ECLI:NL:RBMNE:2019:6778

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 november 2019
Publicatiedatum
15 februari 2023
Zaaknummer
16/111972-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot woninginbraak met braakschade en overlast voor het slachtoffer

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 19 november 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot woninginbraak. De verdachte, geboren in 2001, werd beschuldigd van het samen met anderen proberen in te breken in een woning in de nacht van 9 mei 2019. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders braakschade hebben veroorzaakt aan de woning, wat leidde tot overlast voor het slachtoffer. De rechtbank heeft de zaak behandeld op tegenspraak, waarbij de officier van justitie, mr. A. Drogt, de vordering heeft ingediend en de verdediging werd gevoerd door mr. E.H. Bokhorst.

De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en de bewijsvoering gewogen. De getuigenverklaringen, de aangifte van het slachtoffer en de aangetroffen sporen op de plaats delict waren cruciaal voor de bewijsvoering. De verdachte werd kort na de poging tot inbraak aangetroffen met een breekijzer en schroevendraaiers, die overeenkwamen met de sporen die op de plaats delict waren aangetroffen. Ondanks de verdediging die pleitte voor vrijspraak op basis van de betrouwbaarheid van het geurspoor, oordeelde de rechtbank dat de betrokkenheid van de verdachte bij de poging tot inbraak wettig en overtuigend bewezen was.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 100 dagen, waarvan 29 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte. De rechtbank heeft ook de aanbevelingen van de reclassering in overweging genomen, die pleitte voor het toepassen van het jeugdstrafrecht en begeleiding door de jeugdreclassering. De uitspraak is gedaan in het kader van de bijzondere bepalingen voor jeugdige personen, gezien de leeftijd van de verdachte ten tijde van het feit.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/111972-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 19 november 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] ,
wonende op [adres] , [woonplaats] ,
uit anderen hoofde gedetineerd in Rijks Justitiële Jeugdinrichting [verblijfplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 november 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Drogt en van hetgeen verdachte en mr. E.H. Bokhorst, advocaat te Veenendaal, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 9 mei 2019 te [woonplaats] , in de nacht met anderen heeft geprobeerd geld en/of goederen weg te nemen uit een woning gelegen aan de [adres] , door middel van braak, namelijk door te proberen de voordeur en/of achterdeur en/of een raam open te breken.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen en baseert zich daarvoor op de bewijsmiddelen zoals deze zich in het dossier bevinden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde en voert daartoe aan dat het geurspoor dat de politiehond heeft gevolgd geen betrouwbare informatie geeft over het daderschap van verdachte, omdat ook willekeurige derden, waaronder de verbalisanten zelf, over het spoor kunnen hebben gelopen en daarom door de politiehond benaderd kunnen worden. Het is niet mogelijk om op die manier vast te stellen dat een persoon die op het spoor te vinden is, het spoor ook heeft veroorzaakt. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat hij het bij hem aangetroffen gereedschap heeft gevonden, hetgeen mogelijk is als de daders het gereedschap hebben laten vallen bij hun vlucht. Ten slotte verklaarde getuige [getuige] dat één van de verdachten een bril had met een donker montuur. Verdachte heeft een bril, net als heel veel anderen, maar zonder donker montuur.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Op 9 mei 2019 deed getuige [aangever] namens [benadeelde] aangifte van een poging tot woninginbraak bij zijn buren, die diezelfde nacht plaatsvond op het adres [adres] te [woonplaats] . Omstreeks 01:15 uur hoorde hij gebonk uit de richting van de woning van zijn buren. [2] De getuige keek naar buiten en zag twee jongens voor de woning staan. Zijn echtgenote zag drie jongens staan. Nadat de getuige direct 112 had gebeld en de politie ter plaatse kwam, zag hij afdrukken van een breekvoorwerp op de voordeur en het deurkozijn van de woning, alsmede afdrukken van een breekvoorwerp op het raam en het raamkozijn aan de achterzijde van de woning. [3]
Kort na de melding, omstreeks 01:18 uur, reden twee verbalisanten in de richting van de woning aan de [adres] te [woonplaats] . Na twee tot drie minuten reden de verbalisanten op de [wooncomplex] te [woonplaats] en daar zagen zij drie personen lopen, welke allen donker gekleed waren. De plaats waar deze jongens werden aangetroffen lag op ongeveer 150 meter afstand van het adres [adres] . Na de staandehouding van deze drie personen bleek verdachte een van deze personen te zijn. [4]
Getuige [getuige] , de echtgenote van aangever [aangever] , verklaarde dat zij omstreeks 02:20 uur (de rechtbank begrijpt: 01:20 uur) drie jongens, van vermoedelijk Marokkaanse afkomst en rond de 17 jaar oud, bij de buren op het erf zag staan die allen in het donker gekleed waren en waarvan er één volgens haar een groot model bril droeg met een donker montuur. [5] Bij de staandehouding van verdachte is een foto van hem gemaakt, waarop te zien is dat hij een relatief groot model bril draagt. [6]
Bij het fouilleren van verdachte na de staandehouding werden een blauwkeurig breekijzer en twee lange schroevendraaiers met platte koppen aangetroffen. [7] Het breekijzer is in een nader uitgevoerd werktuigsporenonderzoek aangemerkt als werktuig [A] en de twee schroevendraaiers zijn aangemerkt als werktuig [B] en werktuig [C]. [8] De politie heeft op de plaats delict werktuigsporen bij de voordeur, de achterdeur en het raam aan de achterzijde van de woning aangetroffen en in het nader uitgevoerde werktuigsporenonderzoek deze sporen respectievelijk aangemerkt als indruksporen [3], [5] en [6]. [9] In het werktuigsporenonderzoek is onderzocht of deze sporen zijn veroorzaakt met de bij verdachte aangetroffen werktuigen. [10] Hierbij is door de onderzoeker geconcludeerd dat de afgevormde indruksporen [3] en [5] zijn veroorzaakt met breekijzer [A] en de indruksporen [6] zijn veroorzaakt met schroevendraaiers [B] en [C]. [11]
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt vast dat er op 9 mei 2019 omstreeks 01:15 uur een poging tot woninginbraak heeft plaatsgevonden bij de woning op het adres [adres] te [woonplaats] . Verdachte is enkele minuten later op een betrekkelijk kleine afstand van de plaats delict aangetroffen. Verder droeg hij op dat moment een breekijzer en twee schroevendraaiers bij zich en uit het door de politie uitgevoerde werktuigsporenonderzoek is gebleken dat enkele van de bij de woning aangetroffen braaksporen zijn veroorzaakt met hetzelfde breekijzer en dezelfde schroevendraaiers. Daarnaast heeft getuige [getuige] verklaard dat de daders een Marokkaans uiterlijk hadden en dat er één een groot model bril droeg, hetgeen overeenkomt met hoe verdachte eruit ziet. De omstandigheid dat de bril van verdachte geen donker montuur heeft doet, gelet op het nachtelijke tijdstip en de korte tijd dat de getuige zicht heeft gehad op de daders, niet af aan de betrouwbaarheid van haar verklaring in zijn geheel. Voornoemde omstandigheden wijzen zodanig op betrokkenheid van verdachte bij het aan hem ten laste gelegde feit dat van hem enige verklaring mag worden verlangd. Verdachte heeft vanaf zijn aanhouding tot en met het onderzoek ter terechtzitting zich consequent op zijn zwijgrecht beroepen, met uitzondering van zijn verklaring bij de rechter-commissaris op 10 mei 2019, waarin hij heeft gesteld dat hij het breekijzer onderweg heeft gevonden. [12] Echter, de verdediging heeft deze stelling niet nader onderbouwd en verdachte wenst ter terechtzitting niets te verklaren, waardoor de rechtbank dan ook tot de conclusie komt dat verdachte geen aannemelijke verklaring heeft afgelegd ten aanzien van de voor hem zeer belastende bevindingen. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft gepleegd.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 9 mei 2019 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan de [adres] ) weg te nemen geld en/of goederen, toebehorende aan [benadeelde] , en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, heeft getracht de voordeur en achterdeur en een raam aan de achterzijde van die woning open te breken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
poging tot diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd op een besloten erf waarop een woning staat door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 4 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om, indien de rechtbank tot een strafoplegging komt, te volstaan met een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf die gelijk is aan het door verdachte ondergane voorarrest.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot woninginbraak, zoals hiervoor bewezen verklaard, waarbij hij samen met anderen braakschade heeft toegebracht aan de woning en daarmee overlast heeft veroorzaakt bij het slachtoffer. Door op deze wijze te handelen heeft verdachte geen respect getoond voor andermans eigendom en een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Daarnaast is uit de aangifte gebleken dat het slachtoffer op vakantie was ten tijde van het feit, waardoor het enkel aan de oplettendheid van zijn buren is te danken dat de woninginbraak niet is voltooid. Desalniettemin moet het handelen van verdachte en zijn mededaders voor gevoelens van onveiligheid en angst hebben gezorgd bij het slachtoffer en anderen die woonachtig zijn in de (directe) omgeving van het slachtoffer. Ten slotte weegt de rechtbank mee dat verdachte geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen.
De rechtbank heeft tevens acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en op straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd.
Persoon van de verdachte
Uit een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 16 oktober 2019 blijkt dat verdachte voor soortgelijke feiten eerder met justitie in aanraking is gekomen en hiervoor onherroepelijk is veroordeeld. Deze veroordeling heeft verdachte er niet van weerhouden zich wederom schuldig te maken aan een strafbaar feit.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een advies van Reclassering Nederland van 30 juli 2019, opgemaakt door H. Wiebe, reclasseringswerker. De reclassering adviseert het jeugdstrafrecht toe te passen en stelt daartoe dat bij verdachte bepaalde denkfouten optreden die wijzen op cognitieve tekorten en dat er aanwijzingen voor beïnvloedbaarheid zijn die kunnen duiden op cognitieve beperkingen. Daarnaast acht de reclassering het gewenst dat verdachte zijn scholing voortzet, maakt hij nog deel uit van een gezin en is hij afhankelijk van begeleiders en verzorgers wat betreft zelfstandig functioneren. De reclassering adviseert daarom, met toepassing van het jeugdstrafrecht, een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden begeleiding door de jeugdreclassering, waarvan de eerste 6 maanden ITB-Harde Kern, een ambulante behandeling door Fivoor, een contactverbod met de medeverdachten, een locatiegebod op zijn verblijfsadres op vooraf vastgestelde tijdstippen met elektronische controle, het volgen van onderwijs en het meewerken aan het toewerken naar een stabiele en controleerbare inkomstenbron.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen door mevrouw R. van de Graaf, medewerker van Samen Veilig Midden-Nederland, ter terechtzitting naar voren is gebracht. Zij stelt dat zij zich ernstige zorgen maakt over verdachte en dat er in een andere zaak een verzoek ligt om een multidisciplinair onderzoek uit te voeren.
De rechtbank neemt de conclusies van de reclassering over en maakt die tot de hare.
Jeugdstrafrecht
De verdachte was ten tijde van het bewezen verklaarde 18 jaar oud, zodat in beginsel het commune strafrecht van toepassing is. De rechtbank ziet echter aanleiding om voor dit feit recht te doen overeenkomstig de bijzondere bepalingen voor jeugdige personen, zoals volgt uit de artikelen 77g tot en met 77hh van het Wetboek van Strafrecht. Daarbij is gelet op hetgeen de reclassering heeft geconcludeerd ten aanzien van de persoon van de verdachte en de omstandigheid dat verdachte ten tijde van het bewezen verklaarde nog geen maand 18 jaar was.
Conclusie
Alles afwegende acht de rechtbank, gelet op de ernst van de feiten en daarbij rekening houdend met de persoon van verdachte, een jeugddetentie voor de duur van 100 dagen, waarvan 29 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden met aftrek van het reeds door verdachte ondergane voorarrest, zodat verdachte niet opnieuw in detentie komt ten aanzien van het onderhavige feit. Aan de voorwaardelijke jeugddetentie zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de reclassering, met uitzondering van het contactverbod met de medeverdachten nu deze bij vonnissen van vandaag zijn vrijgesproken van deze verdenking.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 45, 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden;
  • bepaalt dat van de jeugddetentie een gedeelte van
  • stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
  • als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich zal houden aan de aanwijzingen, gegeven door Samen Veilig Midden-Nederland in het kader van de maatregel Toezicht & Begeleiding, waarvan de eerste 6 maanden ITB-Harde Kern, en verdachte zich meldt op afspraken met de jeugdreclassering, zo vaak de jeugdreclassering dat nodig vindt;
* meewerkt aan psychologisch onderzoek en meewerkt aan eventueel daaruit voortvloeiende behandeling, waarbij het onderzoek en de behandeling zal worden uitgevoerd door Fivoor of een soortgelijke (forensische) zorgverlener, te bepalen door de reclassering van Samen Veilig Midden-Nederland en verdachte zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling, waarbij de behandeling de gehele proeftijd duurt of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
* op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig is op het verblijfsadres [adres] te [woonplaats] , waarbij de reclassering de precieze tijdstippen vaststelt in overleg met betrokkene en mede afhankelijk van de dagbesteding. Verdachte werkt mee aan (de aansluiting van) elektronische controle in verband met dit locatiegebod. Verdachte gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische controle nodig is dat verdachte in Nederland blijft. Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daar toestemming voor geeft. Het locatiegebod en de elektronische controle daarop duurt maximaal zes maanden of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
* zich inzet voor het vinden en behouden van passend onderwijs dan wel een andere vorm van dagbesteding;
- waarbij Samen Veilig Midden-Nederland opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. van Rijssen, voorzitter tevens kinderrechter, mrs. E. Akkermans en H.F. Koenis, (kinder)rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Jaâter, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 november 2019.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 9 mei 2019 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres] ) weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen/geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking, inklimming, een valse sleutel, als volgt heeft gehandeld, hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededaders getracht de voordeur en/of achterdeur en/of een raam aan de achterzijde van die woning open te breken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 9 mei 2019, genummerd 2019135235, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 99, het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 17 mei 2019, genummerd 2019135235-A, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 100 tot en met 115 en het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 17 september 2019, genummerd 2019135235-B, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 116 tot en met 281. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffende de processen-verbaal van 17 mei 2019 en 17 september 2019, dan worden hieraan (A) respectievelijk (B) toegevoegd.
2.Een proces-verbaal van aangifte van [aangever] namens [benadeelde] , pagina 61.
3.Een proces-verbaal van aangifte van [aangever] namens [benadeelde] , pagina 62.
4.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 65.
5.Een proces-verbaal van getuige [getuige] , pagina 213 en 214 (B).
6.Bijlage bij een proces-verbaal van bevindingen, pagina 72.
7.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 66.
8.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 216 en 217 (B).
9.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 217 (B).
10.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 218 (B).
11.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 219 (B).
12.Een proces-verbaal van verhoor verdachte op 10 mei 2019.