ECLI:NL:RBMNE:2019:6779
Rechtbank Midden-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in zaak van poging woninginbraak met onvoldoende bewijs
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 19 november 2019, stond de verdachte terecht voor de poging tot woninginbraak op 9 mei 2019. De rechtbank heeft het vonnis uitgesproken na een zitting op 5 november 2019, waar de officier van justitie, mr. A. Drogt, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. E.D. van Elst, hun standpunten naar voren brachten. De verdachte, geboren in 2001, ontkende betrokkenheid bij de inbraakpoging en verklaarde die avond in de moskee te zijn geweest voor extra gebeden tijdens de Ramadan. Na de gebeden zou hij een medeverdachte zijn tegengekomen, waarna zij kort daarna zijn aangehouden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er op de bewuste nacht een melding van een woninginbraak was gedaan door buren. De verdachte werd enkele minuten na de melding met twee anderen aangetroffen op ongeveer 150 meter van de plaats delict. Bij de fouillering van de verdachte werd een bivakmuts aangetroffen, en er waren aanwijzingen dat gereedschap dat bij de medeverdachte was aangetroffen, gebruikt was bij de inbraakpoging. Ondanks deze aanwijzingen, concludeerde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te verbinden aan de inbraak. Getuigenverklaringen gaven aan dat de inbrekers in verschillende richtingen waren weggelopen, wat de mogelijkheid openhield dat de verdachte niet bij de inbraak betrokken was.
De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de verdachte niet overtuigend konden worden weerlegd door de beschikbare bewijsmiddelen. Er was geen bewijs dat de verdachte daadwerkelijk bij de woning was geweest, en de rechtbank kon niet wettig en overtuigend vaststellen dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de poging tot woninginbraak en werd het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.