ECLI:NL:RBMNE:2019:6777

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 november 2019
Publicatiedatum
15 februari 2023
Zaaknummer
16/111943-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van poging tot woninginbraak met onvoldoende bewijs

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, is de verdachte beschuldigd van een poging tot woninginbraak op 9 mei 2019 in [woonplaats]. De rechtbank heeft op 19 november 2019 uitspraak gedaan na een onderzoek op de terechtzittingen van 21 augustus en 5 november 2019. De officier van justitie, mr. A. Drogt, heeft betoogd dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. E.D. van Elst, vrijspraak heeft bepleit. De verdachte heeft verklaard dat hij op het moment van de inbraak in de moskee was en dat hij de medeverdachten pas later is tegengekomen. Getuigen hebben verklaard dat er drie jongens waren, waarvan niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat zij betrokken waren bij de inbraak.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er op de bewuste nacht een melding van een woninginbraak is gedaan en dat de verdachte kort daarna met twee anderen in de buurt werd aangetroffen. Er was gereedschap bij een medeverdachte aangetroffen dat gebruikt was bij de inbraakpoging. Echter, de rechtbank oordeelt dat de verklaringen van getuigen en de omstandigheden onvoldoende bewijs bieden om de verdachte te veroordelen. De rechtbank concludeert dat er geen wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte daadwerkelijk betrokken was bij de woninginbraak. Daarom spreekt de rechtbank de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit en heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/111943-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 19 november 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 21 augustus 2019 en 5 november 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Drogt en van hetgeen verdachte en mr. E.D. van Elst, advocaat te Veenendaal, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 9 mei 2019 te [woonplaats] , in de nacht met anderen heeft geprobeerd geld en/of goederen weg te nemen uit een woning gelegen aan de [adres] , door middel van braak, namelijk door te proberen de voordeur en/of achterdeur en/of een raam open te breken.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen en baseert zich daarvoor op de bewijsmiddelen zoals deze zich in het dossier bevinden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde en voert daartoe aan dat verdachte een logische en plausibele verklaring heeft afgelegd ten aanzien van zijn aanwezigheid in de buurt van de plaats delict, korte tijd nadat er een melding van een poging woninginbraak was gedaan. Tijdens de maand Ramadan zijn er in moskeeën de hele nacht gebeden en verdachte heeft die nacht ook een aantal gebeden bijgewoond. Kort daarna is hij op weg naar huis de medeverdachten tegengekomen, wat een van de medeverdachten ook bevestigt. Verder heeft getuige [getuige] verklaard dat er drie jongens waren, waarvan er één de ene kant opliep en twee de andere kant op, waardoor het niet vaststaat dat de daders bij elkaar zijn gebleven. Daarnaast is verdachte niet weggerend toen de politie hem benaderde en is er niets bij hem aangetroffen waaruit zijn betrokkenheid bij de woninginbraak kan worden afgeleid. Ten slotte is de politiehond bij zijn zoektocht in de richting van het groepje van verdachte en de medeverdachten gelopen, maar werd hij al snel teruggetrokken door de verbalisant, waardoor er niet meer dan een aanwijzing is dat een van de drie aangetroffen verdachten mogelijk met de woninginbraak te maken heeft gehad.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van het procesdossier vast dat op 9 mei 2019 omstreeks 01:15 uur een poging tot woninginbraak heeft plaatsgevonden bij het adres [adres] te [woonplaats] . Op voornoemde datum en tijdstip werd door de buren van de bewoners van [adres] een melding gedaan van een woninginbraak door twee of drie personen.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte een van deze personen is geweest. De rechtbank stelt vast dat verdachte enkele minuten na de melding midden in de nacht met twee andere jongens is aangetroffen op ongeveer 150 meter van de plaats delict. Daarnaast is er bij een medeverdachte gereedschap aangetroffen. Onderzoek heeft uitgewezen dat dit gereedschap is gebruikt bij de inbraakpoging. Deze bevindingen wijzen op betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde feit. De rechtbank stelt evenwel vast dat daar tegenover staat dat getuige [getuige] heeft verklaard dat zij zag dat de inbrekers wegliepen en dat twee verdachten de ene kant en één verdachte de andere kant opgingen. De politie heeft gerelateerd dat zij kort na de melding 3 personen zag staan waarvan verdachte er één was. Door de verklaring van getuige [getuige] blijft de mogelijkheid bestaan dat de drie staande gehouden jongens niet (allen) dezelfde personen betreffen die getuige [getuige] bij de woning heeft gezien. Dat de politiehond een geurspoor van [adres] naar de drie staande gehouden jongens heeft gevolgd kan evenmin tot bewijs van betrokkenheid van alle drie leiden, nu niet valt uit te sluiten dat de hond slechts is afgegaan op de geur van 1 of 2 van de staande gehouden jongens. Het door de politie uitgevoerde buurtonderzoek heeft verder geen relevante resultaten opgeleverd en het voorgenomen schoensporenonderzoek is om onbekend gebleven redenen niet uitgevoerd. Er is aldus geen bewijs dat verdachte daadwerkelijk bij de woning aan de [adres] is geweest en de verklaring van verdachte, dat hij uit de moskee kwam en de medeverdachten pas net was tegengekomen, wordt onvoldoende door bewijsmiddelen weerlegd.
De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte vrijspreken.

5.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. van Rijssen, voorzitter, mrs. E. Akkermans en H.F. Koenis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Jaâter, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 november 2019.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 9 mei 2019 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres] ) weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen/geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking, inklimming, een valse sleutel, als volgt heeft gehandeld, hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededaders getracht de voordeur en/of achterdeur en/of een raam aan de achterzijde van die woning open te breken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )