij zich hinderlijk had gedragen tegenover de politie.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/182786-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 7 januari 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,geboren op [1972] te [geboorteplaats] (Turkije),
thans gedetineerd te [verblijfplaats] ,
[adres] , [postocde] [plaats 1] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 december 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. H. Leepel en van hetgeen verdachte en mr. J.J. Stobbe, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: als bestuurder op 13 september 2018 te Zeist met een personenauto op [slachtoffer] is afgereden en, nadat die [slachtoffer] op de motorkap is beland, is doorgereden en aldus heeft geprobeerd [slachtoffer] van het leven te beroven (primair), dan wel hem zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht (subsidiair), in ieder geval heeft geprobeerd hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (meer subsidiair);
feit 2: op 13 september 2018 te Amersfoort [A] en [B] , beiden werkzaam als ambtenaar bij politie eenheid Midden-Nederland, heeft beledigd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde. Uit de bewijsmiddelen niet worden opgemaakt dat verdachte het opzet had om [slachtoffer] aan te rijden. Dat verdachte de intentie zou hebben gehad om [slachtoffer] van het leven te beroven (het onder 1 primair ten laste gelegde) kan niet worden afgeleid uit de uitlatingen die hij bij zijn aanhouding heeft gedaan, omdat die door hem in emotie zijn gedaan en deze woorden volgens verdachte zijn verdraaid. Van voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer] is evenmin sprake, nu niet uit het dossier blijkt dat de snelheid van de auto hoog is geweest, mede gelet op de korte afstand. Er was om die reden geen sprake van een aanmerkelijke kans dat [slachtoffer] als gevolg van de aanrijding zou komen te overlijden.
Nu uit de medische stukken blijkt dat er bij [slachtoffer] sprake is van volledig herstel , zonder de noodzaak van een operatie, is van zwaar lichamelijk letsel geen sprake. Verdachte dient dan ook van het subsidiair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Voor een bewezenverklaring van het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde (poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel) ontbreken essentiële gegevens in het dossier over de snelheid van het voertuig en het letsel van [slachtoffer] . Verdachte moet daarom van het meer subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
De raadsman heeft zich, wat betreft feit 2, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van feit 1 primair
De rechtbank dient allereerst de vraag te beantwoorden of wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte opzettelijk met hoge snelheid op [slachtoffer] is ingereden en of daarmee sprake is van een poging tot doodslag. De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte heeft geprobeerd [slachtoffer] van het leven te beroven. Op basis van het dossier kan (onder meer) niet worden vastgesteld hoe groot de afstand was tussen verdachte en [slachtoffer] op het moment dat verdachte begon te rijden. Ook is niet vastgesteld hoe hoog de snelheid van het voertuig van verdachte was op het moment dat [slachtoffer] werd geraakt. Om die reden kan niet bewezen worden of er een aanmerkelijke kans was dat [slachtoffer] als gevolg van de aanrijding zou komen te overlijden. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
Het bewijs voor feit 1
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling heeft begaan op grond van de volgende bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen [1]
Op 14 september 2018 wordt door [slachtoffer] aangifte gedaan. [slachtoffer] verklaart dat hij op 13 september 2018 samen met zijn vriendin, [getuige] , bij de oprit van de [rijksweg] te [plaats 2] was. Hij zette zijn auto stil op de vluchtstrook [2] en liep langs de berm richting de andere auto. [slachtoffer] zag dat deze auto weer begon te rijden. Hij zag vervolgens dat de bestuurder van de auto opeens zijn snelheid verhoogde en zijn kant op stuurde. [slachtoffer] sprong richting de berm om de auto te ontwijken, maar werd door de auto aan zijn rechterzijde geraakt. Hij zag dat de auto doorreed richting de berm. [slachtoffer] lag even op de motorkap en viel er vervolgens af. [3]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat ze, op 13 september 2018, zag dat [slachtoffer (voornaam)] (
de rechtbank begrijpt: [slachtoffer]) uitstapte en naar de auto toe liep die achter hen stond. Ze zag dat de auto ging rijden, vaart maakte en op [slachtoffer (voornaam)] af reed. [getuige] zag [slachtoffer (voornaam)] opzij springen in de richting van de berm en zag dat [slachtoffer (voornaam)] geraakt werd door de auto aan zijn rechterkant. Ze zag dat hij op de motorkap van de auto belandde en werd meegenomen. Vervolgens zag ze dat [slachtoffer (voornaam)] van de auto afviel. [4]
Uit de geneeskundige verklaring van 14 september 2018 blijkt dat sprake is van een clavicula (
de rechtbank begrijpt: sleutelbeen) fractuur rechts en van drie ribfracturen. In verband met een pneumothorax (
de rechtbank begrijpt: een klaplong) is een thoraxdrain geplaatst. De genezing wordt geschat op 3 dagen (thoraxdrain) en 3 maanden (ribfracturen en clavicula fractuur). [5]
In een brief van [arbodienstverlener] van 24 oktober 2018, gericht aan de [onderwijsinstelling] (de werkgever van [slachtoffer] ), wordt opgemerkt dat [slachtoffer] zijn eigen werk niet voor de volle omvang kan verrichten. De prognose is dat hij dit werk weer volledig kan hervatten over ongeveer 12 weken. [6]
Verdachte heeft op 17 september 2018 bij de rechter-commissaris verklaard dat je niet zomaar iemand aanrijdt; dan moet er toch iets ergs gebeurd zijn. [7]
Opzet?
De rechtbank stelt vast dat er over de verkeersruzie tussen verdachte en [slachtoffer] en de daarop volgende aanrijding van [slachtoffer] geen verklaringen zijn afgelegd door onafhankelijke derden. Wel staat voor de rechtbank vast dat [slachtoffer] door de aanrijding diverse fracturen en een klaplong heeft opgelopen.
Bij de beantwoording van de vraag wat de feitelijke toedracht van de aanrijding van [slachtoffer] is geweest, merkt de rechtbank allereerst op dat door [slachtoffer] en zijn partner [getuige] consistente verklaringen zijn afgelegd. Kort na de aanrijding belt verdachte met zijn werkgever en vertelt hem dat hij een ongeluk heeft gehad, maar verzwijgt hij de verkeersruzie en het aanrijden van een persoon. Vervolgens wordt verdachte aangehouden. De verbalisanten horen dan, nadat ze verdachte om zijn identiteitsbewijs hebben gevraagd, dat verdachte zegt: “Ik heb iemand aangereden. Ik wilde hem vermoorden”. Later verklaart verdachte bij de rechter-commissaris dat “je niet zomaar iemand aanrijdt”. Vervolgens verklaart hij op 24 september 2018 dat hij wegreed en [slachtoffer] probeerde te ontwijken, waardoor hij in de berm terecht kwam. Ten slotte heeft verdachte ter zitting verklaard dat hij niet gemerkt heeft dat hij [slachtoffer] heeft aangereden, maar dat hij achteraf heeft bedacht dat de spiegel van zijn auto wellicht het letsel bij [slachtoffer] heeft veroorzaakt.
Verdachte heeft, zoals uit deze opsomming blijkt, zeer wisselend en tegenstrijdig verklaard over de aanrijding. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij niet gemerkt zou hebben dat hij [slachtoffer] heeft aangereden, ongeloofwaardig. Gelet op het letsel van [slachtoffer] moet verdachte hem bij de aanrijding namelijk hard geraakt hebben. Ook het scenario dat verdachte in zijn laatste verklaringen schetst over de poging om [slachtoffer] te ontwijken, waardoor hij in de berm terecht kwam acht de rechtbank niet aannemelijk. Zowel verdachte als [slachtoffer] hebben verklaard dat sprake was van een geruime afstand tussen de auto van verdachte en [slachtoffer] . Verdachte heeft de rechtbank niet duidelijk kunnen maken waarom hij -in het geval hij [slachtoffer] wilde ontwijken- niet richting de rijbaan had kunnen sturen, eventueel door eerst achteruit te rijden en weg had kunnen rijden.
Gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden ziet de rechtbank aanleiding het scenario te volgen, waarover consistent is verklaard door [slachtoffer] en [getuige] , namelijk dat verdachte gas heeft gegeven en bewust met zijn auto tegen [slachtoffer] is aangereden.
Verdachte heeft door met enige snelheid met een personenauto tegen [slachtoffer] aan te rijden -ten minste- bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer] hierdoor zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Zwaar lichamelijk letsel?
Bij [slachtoffer] was sprake van een gebroken sleutelbeen, drie ribfracturen en een klaplong. Voor de klaplong moest een drain worden geplaatst. Uit de stukken die zijn overgelegd met betrekking tot het re-integratietraject van [slachtoffer] blijkt dat hij op 24 oktober 2018 nog niet aan het werk was en dat hij naar verwachting pas na 12 weken (na deze datum) zijn werk weer volledig zou kunnen hervatten. Gezien het letsel en het langdurige re-integratietraject is daarom sprake van zwaar lichamelijk letsel.
Het bewijs voor feit 2
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 2 ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 december 2018;
  • het proces-verbaal van bevindingen van 14 september 2018, opgemaakt door [A] , hoofdagent van politie Eenheid Midden-Nederland, en [B] , aspirant van politie Eenheid Midden-Nederland.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
subsidiair
op 13 september 2018 te [plaats 2] , aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken sleutelbeen en een klaplong en gebroken ribben, heeft toegebracht door als bestuurder van een voertuig, terwijl die [slachtoffer] op de vluchtstrook van de oprit van de [rijksweg] liep
- met een personenauto op die [slachtoffer] af te rijden en
- nadat die [slachtoffer] op de motorkap van die personenauto was beland door te rijden;
2.
op 13 september 2018 te [plaats 3] opzettelijk beledigend [A] (hoofdagent van politie eenheid Midden-Nederland) en [B] (aspirant van politie eenheid Midden-Nederland) gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, op of aan de openbare weg, te weten de [straat] , en in hunner tegenwoordigheid, mondeling heeft toegevoegd de woorden: “Kankerhomo” en “Kankerlijer” en “Je hebt een kankermoeder”.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

6.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat sprake is van noodweer. Verdachte zou door [slachtoffer] tot stoppen zijn gedwongen, waarna [slachtoffer] is uitgestapt en naar de auto van verdachte is toegelopen. [slachtoffer] zocht de confrontatie met verdachte op. Verdachte had volgens de raadsman het recht zich tegen deze wederrechtelijke aanranding te verdedigen.
6.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman. Dat verdachte door [slachtoffer] tot stoppen is gedwongen, is feitelijk onjuist nu uit zowel de verklaring van verdachte als die van [slachtoffer] blijkt dat verdachte zijn auto op eigen initiatief op de vluchtstrook heeft stilgezet. Vervolgens heeft ook [slachtoffer] zijn auto op de vluchtstrook geparkeerd en is hij uitgestapt.
Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat de dreiging van [slachtoffer] bestond uit het feit dat hij zijn auto op de vluchtstrook had stilgezet, uitstapte en naar zijn auto toe kwam lopen. Uit deze feiten en omstandigheden blijkt niet van een wederrechtelijke aanranding, waartegen verdachte zich mocht verdedigen. Er was dus geen sprake van een noodweersituatie.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 subsidiair: zware mishandeling;
feit 2: eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

7.1
Voor zover de rechtbank van oordeel is dat geen sprake is van een noodweersituatie, dan mocht verdachte (die de situatie in dat geval onjuist had ingeschat) in ieder geval menen dat hij zich mocht verdedigen (putatief noodweer). Gezien de situatie kon en mocht verdachte veronderstellen dat [slachtoffer] geen vreedzame bedoelingen had.
7.1
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank verwerpt ook dit verweer van de raadsman. Het is niet aannemelijk geworden dat verdachte op grond van de omstandigheden, zoals die hiervoor zijn geschetst, mocht menen dat hij werd aangevallen en om die reden op [slachtoffer] is ingereden.
Er zijn dus geen omstandigheden gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit bij de strafoplegging rekening te houden met het feit dat het de laatste jaren erg goed gaat met verdachte.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte is na een verkeersruzie met zijn auto ingereden op het slachtoffer. Het slachtoffer is op de motorkap van de auto beland en is vervolgens van de auto afgevallen. Hierdoor heeft hij een gebroken sleutelbeen, gebroken ribben en een klaplong opgelopen. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat het incident een grote impact heeft gehad op het slachtoffer en zijn vriendin en nog steeds van invloed is op hun dagelijks functioneren. Verdachte heeft totaal verkeerd gehandeld door met zijn auto op het slachtoffer in te rijden. De rechtbank neemt dit verdachte bijzonder kwalijk.
Na zijn aanhouding heeft verdachte twee agenten beledigd. Verdachte heeft zich hiermee erg hinderlijk gedragen tegenover politieambtenaren, die bezig waren met het uitoefenen van hun functie.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 27 november 2018 blijkt dat verdachte in het verleden meerdere keren is veroordeeld voor een geweldsdelict, waaronder een veroordeling ter zake van een levensdelict in 2002. De rechtbank zal hiermee in het nadeel van verdachte rekening houden.
Aan het psychologisch onderzoek heeft verdachte niet willen meewerken. De reclassering merkt in haar rapport van 3 december 2018 op dat, nu geen informatie bekend is over de psyche van verdachte, er geen gericht plan van aanpak kan worden opgesteld. Om die reden worden door de reclassering geen bijzondere voorwaarden geadviseerd. De rechtbank volgt het advies van de reclassering en zal aan verdachte geen bijzondere voorwaarden opleggen gericht op begeleiding door de reclassering. Wel zal de rechtbank aan verdachte als bijzondere voorwaarde een contactverbod opleggen met het slachtoffer, [slachtoffer] , en zijn partner [getuige] .
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Deze oriëntatiepunten gaan voor het “opzettelijk toebrengen van middelzwaar lichamelijk letsel met behulp van een wapen (niet zijnde een vuurwapen)” uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden. Verdachte heeft zijn personenauto als wapen gebruikt door hiermee het slachtoffer aan te rijden. Daardoor is niet alleen een zeer gevaarzettende situatie ontstaan, maar heeft het slachtoffer ook daadwerkelijk zwaar lichamelijk letsel opgelopen. In strafverzwarende zin neemt de rechtbank mee dat verdachte eerder is veroordeeld voor (ernstige) geweldsdelicten. Bovendien neemt de rechtbank als strafverzwarend mee dat het misdrijf plaatsvond naar aanleiding van een verkeersruzie.
Om de kans op (gewelds)recidive te verminderen zal de rechtbank een deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden.
Omdat verdachte het delict heeft gepleegd als bestuurder van een motorvoertuig en hij zijn voertuig daarbij als wapen heeft ingezet, zal de rechtbank aan verdachte daarnaast een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen voor de duur van 12 maanden, eveneens met een proeftijd van 2 jaren.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 57, 267 en 302 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 179a van de Wegenverkeerswet 1994;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 subsidiair en 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 14 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met (aangever) [slachtoffer] en zijn partner [getuige] ;
- ontzegt verdachte ter zake van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden;
- bepaalt dat de ontzegging niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. Spee, voorzitter, mrs. V. van Dam en L.M. Reijnierse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C. van Reenen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 januari 2019.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 13 september 2018 te Zeist, althans in arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, door als bestuurder van een voertuig,
(terwijl die [slachtoffer] op de vluchtstrook van de oprit van de [rijksweg] richting [.] liep)
- met een personenauto met hoge snelheid op die [slachtoffer] af te rijden en/of
- nadat die [slachtoffer] op de motorkap van die personenauto was beland door te rijden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 september 2018 te Zeist, althans in arrondissement Midden-Nederland, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken sleutelbeen en/of een klaplong en/of gebroken ribben, heeft toegebracht door als bestuurder van een voertuig,
(terwijl die [slachtoffer] op de vluchtstrook van de oprit van de [rijksweg] richting [.] liep)
- met een personenauto met hoge snelheid op die [slachtoffer] af te rijden en/of
- nadat die [slachtoffer] op de motorkap van die personenauto was beland door te rijden;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair
hij op of omstreeks 13 september 2018 te Zeist, althans in arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, als bestuurder van een voertuig,
(terwijl die [slachtoffer] op de vluchtstrook van de oprit van de [rijksweg] richting [.] liep)
- met een personenauto met hoge snelheid op die [slachtoffer] is afgereden en/of
- nadat die [slachtoffer] op de motorkap van die personenauto was beland is doorgereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 13 september 2018 te Amersfoort, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk beledigend [A] (hoofdagent van politie eenheid Midden-Nederland) en/of [B] (aspirant van politie eenheid Midden-Nederland) gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun/zijn bediening, op of aan
de openbare weg, te weten de [straat] , en in hunner/diens tegenwoordigheid, mondeling heeft toegevoegd de woorden: "Kankerhomo" en/of "Kankerlijer" en/of "Je hebt een kankermoeder";
( art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 267 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 10 oktober 2018, genummerd PL0900 2018265594, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 124. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van aangifte, gedaan door [slachtoffer] , van 16 september 2018, pagina 7.
3.Het proces-verbaal van aangifte, gedaan door [slachtoffer] , van 16 september 2018, pagina 8.
4.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] van 14 september 2018, pagina 70.
5.Een geschrift, te weten een geneeskundige verklaring, van 14 september 2018, pagina 11.
6.Een geschrift, te weten een brief van [arbodienstverlener] van 24 oktober 2018.
7.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, opgemaakt door de rechter-commissaris op 17 september 2018, blad 3.
8.Pagina 37 en 38.