ECLI:NL:RBMNE:2019:6781

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 december 2019
Publicatiedatum
15 februari 2023
Zaaknummer
16/144833-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woninginbraak met geweld en poging tot inbraak in bedrijfsruimte

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, is de verdachte beschuldigd van meerdere ernstige misdrijven, waaronder woninginbraak met geweld, diefstal van goederen, en poging tot inbraak. De zaak betreft een incident op 15 mei 2019, waarbij de verdachte samen met anderen een 97-jarige vrouw heeft beroofd van sieraden door zich voor te doen als gemeentewerkers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders de vrouw geweld hebben aangedaan door haar te duwen, wat leidde tot de diefstal van haar waardevolle bezittingen.

Daarnaast is de verdachte betrokken geweest bij een woninginbraak tussen 27 en 29 april 2019, waarbij vuurwapens, een kluis, en andere waardevolle goederen zijn gestolen uit de woning van een andere aangever. De verdachte heeft ook gebruik gemaakt van een gestolen bankpas om geldbedragen van in totaal € 6.852,12 te pinnen. De rechtbank heeft bewijs gevonden in de vorm van getuigenverklaringen, camerabeelden, en DNA-analyse die de betrokkenheid van de verdachte bij deze misdrijven bevestigen.

Op 31 mei 2019 heeft de verdachte samen met een mededader geprobeerd in te breken in een restaurant, maar deze poging is mislukt. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan alle tenlastegelegde feiten en heeft een gevangenisstraf van drie jaar opgelegd, met inachtneming van de ernst van de gepleegde misdrijven en de impact op de slachtoffers. De rechtbank heeft ook de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling van de verdachte gedeeltelijk toegewezen, gezien zijn recidive.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/144833-19 (P); 99/000672-43 (vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidsstelling).
Vonnis van de meervoudige kamer van 27 december 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1993 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres 1] , [postcode] [woonplaats] ,
thans gedetineerd in de [verblijfplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 1 oktober 2019 en 13 december 2019.
De zaak is op 13 december 2019 gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld met de zaak tegen medeverdachte [medeverdachte 1] onder parketnummer 16/144844-19.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Drogt en van hetgeen verdachte en mr. M. van Keulen, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
op 15 mei 2019 te [plaats 1] , samen met anderen, diverse sieraden, van mevrouw [slachtoffer 1] , heeft weggenomen, waarbij die 97-jarige mevrouw [slachtoffer 1] is geduwd;
Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde:
in de periode van 27 april 2019 tot en met 29 april 2019 te [plaats 2] , samen met anderen, bij een woninginbraak heeft weggenomen vuurwapens met bijbehorende munitie, een kluis en waardepapieren, een personenauto en sleutels, sieraden, een bankpas, een laptop en een sigarendoos, toebehorende aan de heer [slachtoffer 2] ;
Ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde:
in de periode van 29 april 2019 tot en met 30 april 2019 te [plaats 3] en [plaats 4] en [plaats 5] , samen met anderen, een bankpas, een laptop en een sigarendoos voorhanden heeft gehad terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
in de periode van 29 april 2019 tot en met 30 april 2019 te [plaats 3] en [plaats 4] en [plaats 5] , samen met anderen, door te pinnen met een gestolen pinpas een geldbedrag van in totaal € 6.852,12, toebehorende aan de heer [slachtoffer 2] en/of [bedrijf 1] B.V., heeft weggenomen;
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
op 31 mei 2019 te [plaats 6] , samen met anderen, uit een bedrijfspand heeft geprobeerd geld en/of goederen weg te nemen door de zijdeur van het pand open te breken en in het pand de kluis open te breken.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, onder 2 primair, onder 3 en onder 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde en voert daartoe aan dat ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde de aangeefster op het eerste moment verklaart dat er drie negroïde mannen haar woning binnendrongen en op een later moment verklaart over een Aziatisch gekleurde man met een zeer afwijkende huidskleur. Daarnaast zijn de vermeende herkenningen van verdachte door de verbalisanten onbetrouwbaar en komen de verklaringen van de getuigen en de camerabeelden niet overeen met het uiterlijk en de kleding van verdachte. Verder is de witte Renault waarin de daders zouden zijn gestapt, niet gehuurd door verdachte en ook niet bij hem in gebruik. Ten slotte zegt de aanwezigheid van DNA van medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) op de plaats delict niets over de betrokkenheid van verdachte.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde voert de raadsvrouw aan dat bij de woninginbraak geen persoon is gezien die qua uiterlijk overeenkomt met verdachte en dat diezelfde nacht een ander persoon is te zien met de weggenomen Jaguar. Voorts blijkt uit het ter terechtzitting afgespeelde telefoongesprek dat verdachte niet de persoon is die de weggenomen manchetknopen wilde verkopen en heeft de vriendin van verdachte verklaard dat de weggenomen goederen die bij haar thuis zijn aangetroffen door medeverdachte [medeverdachte 1] daar zijn neergelegd. Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde stelt de raadsvrouw dat de medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bekend dat hij vijf keer heeft gepind met de weggenomen bankpas. Daarnaast zijn de camerabeelden van [bedrijf 2] te onduidelijk om iemand op te herkennen en zijn de herkenningen van verdachte door de verbalisanten onbetrouwbaar. Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde betoogt de raadsvrouw dat verdachte niet de persoon is die met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] belt en dat de stemherkenning onbetrouwbaar is. Ten slotte blijkt uit het karakter van het telefoongesprek dat er vooral ruzie wordt gemaakt en niet dat er serieus wordt gesproken over het plegen van een bedrijfsinbraak.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Mevrouw [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1922, heeft aangifte gedaan van diefstal uit haar woning, gelegen aan de [adres 2] te [plaats 1] , gepleegd op 15 mei 2019 tussen 13:05 uur en 13:12 uur. Op 15 mei 2019 werd rond 11:00 uur bij haar aangebeld door een persoon die zei dat hij van de gemeente was en dat hij kwam voor een controle van de lekkage. De aangeefster heeft deze persoon niet binnen gelaten, waarna hij zei dat hij rond 13:00 uur zou terugkomen. [2] Om 13:00 uur kwam weer een man bij de woning van de aangeefster, waarna zij hem binnen liet. Deze man zei dat hij van de gemeente was en dat hij kwam kijken of er een lekkage was. Hij had een zeem vast. Hij liep de badkamer in en zei tegen de aangeefster dat ze onder de wasbak moest kijken. De man probeerde haar verder de badkamer in te duwen, waarna de aangeefster zag dat er nog een man de woonkamer in glipte. De man van de gemeente probeerde haar verder de badkamer in te duwen en kort daarna zag aangeefster dat er twee mannen naar buiten renden. De man van de gemeente rende er achteraan en liet daarbij de zeem vallen. Aan het begin van de avond zag de aangeefster dat er lege sieradendoosjes in haar slaapkamer lagen en dat er een aantal sieraden waren weggenomen. [3] Op de inbeslaggenomen zeem werd een DNA-mengprofiel aangetroffen waarbij de hypothese dat het DNA betreft van [medeverdachte 2] en een ander persoon meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is dan wanneer het DNA betreft van twee willekeurige onbekende personen. [4] Getuige [getuige 1] verklaarde buiten de flat van de aangeefster dat zij rond 13:00 uur mannen zag lopen uit de richting van de [straat 1] die ter hoogte van de [straat 2] in een witte personenauto van het merk Renault, model station, stapten en wegreden. [5] In het daaropvolgende politieonderzoek is de meest logische vluchtroute vanaf de plaats delict geanalyseerd en daaruit is gebleken dat om 13:01 uur een witte Renault Clio, model station, over de [straat 3] (de rechtbank begrijpt: in [plaats 1] ) rijdt en dat de ANPR camera’s in de nabije omgeving van deze straat voor- en na het tijdstip 13:01 uur éénmaal een Renault Clio hebben geregistreerd. Deze had het kenteken [kenteken] . [6] Uit de mutaties van de politie met betrekking tot het kenteken [kenteken] bleek dat dit voertuig op 3 mei 2019 betrokken is geweest bij een conflict tussen verdachte en [A] , de vriendin van verdachte. Beiden waren op dat moment in het bijzijn van dit voertuig en [A] is in dit voertuig weggereden. [7] Verdachte is door een verbalisant op 15 mei 2019 omstreeks 19:30 uur bij de bestuurderszijde van de Renault Clio met kentekenen [kenteken] gezien, samen met bijrijder [medeverdachte 3] , waarna kort daarna [medeverdachte 2] zich bij hen voegde. [8] Op de camerabeelden, behorende bij het flatgebouw aan de [straat 4] te [plaats 1] werd gezien dat op 15 mei 2019 rond 11:00 uur en rond 13:00 uur dezelfde drie manspersonen zich bij de flat begaven en dat dezelfde persoon aanbelde bij de woning van de aangeefster. [9] Op basis van deze camerabeelden werden twee van de drie personen door verbalisant [verbalisant 1] voor 100% herkend als [medeverdachte 2] en verdachte [verdachte] . [10] Daarnaast werd op de camerabeelden gezien dat de persoon die wordt herkend als verdachte een spijkerbroek droeg met opvallende witte vlekken/spatten. Een broek met dezelfde kenmerken werd aangetroffen en in beslag genomen in de woning waarvan verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij er elke dag komt. [11] Voorts heeft verdachte op 28 mei 2019 bij een staande houding aan de politie doorgegeven dat hij gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . [12] In het politieonderzoek HICJaguar (dat betrekking heeft op het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde) is het telefoonnummer [telefoonnummer 1] afgetapt en onderzocht. Verbalisant [verbalisant 2] constateerde dat de gebruiker van dit nummer in 6 getapte gesprekken die plaatsvonden tussen 14 mei 2019 en 4 juni 2019 zich voorstelde als [verdachte] of dat hij door de andere beller [verdachte] werd genoemd. [13] Op 26 mei 2019 heeft deze verbalisant verdachte gehoord, waarbij hij zijn stem herkende als dezelfde stem die op de getapte gesprekken te horen was. [14] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij ‘ [verdachte] ’ of ‘ [verdachte] ’ wordt genoemd. [15] De communicatie van dit telefoonnummer is opgenomen en uit de gegevens is gebleken dat dit telefoonnummer op 14 mei 2019 en 15 mei 2019 een aantal zendmasten aanstraalt in de wijk waar de aangeefster woonachtig is en dat de gebruiker van dit nummer op 15 mei 2019 omstreeks 10:04 uur een telefoongesprek voerde waarin hij zei dat hij onderweg was naar [plaats 1] . [16]
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Op basis van vorenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met twee anderen schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van meerdere sieraden van de 97-jarige mevrouw [slachtoffer 1] , waarbij aan mevrouw [slachtoffer 1] een duw is gegeven.
Op de camerabeelden van de flat zijn op 15 mei 2019 rond 11:00 uur drie mannen waargenomen. Dezelfde drie mannen worden ook op de camerabeelden rond 13:00 uur gezien. Nu dit precies de tijdstippen zijn waarvan aangeefster heeft verklaard dat de bij de diefstal betrokken man die zich voordeed als gemeenteambtenaar heeft aangebeld, en op de camerabeelden rond deze tijdstippen kennelijk geen andere mogelijke daders zijn waargenomen, kan het niet anders zijn dan dat deze drie personen betrokken zijn bij de diefstal met geweld. Verdachte is door een agent herkend als één van de drie mannen. De rechtbank heeft geen enkele aanleiding om te twijfelen aan deze herkenning. De betrouwbaarheid van de herkenning wordt ondersteund door de bij verdachte aangetroffen spijkerbroek die qua verfspatpatroon sterke overeenkomsten vertoont met de spijkerbroek die op de beelden waarneembaar is. Verder blijkt uit de opgenomen communicatie van het nummer [telefoonnummer 1] , dat door verdachte zelf is opgegeven als zijn nummer en waarvan stemherkenning door een agent heeft plaatsgevonden, dat verdachte op 15 mei 2019 aangeeft dat hij naar [plaats 1] gaat. Uit zendmastgegevens blijkt bovendien dat het nummer aanstraalt op zendmasten in de wijk van aangeefster. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de gedane stemherkenning, mede nu de gebruiker herhaaldelijk [verdachte] of [verdachte] wordt genoemd. Verdachte heeft ter zitting verklaard zowel [verdachte] als [verdachte] te worden genoemd. Tot slot is verdachte, enkele uren nadat het feit gepleegd is, gezien bij de auto met kenteken [kenteken] samen met [medeverdachte 2] . Deze auto is volgens de getuigenverklaring en camerabeelden betrokken bij de diefstal, nu de daders daarin zijn gevlucht. [medeverdachte 2] is bovendien als tweede persoon herkend op de camerabeelden van de flat en van hem is ook een DNA-mengprofiel aangetroffen op de inbeslaggenomen zeem. Voornoemde feiten en omstandigheden wijzen zodanig op betrokkenheid van verdachte bij het aan hem onder 1 ten laste feit dat van hem enige verklaring mag worden verlangd. Verdachte heeft – anders dan een blote ontkenning – echter geen aannemelijke verklaring gegeven ter weerlegging van de voornoemde bevindingen, noch heeft hij aangetoond dat hij op 15 mei 2019 zich niet in de buurt van de plaats delict begaf. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft gepleegd.
Ten aanzien van het onder 2 primair en onder 3 ten laste gelegde
De heer [slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan van een inbraak in zijn woning, gelegen aan de [adres 3] te [plaats 2] , gepleegd tussen 27 april 2019 en 29 april 2019. Bij deze inbraak zijn uit zijn woning een aantal vuurwapens met bijbehorende munitie, een kluis, waardepapieren, sieraden (waaronder een aantal paar manchetknopen), een bankpas en de auto (merk: Jaguar) van aangever met de bijbehorende sleutels weggenomen. [17] [getuige 2] , de bewoonster van de woning schuin tegenover [adres 3] , verklaarde dat zij op 29 april 2019 omstreeks 00:30 uur stemmen en brekend geluid hoorde. Ook zag zij op dat moment drie personen bij de woning en auto van aangever aan de [adres 3] zag staan. Zij hoorde dat de auto (Jaguar) van aangever wegreed. [18] Op 29 april 2019 omstreeks 03:16 uur werd met de weggenomen auto van verdachte getankt bij tankstation [bedrijf 3] aan de [straat 5] te [plaats 7] . [19] De aangever zag de volgende dag dat er omstreeks 14:19 uur een geldbedrag van € 1.000,- met de weggenomen bankpas werd gepind bij een [bedrijf 4] filiaal in [plaats 4] . Kort daarna volgden pintransacties en geldopnames van € 650,- bij [bedrijf 2] om 14:59 uur, € 2.329,38 bij een [bedrijf 5] filiaal om 15:46 uur, € 1.872,74 bij een [bedrijf 6] vestiging om 16:18 uur (aan de [straat 6] ), allen gepleegd te [plaats 3] . De laatste geldopname vond plaats bij een pinautomaat van [bedrijf 7] op 30 april 2019 om 00:05 uur in [plaats 5] . Het totaalbedrag bedroeg € 6.852,12. [20] Op de camerabeelden van [bedrijf 2] is te zien dat omstreeks het tijdstip van de voornoemde transactie een man binnenkwam en een telefoon kocht, maar vervolgens gehaast de winkel verliet zonder de telefoon mee te nemen. Deze man had een licht getinte huidskleur en droeg onder andere een blauwe spijkerbroek met witte vlekken/spetters. [21] Een broek met dezelfde kenmerken werd aangetroffen en in beslag genomen in de woning van verdachte aan de [straat 7] te [plaats 2] . [22] Verbalisant [verbalisant 3] heeft de man op voornoemde beelden herkend als verdachte. [23] De telefoon die bij [bedrijf 2] werd gekocht betrof een iPhone X voorzien van IMEI-nummer [IMEI-nummer] . [24] Een iPhone met IMEI-nummer [IMEI-nummer] is onder verdachte in beslag genomen. [25] Op 12 juni 2019 werd de woning doorzocht waar verdachte destijds verbleef en daar werden onder andere een sigarendoos en een Apple Macbook laptop aangetroffen. [26] Deze goederen werden door aangever herkend als zijn eigendom. [27] Ten slotte verklaarde medeverdachte [medeverdachte 1] dat hij in opdracht van [verdachte] [de rechtbank begrijpt: [verdachte] ] [verdachte] en een ander geld moest pinnen met een pinpas die niet van hem was, dat hij op meerdere locaties, waaronder in [plaats 5] , heeft gepind, dat hij € 1.000,- heeft omgewisseld bij een wisselkantoor aan de [straat 6] in [plaats 3] en dat hij het opgenomen geld en de pinpas weer moest afgeven aan [verdachte] . [28]
Bewijsoverwegingen ten aanzien van het onder 2 primair en 3 ten laste gelegde
De rechtbank concludeert op basis van de verklaring van de aangever [slachtoffer 2] , de verklaring van buurtbewoner [getuige 2] en de verklaring van de aangever [getuige 3] dat de woninginbraak aan de [adres 3] te [plaats 2] heeft plaatsgevonden op 29 april 2019 tussen 00:30 uur en 03:16 uur door meerdere personen. Dezelfde dag vinden er in een kort tijdsbestek een aantal pintransacties plaats die in totaal een bedrag van € 6.852,12 vormen. Op de camerabeelden van de locatie van één van deze transacties wordt verdachte herkend als degene die deze pintransactie uitvoert. De rechtbank ziet geen reden om aan deze herkenning te twijfelen en overeenkomstig hetgeen de rechtbank heeft overwogen in de bewijsoverweging ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde, komt zij tot de constatering dat verdachte dezelfde spijkerbroek bezit als de persoon die op de camerabeelden van [bedrijf 2] te zien is. Ook had verdachte de bij [bedrijf 2] gekochte iPhone in zijn bezit. Daarnaast zijn enkele van de bij de woninginbraak weggenomen goederen aangetroffen op het adres waar verdachte verblijft en heeft medeverdachte [medeverdachte 1] bij de politie verklaard dat hij in opdracht van verdachte geld moest pinnen met een gestolen pinpas en dit heeft moeten afstaan aan verdachte.
De rechtbank overweegt aldus dat verdachte nog geen halve dag na het plaatsvinden van de woninginbraak aan de [adres 3] te [plaats 2] beschikte over de weggenomen goederen en daar gebruik van maakte. Deze bevindingen wijzen zodanig op betrokkenheid van verdachte bij de aan hem onder 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten dat van hem een ontzenuwende verklaring mag worden verlangd. Verdachte heeft echter geen aannemelijke verklaring gegeven voor het feit dat een deel van de weggenomen goederen in zijn woning zijn aangetroffen en/of voor het feit dat hij gebruik heeft gemaakt van de weggenomen bankpas. Daarnaast is niet gebleken dat de weggenomen goederen in het relatief korte tijdsbestek tussen de inbraak en het moment dat verdachte over de goederen beschikte in de machtssfeer van anderen zijn geweest. Het verweer van de verdediging dat niet aangenomen kan worden dat verdachte betrokken is geweest bij de inbraak, omdat hij niet is gezien bij de weggenomen auto waarmee is getankt, volgt de rechtbank niet. Het enkele feit dat verdachte op 29 april 2019 omstreeks 03:16 uur niet is gezien bij de weggenomen auto, sluit geenszins de mogelijkheid uit dat hij op een eerder moment betrokken is geweest bij de woninginbraak.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 2 primair en onder 3 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
Op 31 mei 2019 deed [B] aangifte van een poging tot inbraak bij het bedrijf [bedrijf 8] te [plaats 6] . De aangever verklaarde dat hij van het beveiligingsbedrijf te horen kreeg dat er in het betreffende pand alarmmeldingen waren om 01:48 uur, om 04:54 uur en om 06:26 uur. [29] Verder zag de aangever dat aan de terraszijde aan de spoorlijnzijde een deur was opengebroken en dat de daders door deze deur naar binnen waren gedrongen, om vervolgens de kluis te forceren, maar dat het laatste niet gelukt is. Ook stond om 06:41 uur een deur open met een plant ervoor om de deur open te houden. [30] In het politieonderzoek HICJaguar (dat betrekking heeft op het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde) is het telefoonnummer [telefoonnummer 1] afgetapt en onderzocht. Verbalisant [verbalisant 2] constateerde dat de gebruiker van dit nummer in 6 getapte gesprekken die plaatsvonden tussen 14 mei 2019 en 4 juni 2019 zich voorstelde als [verdachte] of dat hij door de andere beller [verdachte] werd genoemd. [31] Op 26 mei 2019 heeft deze verbalisant verdachte gehoord, waarbij hij zijn stem herkende als dezelfde stem die op de getapte gesprekken te horen was. [32] Daarnaast heeft verdachte op 28 mei 2019 bij een staande houding aan de politie doorgegeven dat hij gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . [33] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij ‘ [verdachte] ’ of ‘ [verdachte] ’ wordt genoemd. [34] Op 31 mei 2019 tussen 02:07:47 uur en 07:29:17 uur vinden op de afgeluisterde telefoonlijn tussen voornoemd nummer (dat gekoppeld wordt aan verdachte) en het telefoonnummer [telefoonnummer 2] (dat gekoppeld wordt aan medeverdachte [medeverdachte 1] ) een aantal gesprekken plaats met de volgende inhoud:
“ [medeverdachte 1] : Dr staat één zo NTV, van de beveiliging.
[medeverdachte 1] : Hij staat alleen een beetje zo met ze handen in ze zakken naar binnen te kijken maar nog geeneens bij uhh ja bij DE kant. Maar gewoon aan die kant van de weg.
[verdachte] : Ja, oke hou hem in de gaten. [35]
[verdachte] : Zeker weten dat ie...NTV we hebben net open gebroken broer. NTV weet je zeker... NTV
[medeverdachte 1] : (lacht) Luister., ik kan niet... Dat hij me weer ziet, toch? Ik rij door de straat.. Ik leg het je zo uit, maar hij is weg. Er is niks aan de hand, er is geen politie bij, want die man moet wachten eb., normaal gesproken totdat de politie erbij komt
[verdachte] : Nee, maar als er niks aan de hand is, kan er ook geen politie komen, broer. [36]
[medeverdachte 1] : zegt dat ze moeten komen rijden, de kluis is los.
[medeverdachte 1] : zegt dat hij hem niet opgetild krijgt.
[verdachte] zegt dat de kluis NIET los is. Ze schreeuwen tegen elkaar.
[medeverdachte 1] : zegt dat hij (kluis) er helemaal af is. Hij moet nog de laatste 2 klappen geven. Hij zegt dat hij hem nog maar twee fikkies hoeft te geven.
[verdachte] : gelooft het niet en wil niet voor Jan lul daarheen rijden. [37]
[verdachte] : Je had tegen mij gezegd: " [verdachte] , ga met mij mee ik haal die kluis op NTV [verdachte] . Ik haal die voor... NTV los is"
[verdachte] : En dan? Is ie dan los [medeverdachte 1] ? Is ie., is ie van de muur?
[medeverdachte 1] : Is tie al los? Is tie al los? Is tie al los...vuile teringlijer van godverdomme. Moet ik het dan nog 10 keer roepen, joh [38]
[medeverdachte 1] : Ik sta, luister ik sta tegen dat hekje aan. Ja? Bij de voordeur heb ik geopend, ja? Letterlijk. Ik zit gewoon in de tuin, zeg maar tegen die spoorrails aan.
[medeverdachte 1] : He luister...Ik heb jou al tien keer gezegd Die kankerdeur staat open met de bloempot er tegenaan. [39]
Verder blijkt uit dit proces-verbaal dat beide telefoonnummers op 31 mei 2019 in de vroege ochtend zendmasten aanstraalden in [plaats 6] . [40]
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
De rechtbank stelt vast dat op 31 mei 2019 in de vroege ochtend een poging tot inbraak heeft plaatsgevonden bij het restaurant [bedrijf 8] in [plaats 6] . Uit de door de politie geverbaliseerde telefoongesprekken is gebleken dat de gebruikers van telefoonnummers [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] in de vroege ochtend van 31 mei 2019 zich in de nabije omgeving bevonden van de plaats delict. Daarnaast overweegt de rechtbank dat deze gebruikers spreken over onder andere het losmaken van een kluis, de aanwezigheid van politie en beveiliging, het al dan niet daarheen komen rijden en de aanwezigheid van spoorrails en een deur met een bloempot er tegenaan. De rechtbank komt aldus tot de conclusie dat de gebruikers van voornoemde telefoonnummers de personen zijn geweest die de poging tot inbraak hebben gepleegd bij restaurant [bedrijf 8] in [plaats 6] . Ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte bij dit feit, overweegt de rechtbank overeenkomstig hetgeen zij heeft overwogen ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde dat zij geen reden ziet om eraan te twijfelen dat verdachte op 28 mei 2019 als telefoonnummer [telefoonnummer 1] heeft doorgegeven en dat hij hiervan de gebruiker is, zoals geverbaliseerd door verbalisant [verbalisant 2] . Het verweer van de verdediging dat de geverbaliseerde gesprekken niet serieus dienen te worden genomen en hoogstens bijdragen aan de verdenking van medeplichtigheid aan de zijde van verdachte, wordt weersproken door de bewijsmiddelen. Uit het gegeven dat verdachte zich in de nabije omgeving van de plaats delict begaf en het concrete overleg over het vervoeren van de kluis draagt bij aan de conclusie van de rechtbank dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de mededader. De rechtbank acht het onder 4 ten laste gelegde feit eveneens wettig en overtuigend te bewijzen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
op 15 mei 2019 te [plaats 1] , tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen diverse sieraden, geheel toebehorende aan [slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum 2] 1922), welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn mededaders die 97-jarige [slachtoffer 1] een duw heeft/hebben gegeven;
Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde
op 29 april 2019 te [plaats 2] , tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan de [adres 3] ) heeft weggenomen vuurwapens met bijbehorende munitie en een kluis en waardepapieren en een personenauto (Jaguar) en sleutels en diverse sieraden en een bankpas en een laptop en een sigarendoos, geheel toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of zijn huisgenoten, waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
op meer tijdstippen in de periode van 29 april 2019 tot en met 30 april 2019 te [plaats 3] en [plaats 4] en [plaats 5] , tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (door te pinnen) heeft weggenomen geldbedragen van in totaal € 6.852,12, welke geldbedragen geheel toebehoorden aan [slachtoffer 2] en/of [bedrijf 1] B.V., waarbij hij, verdachte en zijn mededaders het weg te nemen geld onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een bankpas op naam van [bedrijf 1] B.V. (met bijbehorende pincode)
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
op 31 mei 2019 te [plaats 6] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een (bedrijfs)pand (" [bedrijf 8] ", gelegen aan de [adres 4] ) weg te nemen geld en/of goed(eren) van zijn/hun gading, geheel toebehorende aan [B] , en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, als volgt heeft gehandeld, hebbende hij, verdachte en zijn mededader
- de (zij)deur van het (bedrijfs)pand opengebroken en
- in het (bedrijfs)pand getracht de kluis open te breken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij een bewezenverklaring van een of meerdere feiten de door de officier van justitie gevorderde straf te matigen en te volstaan met een gevangenisstraf van ten hoogste 2 maanden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De persoon van de verdachte
Uit een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 16 oktober 2019 blijkt dat verdachte op 14 augustus 2014 door de Duitse rechter veroordeeld is tot een gevangenisstraf van 6,5 jaar voor een vermogensdelict met geweld. Verdachte liep ten tijde van onderhavige feiten in de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor dit feit. De rechtbank houdt daarnaast rekening met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van een advies van Reclassering Nederland van 9 december 2019, opgemaakt door S. Brouwers, reclasseringswerker. In dit rapport wordt geconcludeerd dat verdachte al meerdere malen een reclasseringstoezicht opgelegd heeft gekregen en dat dit toezicht meerdere malen negatief geretourneerd werd. De reclassering adviseert daarom een straf zonder bijzondere voorwaarden, omdat zij geen mogelijkheden zien om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen.
De rechtbank neemt de conclusies van de reclassering over en maakt die tot de hare.
De ernst van de feiten
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich in een zeer kort tijdsbestek schuldig gemaakt aan vier ernstige strafbare feiten. Ten eerste heeft verdachte een diefstal uit een woning gepleegd door met twee anderen middels een babbeltruc binnen te dringen bij het slachtoffer, een 97-jarige vrouw die alleen woont. Uit het dossier blijkt dat de diefstal op berekenende wijze is uitgevoerd. Verdachten hebben zich voorgedaan als gemeentewerkers en op slinkse wijze gebruik gemaakt van een in de flat van aangeefster opgehangen briefje dat er watercontroles zouden plaatsvinden Nadat verdachte en zijn mededaders de woning zijn binnengedrongen, hebben zij geweld gebruikt tegen het slachtoffer door haar de badkamer in te duwen, waarna twee van de drie daders de woning hebben doorzocht en daarbij diverse sieraden hebben weggenomen. Verdachte en zijn mededaders hebben hierbij misbruik gemaakt van het vertrouwen van het slachtoffer en de kwetsbare positie waarin zij zich bevindt. Uit de aangifte blijkt dat het slachtoffer veel angst heeft ervaren. Gelet op de leeftijd van het slachtoffer hebben de verdachte en zijn mededaders, door haar de badkamer in te duwen, het risico op de koop toe genomen dat zij ten val zou komen met mogelijk ernstige of onherstelbare gevolgen. Daarnaast hebben verdachte en zijn mededaders een aantal sieraden weggenomen die voor het slachtoffer van grote emotionele waarde waren. De sieraden waren het enige wat aangeefster bij een vlucht uit haar huis tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft kunnen meenemen. Dat zij deze sieraden nu op 97-jarige leeftijd is kwijtgeraakt door een dergelijke laffe en berekenende diefstal, rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Daarnaast heeft verdachte zich met anderen schuldig gemaakt aan een woninginbraak waarbij een groot aantal (waardevolle) goederen zijn weggenomen. Ook hierbij zijn niet alle weggenomen goederen teruggevonden, waardoor het slachtoffer veel schade heeft geleden. Direct na de woninginbraak hebben verdachte en zijn mededaders geprofiteerd van hun buit door met de bankpas van het slachtoffer een aantal grote geldbedragen op te nemen, dan wel een aantal dure telefoons aan te schaffen. Door op deze wijze te handelen heeft verdachte geen respect getoond voor andermans eigendom en een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer.
Ten slotte hebben verdachte en zijn mededader zich schuldig gemaakt aan een poging tot inbraak bij een restaurant. Het is enkel aan het functionerende alarmsysteem te danken dat deze bedrijfsinbraak niet is voltooid. De verdachte en zijn mededader hebben hierbij schade toegebracht aan een van de deuren van het restaurant en de kluis. Deze feiten veroorzaken doorgaans veel overlast en gevoelens van onveiligheid bij de slachtoffers.
De rechtbank overweegt voorts dat verdachte geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden en zich niet bekommert om de gevolgen van zijn daden voor andere mensen. Verdachte handelt puur uit het oogpunt van zijn eigen financieel gewin en staat niet open voor gedragsverandering. Het feit dat verdachte nog een flinke straf boven zijn hoofd had hangen, in de vorm van de voorwaardelijke invrijheidsstelling, weerhield hem ook niet van het plegen van onderhavige feiten. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden overweegt de rechtbank dan ook dat geen andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd dient te worden. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren met aftrek van het reeds ondergane voorarrest, passend en geboden. De rechtbank legt een hogere straf op dan door de officier van justitie is geëist. Dat komt omdat de rechtbank de strafeis gelet op de ernst van met name het onder 1 bewezenverklaarde, de documentatie van verdachte en zijn houding te laag vindt. De rechtbank ziet door de proceshouding van verdachte mede geen aanleiding een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen schroevendraaiers en het breekijzer verbeurd te verklaren en de schoenen te retourneren aan de verdachte.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om alle in beslag genomen goederen te retourneren aan de verdachte.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de na te noemen in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaren, te weten:
  • 1 STK Breekijzer (goednummer: G2432194);
  • 1 STK Schroevendraaier (goednummer G2450419);
  • 1 STK Schroevendraaier (goednummer G2450410);
  • 1 STK Schroevendraaier (goednummer G2450427).
Deze voorwerpen zijn bestemd tot het begaan van de onder 2 primair en onder 4 bewezen verklaarde feiten.
Teruggave aan de verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan de verdachte van de na te noemen in beslag genomen voorwerpen, te weten:
  • 2 STK Schoenen (goednummer G2450430);
  • 2 STK Schoenen (goednummer G2450437);
  • 2 STK Schoenen (goednummer G2450448);
  • 2 STK Schoenen (goednummer onbekend).

10.VORDERING HERROEPING VOORWAARDELIJKE INVRIJHEIDSSTELLING

Bij beslissing van de meervoudige kamer voor strafzaken, naar aanleiding van de vordering ex artikel 18 van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen van de officier van justitie in dit arrondissement d.d. 14 augustus 2015 (parketnummer 16/700141-15), strekkende tot het verlenen van verlof tot tenuitvoerlegging in Nederland van de rechterlijke beslissing van de grote strafkamer van het Landgericht Koblenz (Duitsland) d.d. 14 augustus 2014, is aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren en 6 maanden opgelegd, met aftrek van de tijd gedurende welke veroordeelde ter zake van dit feit in Duitsland en in Nederland van zijn vrijheid beroofd is geweest. De periode van voorwaardelijke invrijheidsstelling als bedoeld in artikel 15 van het Wetboek van Strafrecht (hierna te noemen v.i.) bedraagt 675 dagen en is verleend per 18 januari 2018. De officier van justitie heeft ter terechtzitting aangegeven dat de vordering ten aanzien van de resterende v.i. periode thans 120 dagen betreft.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de v.i.-periode gedeeltelijk te herroepen voor een periode van 120 dagen. Daartoe is gesteld dat de veroordeelde de aan de v.i. gestelde algemene voorwaarde heeft overtreden, in die zin dat hij opnieuw een strafbaar feit heeft gepleegd.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, gelet op de bepleite vrijspraak, zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot herroeping van de v.i. afgewezen dient te worden.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Artikel 15a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bepaalt dat de voorwaardelijke invrijheidsstelling geschiedt onder de algemene voorwaarde dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. Volgens artikel 15g van het Wetboek van Strafrecht kan de voorwaardelijke invrijheidstelling geheel of gedeeltelijk worden herroepen indien de veroordeelde de daaraan verbonden voorwaarden niet heeft nageleefd.
De rechtbank stelt vast dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten. De veroordeelde heeft immers de in dit vonnis bewezen verklaarde feiten gepleegd en heeft zich daarmee niet gehouden aan de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit. De consequenties van het niet naleven van de aan de v.i. verbonden voorwaarden komen geheel voor rekening en risico van de veroordeelde.
De rechtbank zal, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, de v.i. van de veroordeelde gedeeltelijk herroepen voor een periode van 120 dagen.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 45, 57, 63, 311, 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, onder 2 primair, onder 3 en onder 4 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
3 jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
  • 1 STK Breekijzer (goednummer: G2432194);
  • 1 STK Schroevendraaier (goednummer G2450419);
  • 1 STK Schroevendraaier (goednummer G2450410);
  • 1 STK Schroevendraaier (goednummer G2450427);
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen:
  • 2 STK Schoenen (goednummer G2450430);
  • 2 STK Schoenen (goednummer G2450437);
  • 2 STK Schoenen (goednummer G2450448);
  • 2 STK Schoenen (goednummer onbekend);
Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling met v.i.-nummer 99-000672-43
  • wijst de vordering tot herroeping gedeeltelijk toe;
  • gelast dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, te weten 120 dagen, alsnog moet worden ondergaan.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Gerritse, voorzitter, mrs. E. Akkermans en C. van de Lustgraaf, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Jaâter, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 december 2019.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 15 mei 2019 te [plaats 1] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen diverse sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum 2] 1922), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) die 97-jarige [slachtoffer 1] een duw heeft gegeven;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
2.
hij in of omstreeks de periode van 27 april 2019 tot en met 29 april 2019 te [plaats 2] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres 3] ) heeft weggenomen een of meer vuurwapen(s) met bijbehorende munitie
en/of een kluis en/of waardepapieren en/of een personenauto (Jaguar) en/of sleutels en/of diverse sieraden en/of een bankpas en/of een laptop en/of een sigarendoos, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of zijn huisgenoten, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen
goed(eren) zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 29 april 2019 tot en met 30 april 2019 te [plaats 2] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een bankpas op naam van [bedrijf 1] B.V. en/of een laptop en/of een sigarendoos heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 29 april 2019 tot en met 30 april 2019 te [plaats 3] en/of [plaats 4] en/of [plaats 5] en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (door te pinnen) heeft weggenomen een of meer geldbedrag(en) (van in totaal € 6.852,12), welk(e) geldbedrag(en) geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [slachtoffer 2] en/of [bedrijf 1] B.V., althans een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s) het weg te nemen geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van (een) valse sleutel(s), te weten een bankpas op naam van [bedrijf 1] B.V. (met bijbehorende pincode), in elk geval (een) sleutel(s) tot het gebruik waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd
was/waren.
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht )
4.
hij op of omstreeks 31 mei 2019 te [plaats 6] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (bedrijfs)pand (" [bedrijf 8] ", gelegen aan de [adres 4] ) weg te nemen geld en/of goed(eren) van zijn/hun
gading, geheel of ten dele toebehorende aan [B] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen geld en/of goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, als volgt heeft gehandeld, hebbende hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- de (zij)deur van het (bedrijfs)pand opengebroken en/of
- in het (bedrijfs)pand getracht de kluis open te breken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 2 september 2019, genummerd 2019125102, opgemaakt door politie districtsrecherche Oost- Utrecht , doorgenummerd 1 tot en met 468. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 179.
3.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 180.
4.Een geschrift, inhoudende een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 24 september 2019 met zaaknummer 2019.07.05.135, pagina 2 en een geschrift, inhoudende een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 28 augustus 2019 met zaaknummer 2019.06.19.072, pagina 2.
5.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 192.
6.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 195.
7.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 197.
8.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 224.
9.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 233 en 236.
10.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 269 en 270.
11.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 148 tot en met 152 en een proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 13 december 2019.
12.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 121.
13.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 134.
14.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 135.
15.Een proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 13 december 2019.
16.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 287, 289 en 290.
17.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , pagina 18 en 19 en een proces-verbaal van bevindingen, pagina 45.
18.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 48.
19.Een proces-verbaal van aangifte van [getuige 3] , pagina 65.
20.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , pagina 19.
21.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 117 en 118.
22.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 148 tot en met 152.
23.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 109.
24.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , pagina’s 115 en 116.
25.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 119.
26.Een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, pagina 451.
27.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 167.
28.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 402.
29.Een proces-verbaal van aangifte van [B] , pagina 295.
30.Een proces-verbaal van aangifte van [B] , pagina 296.
31.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 134.
32.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 135.
33.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 121.
34.Een proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 13 december 2019.
35.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 316.
36.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 318.
37.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 322.
38.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 323.
39.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 325.
40.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 322, pagina 325.